|
(Ga met de muis op een groene naam staan, dan ziet u de betekenis. Klik op "Commentaar", dan ziet u een stukje tekst dat slaat op dit stukje Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En het gebeurde, wanneer ° al deze °woorden tot een einde brengt*, dat Hij al deze woorden tot Zijn °leerlingen zei:
2 "Jullie hebben waargenomen dat het na twee dagen wordt en de Zoon van de mens wordt overgeleverd om te worden gekruisigd."
-
3 Op dat moment werden de hogepriesters en de oudsten van het volk verzameld tot in de hof van de hogepriester die wordt genoemd.
4 En zij beraden* zich gezamenlijk opdat zij ° met list zouden vatten en zij Hem zullen doden.
5 Maar zij zeiden: "Niet tijdens het feest, opdat er geen rumoer zal gebeuren onder het volk."
6 Bij de komst nu van ° in , in het woonhuis van , de melaatse,
7 kwam een vrouw tot Hem, die een albasten kruikje met zalfolie van hoge waarde had. En zij goot* deze neer over Zijn °hoofd, toen Hij aan tafel aanlag.
8 Dit nu waarnemend, ergeren* Zijn °leerlingen zich, zeggend: "Waarom deze °verspilling?
9 Want dit kon voor veel verhandeld worden en aan de armen gegeven* worden."
10 Dit nu wetend zei ° tot hen: "Waarom verschaffen jullie de vrouw moeiten? Want zij werkt* een ideaal werk in Mij!
11 Want de armen hebben jullie altijd bij jullie, maar Mij hebben jullie niet altijd.
12 Want zij, deze zalfolie op Mijn °lichaam werpend, doet* dit voor Mijn °ter aarde bestellen*.
13 Amen! Ik zeg tot jullie: Waar ook maar dit ° geproclameerd zal worden, tot in de hele wereld zal ook wat deze doet* tot haar aandenken gesproken worden."
14 Op dat moment, weggegaan zijnde, sprak één van de twaalf, die s genoemd wordt, tot de hogepriesters.
15 Hij zei: "Wat willen jullie mij geven*, opdat ik Hem aan jullie zal overleveren?" En zij doen dertig zilverstukken voor hem staan*.
16 En vanaf dat moment zocht hij een goede gelegenheid opdat hij Hem zal overleveren.
17 Tijdens de eerste dag van de ongezuurde broden nu kwamen de leerlingen tot °, zeggend: "Waar wil U dat wij voor u zouden gereedmaken om het te eten?"
18 Hij nu zei: "Gaat heen tot in de stad, naar °die en die, en zegt tot hem: 'De Leraar zegt, Mijn °tijdstip is nabij. Bij jou houd Ik het met Mijn °leerlingen.'"
19 En de leerlingen doen zoals ° het met hen afspreekt* en zij maken* het gereed.
20 En, avond wordend, lag Hij aan tafel aan met de twaalf leerlingen.
21 En terwijl zij aten, zei Hij: "Amen! Ik zeg tot jullie dat één vanuit jullie Mij zal overleveren."
22 En enorm bedroefd zijnde begon* een ieder van hen tot Hem te zeggen: "Ik ben het toch niet, Heer?"
23 Hij nu zei, antwoordend: "Die met Mij de hand in het kommetje doopt*, deze zal Mij overleveren.
24 De Zoon van de mens gaat inderdaad heen, zoals aangaande Hem geschreven is, maar wee die °mens door wie de Zoon van de mens wordt overgeleverd. Het was ideaal voor Hem indien die °mens niet werd geboren!"
25 Antwoordend nu zei , die Hem overleverde: "Ik ben het toch niet, ?" ° zegt* tot hem: "Jij zegt het."
26 Terwijl zij eten, neemt ° brood en zegenend* breekt* Hij het. En gevend aan de leerlingen zei Hij: "Neemt, eet, dit is Mijn °lichaam."
