Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Lucas
Hoofdstuk 8

   
(Ga met de muis op een groene naam staan, dan ziet u de betekenis.
Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)


1 En het gebeurde, achtereenvolgens, dat Hij door stad en dorp reist*, het koninkrijk van °Godgrieks: Theos - Plaatser of Onderschikker proclamerend en evangeliserend. En de twaalf waren samen met Hem. Hij nu zei tot hen: "Ik moet ook aan de andere steden het evangelie van het koninkrijk van °God brengen, want hiervoor werd Ik afgevaardigd." (SW)[Luc. 4:43]
2 En enige vrouwen, die genezen waren geworden vanaf boosaardige geesten en zwakheden: Mariahun opstand (??), die Magdalenatoren wordt genoemd, uit wie zeven demonen waren uitgekomen,
3 en Johannabegenadigde, vrouw van Chusasziener, gevolmachtigde van Herodeszoon van Heros - held of afgod, en Susanna (egyptisch) lotusbloem - (hebreeuws) lelie en vele andere vrouwen, die Hem bedienden vanuit het hunne. 55 En er waren daar ook vele vrouwen, van verre aanschouwend, die °Jezus volgen vanaf °Galilea, Hem bedienend. 56 Onder hen was Maria °Magdalena, en Maria, de moeder van °Jakobus en van Joses, en de moeder van de zonen van Zebedeüs. [ (SW)[Matt. 27:55,56]
4 Een talrijke schare nu samen zijnde en die overeenkomstig hun stad naar Hem op- en afgaan, tot hen zei Hij door een parabel:
5 "De zaaier kwam uit voor het zaaien* van zijn °zaaigoed. En bij zijn °zaaien valt* er inderdaad iets naast de weg en het werd vertrapt*. En de vliegende schepsels van de hemel aten het op.
6 En ander zaad valt* neer op de rots, en ontspruitend verdort* het omdat het geen vochtigheid had.
7 En ander zaad valt* te midden van de dorens, en samen uitspruitend, smoren* de dorens het.
8 En ander zaad valt* in de goede °aarde en ontspruitend maakt* het honderdvoudig vrucht." Deze dingen zeggend, riep Hij luid: "Die oren heeft om te horen, laat hem horen!" Wie oren heeft, laat hem horen! (SW)[Matt. 11:15]
9 Zijn °leerlingen nu stelden Hem een vraag, zeggend: "Wat moge deze °parabel zijn?"
10 Hij nu zei: "Jullie is het gegeven de geheimen van het koninkrijk van °Godgrieks: Theos - Plaatser of Onderschikker te kennen*, maar tot de overigen spreek Ik in parabels, opdat zij bekijkend toch niet zullen bekijken en horende zij toch niet zullen begrijpen. 9 Toen zeide Hij: Ga henen, en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet.
10 Maak het hart dezes volks vet, en maak hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta, noch zich bekere, en Hij het geneze. (SW)
[Jes. 6:9,10]

11 Dit nu is de parabel: Het zaaigoed is het woord van °Godgrieks: Theos - Plaatser of Onderschikker. opnieuw verwekt zijnde, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaaisel, door het levende en blijvende woord van God, (SW)[1Petr. 1:23]
12 Die nu naast de weg zijn, zijn die horen*. Daarna komt de duivelVerdachtmaker en neemt het woord weg van hun °hart, opdat zij toch niet, gelovend*, gered zullen worden.
13 Die nu op de rots zijn die, wanneer ook maar zij zouden horen, met vreugde het woord ontvangen. En dezen hebben geen wortel, die voor een periode geloven en in een periode van beproeving nemen zij afstand.
14 Die nu in de dorens vallen, dezen zijn het die horen* en onder bezorgdheden en rijkdom en onder geneugten van het levensonderhoud gaande, worden verstikt. En zij brengen het niet tot rijpheid.
15 Die nu in de ideale aarde, dezen zijn het die met een ideaal hart en goed horend*, het woord vasthouden en vrucht brengen onder verduren.
