Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
1Samuël
Hoofdstuk 15

   
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)

1 En SamuëlSamuël = van God gebeden zei tot SaulSaul = afgebeden (van God): "JAHWEH zond mij om u tot koning te zalven over Zijn volk, over IsraëlIsraël = strijder van God. En nu, luister naar de stem van de woorden van JAHWEH. En Samuël neemt de kruik met de olie en hij giet het over zijn hoofd, en hij kust hem en hij zegt: Is het niet dat JAHWEH u als bestuurder zalfde over Zijn lotdeel? (SW)[1Sam. 10:1]
2 Zo zegt JAHWEH van legermachten: Ik merkte op wat AmalekAmalek = valleibewoner met IsraëlIsraël = strijder van God deed, wat hij tegen hen plaatste op de weg, toen zij uit EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) opgingen. 17 Denk aan wat Amalek tegen jou deed op de weg bij jullie uittrekken uit Egypte,
18 dat hij jou op de weg ontmoette en hij de achterhoede van jouw afsneed, alle zwakken achter jou, en jij flauw en vermoeid was; en hij vreesde Elohim niet.
19 En het gebeurt wanneer JAHWEH, jouw Elohim, jou rust geeft van al jouw vijanden rondom, in het land dat JAHWEH, jouw Elohim, aan jou als lotdeel geeft om het te bezitten, dat jij de herinnering aan Amalek zal uitwissen van onder de hemelen. Jij zal niet vergeten. (SW)
[Deut. 25:17-19]