27 En de drinkbeker nemend en dankend*, geeft* Hij deze aan hen, zeggend: "Drinkt allen vanuit hem,
28 want dit is Mijn °bloed van het nieuwe verbond, het aangaande velen vergoten wordend, tot in het laten gaan van zonden.
-
29 Nu zeg Ik tot jullie: 'Ik zal vanaf dit moment niet drinken vanuit dit °voortbrengsel van de wijnstok, tot die °dag, wanneer ook maar Ik het met jullie nieuw zal drinken in het koninkrijk van Mijn °Vader.'"
30 En lofzingend* kwamen zij uit tot op de .
31 Dan zegt ° tot hen: "Jullie zullen allen in deze °nacht in Mij verstrikt worden, want het is geschreven: 'Ik zal de herder slaag geven en de schapen van de kudde zullen uiteen gestrooid worden.'
32 Maar na Mijn gewekt* worden zal Ik jullie voorgaan tot in °."
33 Maar °, antwoordend, zei tot Hem: "Indien ook allen in U verstrikt zullen worden, ik zal nooit verstrikt worden!"
34 ° zei met nadruk tot hem: "Amen! Ik zeg tot jou dat in deze °nacht, voordat de haan kraait, jij Mij drie maal zal verloochenen."
35 ° zegt tot Hem: "Zelfs indien het mij zal binden samen met U te sterven, zal ik U niet verloochenen!" Evenzo zeiden ook al de leerlingen.
36 Dan komt ° met hen bij een stuk grond genaamd . En Hij zegt tot Zijn °leerlingen: "Gaat zitten zodat Ik, wegkomend, daar zal bidden."
37 En ° en de twee zonen van meenemend, begint* Hij bedroefd te worden en gedeprimeerd te zijn.
38 Dan zegt Hij tot hen: "Mijn °ziel is diep bedroefd, tot de dood. Blijft hier en waakt met Mij."
39 En een klein stukje verder komend, valt Hij op Zijn gezicht, biddend en zeggend: "Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze °drinkbeker aan Mij voorbij gaan. Evenwel niet zoals Ik wil, maar zoals U wil."
40 En Hij komt bij de leerlingen en vindt hen sluimerend. En Hij zegt tot °: "Is het zo, zijn* jullie niet zo sterk dat je één uur met Mij kunt waken*?
41 Waakt en bidt dat jullie niet binnen zullen komen tot in beproeving! De geest is inderdaad bereidwillig, maar het vlees is zwak."
42 Weer wegkomend, de tweede keer, bidt* Hij, zeggend: "Mijn Vader, indien dit niet aan Mij voorbij kan gaan, anders dan dat Ik zal drinken, laat de wil van U gebeuren!"
43 En weer terug komend, vond Hij hen sluimerend, want hun °ogen waren bezwaard.
44 En hen latend, weer wegkomend, bidt* Hij de derde keer, weer hetzelfde woord zeggend.
45 Dan komt Hij naar de leerlingen toe en zegt tot hen: "Sluimerm verder en rust. Neem waar, want het uur is genaderd en de Zoon van de mens wordt overgeleverd tot in de handen van zondaars.
-
46 Komt overeind, opdat wij zullen gaan! Neem waar, die Mij overlevert is genaderd."
47 En nog terwijl Hij spreekt, neem waar, , één van de twaalf, kwam en met hem een talrijke schare met zwaarden en stokken, vanaf de hogepriesters en oudsten van het volk.
48 Hij nu die Hem overlevert geeft* aan hen een teken, zeggend: "Wie ik zal kussen, hij is het. Vatm hem."
49 En onmiddellijk bij ° komend, zei hij: "Verheug U, !" En hij kust* Hem met genegenheid.
50 ° nu zei tot hem: "Kameraad, voor wat ben jij aanwezig?" Dan, naar Hem toe komend, wierpen zij de handen op ° en zij vatten* Hem.
51 En neem waar, één van die bij waren, de hand uitstrekkend*, rukt zijn °zwaard los en geeft* de slaaf van de hogepriester een slag. Hij slaat* diens °oorschelp af.