16 Niemand nu, een lamp aanstekend*, bedekt hem met een voorwerp of plaatst hem onder een ligbed, maar plaatst hem op een lampstandaard, opdat die binnen gaan het licht zullen bekijken. Noch branden zij een lamp, en plaatsen deze onder het korenmaatvat, maar op de lampstandaard en hij schijnt voor allen die in het woonhuis zijn. (SW)[Matt. 5:15]
17 Want niets is verborgen dat niet openbaar zal worden, noch verhuld dat het niet gekend zal worden en tot in het openbaar zal komen. Weest dan niet bang voor hen. Want niets is bedekt geworden dat niet onthuld zal worden, en verborgen dat niet gekend zal zijn. (SW)[Matt. 10:26]
18 Kijkt dan uit hoe jullie horen! Want wie ook maar zal hebben, aan hem zal het gegeven worden en wie ook maar toch niet zal hebben, ook wat hij meent te hebben zal vanaf hem weggenomen worden." Want aan iedereen die heeft zal gegeven worden, maar van die niet heeft zal ook wat hij heeft van hem weggenomen worden. (SW)[Matt. 25:29]
19 Nu kwamen Zijn °moeder en Zijn °broeders naar Hem toe en zij konden Hem niet treffen vanwege de schare.
20 Het nu werd Hem bericht, zeggend: "Uw °moeder en Uw °broeders staan buiten, willend U waar te nemen."
21 En antwoordend zei Hij tot hen: "Dezen zijn Mijn moeder en broeders, die het woord van °Godgrieks: Theos - Plaatser of Onderschikker horen en doen."
22 En het gebeurde nu in één van de dagen, dat Hij instapte tot in een schip, met Zijn °leerlingen. En Hij zei tot hen: "Wij zullen doorheen komen tot in de overkant van het meer." En zij voeren weg.
23 En bij hun zeilen valt* Hij in slaap. En een stormvlaag van wind daalde neer tot in het meer en zij liepen* helemaal vol. En zij waren in gevaar.
24 En naar Hem toe komend schudden* zij Hem wakker, zeggend: "Meester, Meester, wij vergaan!" Deze nu, wakker geschud wordend, vermaant* de wind en de golfslag van het water en zij houden* op. En er kwam kalmte op het water.
25 Hij nu zei tot hen: "Waar is jullie °geloof?" Maar bevreesd wordend verwonderen* zij zich, tot elkaar zeggend: "Wie dan is deze, dat Hij ook de winden en het water nadrukkelijk beveelt en zij Hem gehoorzamen?"
26 En zij varen* af tot in de landstreek van de Gergesenen, welke aan de tegenovergelegen kant van °Galileakring is.
27 En bij Zijn komst op het land, gaat* Hem een zekere man vanuit de stad tegemoet die demonen had en een aanzienlijke tijd geen bovenkleding aantrekt*. En hij verbleef niet in een woonhuis, maar in de graftomben.
28 En °JezusJAH redt waarnemend valt* hij gillend* voor Hem neer. En hij zei met grote stem: "Wat is het met mij en met U, JezusJAH redt, Zoon van °Godgrieks: Theos - Plaatser of Onderschikker, de Hoogste? Ik smeek U, U zou mij toch niet kwellen!" En neem waar, zij schreeuwen, zeggend: "Wat is er met ons en met U, Zoon van °God? Kwam U hier om ons vóór de tijd te beproeven?" (SW)[Matt. 8:29]
29 Want Hij geeft de onreine °geest opdracht uit te komen vanaf de mens; want in vele tijden had hij hem meegesleept en werd hij met ketenen en met voetboeien bijeengebonden, bewaakt wordend. En de boeien doorscheurend werd hij door de demon, tot in de woestijnen voortgedreven*.
30 °JezusJAH redt nu stelt* hem een vraag, zeggend: "Wat is jouw naam?" En hij nu zei: "Legioneen groep Romeinse soldaten, ongeveer 4000 tot 7000 man." Want vele demonen kwamen tot in hem binnen.
31 En zij riepen Hem op dat Hij hen toch niet uitdrukkelijk zou bevelen weg te komen tot in de afgrond.
32 Nu was daar een aanzienlijke troep van varkens, weidend op de berg. En zij roepen* Hem op dat Hij hen zou toestaan in dezen binnen te komen. En Hij staat* het hen toe.
33 En vanaf de mens uitkomend kwamen de demonen binnen tot in de varkens. En de troep stormt* neerwaarts van de steile helling, tot in het meer, en werd gesmoord.
34 Die weiden, nu, het gebeurde waarnemend, vluchtten. En zij berichten* tot in de stad en tot in de velden.
35 En zij kwamen uit om het gebeurde waar te nemen. En zij kwamen naar °JezusJAH redt toe en zij vonden de mens, van wie de demonen uitkwamen, van bovenkleding voorzien zijnde en verstandig zijnde, zittend bij de voeten van °JezusJAH redt. En zij werden bevreesd.