3 Nu, ga en sla AmalekAmalek = valleibewoner neer en doemen jullie alles wat van hem is; en jij zal hem niet sparen en jij brengt ter dood van man tot vrouw, van het kleine kind tot aan de zuigeling, van het rund tot aan het stuk kleinvee, van de kameel tot aan de ezel."
4 En SaulSaul = afgebeden (van God) ontbood het volk en hij monsterde hen in TelaïmTelaïm = lammeren, tweehonderdduizend mannen te voet, en tienduizend mannen van JudaJuda = lof.
5 En SaulSaul = afgebeden (van God) kwam tot aan de stad van AmalekAmalek = valleibewoner en hij twistte in de wadi.
6 En SaulSaul = afgebeden (van God) zei tot de Kenieten: "Gaat, trekt je terug, daalt af uit het midden van de AmalekAmalek = valleibewonerieten, opdat ik jullie niet met hem ten einde breng. En jij, jij deed vriendelijkheid met alle zonen van IsraëlIsraël = strijder van God bij hun opgaan vanuit EgypteEgypte = (Egyptisch)huis van de god Ptah - (Koptisch) het zwarte land (t.o.v. de witte woestijn)." En de Keniet trok zich terug uit het midden van AmalekAmalek = valleibewoner.
7 En SaulSaul = afgebeden (van God) sloeg AmalekAmalek = valleibewoner neer vanaf ChawilaChawila = zandland tot wanneer je bij SurSur = muur komt, dat uitziet op EgypteEgypte = (Egyptisch)huis van de god Ptah - (Koptisch) het zwarte land (t.o.v. de witte woestijn).
8 En hij greep AgagAgag = Ik zal overtreffen, koning van AmalekAmalek = valleibewoner, levend, en heel het volk doemde hij met de mond van het zwaard.
9 En SaulSaul = afgebeden (van God) en het volk spaarden AgagAgag = Ik zal overtreffen en het goede van het kleinvee en het grootvee en de dubbele porties en de bokkige lammeren en al het goede. En zij wilden hen niet doemen. Maar al het verachte en gesmolten zijnde werk, dat doemen zij.
10 En het woord van JAHWEH kwam tot SaulSaul = afgebeden (van God), zeggend:
11 "Ik heb spijt dat Ik SaulSaul = afgebeden (van God) als koning deed heersen, want hij keerde terug van achter Mij en Mijn woorden volbracht hij niet." En het is heet voor SamuëlSamuël = van God gebeden en hij schreeuwde het uit naar JAHWEH, heel de nacht.
12 En SamuëlSamuël = van God gebeden stond vroeg op om SaulSaul = afgebeden (van God) in de ochtend te ontmoeten. En het werd aan SamuëlSamuël = van God gebeden verteld, zeggend: "SaulSaul = afgebeden (van God) kwam naar de KarmelKarmel = boomgaard en aanschouw!, hij richtte voor zichzelf een handwijzer op als monument, en hij keerde zich om, passeerde en daalde af naar GilgalGilgal = (steen-)kring."
13 En SamuëlSamuël = van God gebeden kwam bij SaulSaul = afgebeden (van God) en SaulSaul = afgebeden (van God) zei tot hem: "Gezegend bent u door JAHWEH. Ik heb het woord van JAHWEH volbracht."
14 En SamuëlSamuël = van God gebeden zei: "En wat is dit geluid van het kleinvee in mijn oren en het geluid van het grootvee dat ik hoor?"
15 En SaulSaul = afgebeden (van God) zei: "Van de AmalekAmalek = valleibewoneriet brachten zij hen, omdat het volk het goede van het kleinvee en van het grootvee spaarde, om het te offeren aan JAHWEH, uw Elohim. En het resterende doemden wij."
16 En SamuëlSamuël = van God gebeden zei tot SaulSaul = afgebeden (van God): "Laat vallen, dan vertel ik u wat JAHWEH vannacht tot mij sprak." En hij zei tot hem: "Spreek!"
17 En SamuëlSamuël = van God gebeden zei: "Is het niet, indien u klein bent in uw ogen, dat u hoofd van de stammen van IsraëlIsraël = strijder van God bent, en JAHWEH u tot koning over IsraëlIsraël = strijder van God zalfde,
18 en JAHWEH u op de weg zond en Hij zei: Ga en doem de zondaren, AmalekAmalek = valleibewoner, en u vecht tegen hem tot u een einde aan hen heeft gemaak?
19 En waarom luisterde u niet naar de stem van JAHWEH en stortte u zich op de buit en deed u het kwade in de ogen van JAHWEH?"
20 En SaulSaul = afgebeden (van God) zei tot SamuëlSamuël = van God gebeden: "Omdat ik luisterde naar de stem van JAHWEH. Toen ik ging op de weg die JAHWEH mij zond en ik AgagAgag = Ik zal overtreffen, koning van AmalekAmalek = valleibewoner, terugbracht en ik AmalekAmalek = valleibewoner doemde.
21 Maar het volk nam van de buit, het kleinvee en het grootvee, het voornaamste van het gedoemde, om het te offeren aan JAHWEH, uw Elohim, in GilgalGilgal = (steen-)kring."
22 En SamuëlSamuël = van God gebeden zei: "Heeft JAHWEH een behagen in opstijgoffers en slachtoffers zoals aan het luisteren naar de stem van JAHWEH? Aanschouw!, luisteren is beter dan een slachtoffer, acht geven is beter dan het vet van rammen; Indien jullie nu hadden geweten wat dit is: Genade wil Ik en geen offer, dan veroordelen jullie nooit de foutlozen, (SW)[Matt. 12:7]
23 want de zonde van waarzeggerij is rebellie, en wetteloosheid en huisgodenbeeldjes zijn verzet tegen bevel. Omdat u het woord van JAHWEH verwierp, daarom verwerpt Hij u van koning zijn."
24 En SaulSaul = afgebeden (van God) zegt tot SamuëlSamuël = van God gebeden: "Ik zondigde, want ik overschreed de mond van JAHWEH en uw woorden. Want ik vrees het volk en ik luister naar hun stem.
25 En nu, verdraag alstublieft mijn zonde en keer met mij terug, dan zal ik mijzelf neerwerpen voor JAHWEH."
26 En SamuëlSamuël = van God gebeden zei tot SaulSaul = afgebeden (van God): "Ik zal niet met u terugkeren, want u verwierp het woord van JAHWEH en JAHWEH verwerpt u van het koning zijn over IsraëlIsraël = strijder van God." Ik gaf u een koning in Mijn toorn en nam [hem] weg in Mijn verbolgenheid. (SV)[Hos. 13:11]
27 En SamuëlSamuël = van God gebeden keerde zich om, om te gaan, maar hij hield hem vast aan de zoom van zijn staatsiegewaad en het scheurde af!
28 En SamuëlSamuël = van God gebeden zei tot hem: "JAHWEH scheurde het koninkrijk van IsraëlIsraël = strijder van God vandaag van u af en Hij gaf het aan uw naaste, die beter is dan u. 17 En JAHWEH doet voor Zich zoals Hij sprak door mijn hand. En JAHWEH scheurt het koninkrijk uit jouw hand en Hij geeft het aan jouw naaste, aan David (SW)[1Sam. 28:17]
29 En ook: de Bestendige van IsraëlIsraël = strijder van God handelt niet in onwaarheid en Hij heeft geen spijt, want Hij is geen mens dat hij spijt heeft." Zie!, ik aanvaard om te zegenen en Hij zegent. En ik zal het niet terug draaien. (SW)[Num. 23:19]
30 En hij zei: "Ik zondigde. Nu, verheerlijk mij, alstublieft, tegenover de oudsten van mijn volk en tegenover IsraëlIsraël = strijder van God en keer met mij terug, dan werp ik mijzelf neer voor JAHWEH, uw Elohim."
31 En SamuëlSamuël = van God gebeden keerde terug achter SaulSaul = afgebeden (van God) en SaulSaul = afgebeden (van God) wierp zichzelf neer voor JAHWEH.
32 En SamuëlSamuël = van God gebeden zei: "Brengt AgagAgag = Ik zal overtreffen, koning van AmalekAmalek = valleibewoner, dicht bij mij." En AgagAgag = Ik zal overtreffen ging mank lopend tot hem, en AgagAgag = Ik zal overtreffen zei: "De bitterheid van de dood trok zich zeker terug?"
33 En SamuëlSamuël = van God gebeden zei: "Zoals uw zwaard vrouwen van kinderen beroofde, zo zal uw moeder onder de vrouwen van kinderen beroofd worden." En SamuëlSamuël = van God gebeden velde AgagAgag = Ik zal overtreffen voor het aangezicht van JAHWEH, in GilgalGilgal = (steen-)kring.
34 En SamuëlSamuël = van God gebeden ging in de richting van RamaRama = hoogte en SaulSaul = afgebeden (van God) ging op naar zijn huis, naar GibeaGibea = hoogte, heuvel van SaulSaul = afgebeden (van God).
35 En SamuëlSamuël = van God gebeden ging niet nogmaals om SaulSaul = afgebeden (van God) te zien, tot aan de dag van zijn dood, hoewel SamuëlSamuël = van God gebeden rouwde voor SaulSaul = afgebeden (van God). En JAHWEH had spijt dat Hij SaulSaul = afgebeden (van God) koning over IsraëlIsraël = strijder van God maakte.

Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 16
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.