52 Dan zegt ° tot hem: "Keer jouw °zwaard af tot in haar °plaats, want allen die het zwaard nemen, zullen door het zwaard omkomen.
53 Of meen jij dat Ik niet Mijn °Vader kan oproepen en zal Hij Mij niet op dit moment meer dan twaalf legioenen boodschappers terzijde doen staan?
54 Hoe zullen dan de Geschriften vervuld worden? Want zo moet het gebeuren!"
55 In dat uur zei ° tot de scharen: "Zoals tegen een rover komen* jullie uit met zwaarden en stokken om tezamen Mij te grijpen. Dagelijks was Ik gezeten in de gewijde plaats, jullie onderwijzend, en jullie vatten* Mij niet.
56 Dit geheel nu is gebeurd opdat de Geschriften van de profeten vervuld zullen worden." Dan vluchtten al de leerlingen, Hem verlatend.
57 Die nu ° vatten*, leidden Hem weg naar , de hogepriester, waar ook de schriftgeleerden en de oudsten verzameld werden.
58 ° nu volgde Hem vanaf veraf, tot bij de hof van de hogepriester, en binnenkomend zat hij binnen bij de assistenten om het einde waar te nemen.
59 En de hogepriesters en de oudsten en het gehele zochten een leugenachtige getuigenverklaring tegen °, zodat zij Hem ter dood zouden brengen.
60 En zij vonden het niet. En vele leugenachtige getuigen benaderend vonden zij niets. Maar erna kwamen er twee leugenachtige getuigen,
61 zeggend: "Deze zei met nadruk: 'Ik kan de tempel van ° slopen* en gedurende drie dagen hem bouwen*'."
62 En opstaande* zei de hogepriester tot Hem: "Beantwoordt u niets van wat dezen tegen u getuigen?"
63 Maar ° was stil en de hogepriester zei, antwoordend, tot Hem: "Ik bezweer u dringend bij de levende ° dat u ons zal zeggen of u de bent, de Zoon van °."
-
64 ° zegt tot hem: "U zegt* het. Evenwel zeg Ik tot jullie: vanaf dit moment zullen jullie de Zoon van de mens zien, zittend de rechterkanten van de macht en komend op de wolken van de hemel."
-
65 Dan scheurt* de hogepriester zijn °bovenkleding door, zeggend: "Hij lastert*! Waarom hebben wij nog behoefte aan getuigen? Neem waar, nu horen* jullie Zijn °lastering!
66 Wat denken jullie?" En zij nu, antwoordend, zeiden: "Hij is de dood gedoemd."
67 Dan spuwen* zij tot in Zijn °gezicht en zij slaan* Hem met vuisten. De anderen echter geven* slagen in het gezicht,
68 zeggend: "Profeteer voor ons, , wie is het die jou raakt*?"
69 ° nu zat buiten, in de hof, en één dienstmeisje kwam tot hem, zeggend: "Ook jij was met , de Galileër!"
70 Maar hij ontkent* vlak voor hen allen, zeggend: "Ik heb niet waargenomen wat jij zegt!"
71 Maar buiten komend tot in het poortgebouw, nam een ander meisje hem waar en zij zegt tot hen daar: "Ook deze was met , de ."
72 En weer ontkent* hij met een eed: "Ik heb de mens niet waargenomen!"
73 Na een kleine tijd, echter, naderden die daar stonden en zeiden tot °: "Waarlijk, ook jij bent vanuit hen, want ook jouw spreken maakt jou duidelijk."
74 Dan begint* hij te verdoemen en te zweren: "Ik heb de mens niet waargenomen!" En onmiddellijk kraait een haan.
75 En ° wordt herinnerd* aan de uitspraak van , waarin Hij tot hem uitsprak dat "Voordat dan de haan kraait*, zal jij Mij drie maal verloochenen." En naar buiten komend huilt* hij op bittere wijze.
Terug naar de index.
Naar Mattheüs 27
|
|