36 En die ook waarnamen hoe de demonisch gedreven wordende werd gered, berichten* aan hen.
37 En heel de menigte van de omliggende streek van de Gergesenen vraagt* Hem van hen weg te komen, want zij werden samengedrukt* in grote vrees. En Hij, instappend* tot in het schip, keert* terug.
38 De man nu, vanaf wie de demonen uitgekomen waren, smeekte* Hem samen met Hem te mogen zijn*. Maar ° Jezus JAH redt zendt* hem weg, zeggend:
39 "Keer terug tot in jouw °huis en vertel zoveel als °Godgrieks: Theos - Plaatser of Onderschikker voor jou deed*." En hij kwam weg, overeenkomstig het gezegde, heel de stad proclamerend zoveel als °JezusJAH redt voor hem deed*.
40 En het gebeurde bij de terugkeer van °JezusJAH redt dat de schare Hem verwelkomt*, want zij waren allen Hem verwachtend.
41 En neem waar, er kwam een man genaamd Jaïrushij verlicht en hij was overste van de synagoge. En vallend aan de voeten van °JezusJAH redt, riep hij Hem op binnen te komen tot in zijn °huis,
42 want zijn enigverwekte dochter was ongeveer twaalf van jaren en deze stierf. En bij Zijn heengaan verstikten de scharen Hem.
43 En een vrouw, bloed vloeiend vanaf twaalf jaren, die heel het levensonderhoud opmaakte* aan artsen, is niet sterk genoeg om door iemand genezen* te worden.
44 Vanaf achteren naar Hem toe komend, raakt* zij het kwastje van Zijn °bovenkleding aan en ogenblikkelijk stond* de vloeiing van haar °bloed stil.
45 En °JezusJAH redt zei: "Wie is het die Mij aanraakt*?" Allen nu ontkennen. En °Petrusrots zei en die samen met hem: "Meester, de scharen drukken U samen en zij verdringen. En U zegt: 'Wie is het die Mij aanraakt*?'"
46 Maar °JezusJAH redt zei: "Iemand raakte* Mij aan, want Ik wist dat macht vanaf Mij is uitgekomen."
47 De vrouw echter, waarnemend dat zij niet onopgemerkt was gebleven, kwam sidderend, en, voor Hem neervallend, bericht in het zicht van heel het volk om welke reden zij Hem aanraakte* en hoe zij ogenblikkelijk gezond werd gemaakt*.
48 Hij nu zei tot haar: "Dochter, houd moed! Jouw °geloof heeft jou gered. Ga in vrede!" En °Jezus zei tot hem: "Kijk weer! Jouw °geloof heeft jou gered!"(SW)[Luc. 18:42]
49 Nog bij Zijn spreken komt iemand bij de overste van de synagoge, tot hem zeggend: "Uw °dochter is gestorven. Vermoei de Leraar niet meer."
50 Maar °JezusJAH redt, het horend*, antwoordde hem, zeggend: "Vrees toch niet, geloof* alleen en zij zal gered worden."
51 En tot in het woonhuis komend laat* Hij niemand samen met Hem binnenkomen dan Petrusrots en JohannesJAH is genadig en Jakobusonderkruiper en de vader van het meisje en de moeder.
52 Zij nu huilden en zij treurden heftig vanwege haar. Hij nu zei: "Huilm toch niet, want zij stierf niet, maar zij sluimert." En haar waarnemend wordt de Heer met medelijden over haar bewogen en Hij zei tot haar: "Huil maar niet!"(SW)[Luc. 7:13]
53 En zij lachten Hem uit, waargenomen hebbend dat zij stierf.
54 Hij nu, allen naar buiten uitdrijvend en haar °hand vattend*, roept* luid, zeggend: "°Meisje, ontwaak!" En er naar toe komend raakt Hij de baar aan. De dragers nu staan en Hij zei: "Jongeling! Tot jou zeg Ik, word gewekt!" (SW)[Luc. 7:14]
55 En haar °geest keert* terug en zij stond ogenblikkelijk op. En Hij schrijft* voor dat aan haar te eten gegeven* zal worden.
56 En haar °ouders waren buiten zichzelf, maar Hij geeft* aan hen opdracht aan niemand het gebeurde te zeggen. En Hij waarschuwde hen, dat niemand iets zou zeggen. Maar hoe meer Hij hen waarschuwde, veeleer verkondigden zij het. (SW)[Mar. 7:36]





Terug naar de index.
Naar Lucas 9
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.