Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 21

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 Het woord dat tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH kwam van JAHWEH, toen koning SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH PaschurPaschur = gerust, zoon van MalkiaMalkia = mijn koning is JAH, en SefanjaSefanja = verlenging geeft JAH, zoon van MaäsejaMaäseja = werk van JAH, de priester, tot hem zond, zeggend:
2 Vraag, alstublieft, JAHWEH voor ons, want NebukadressarNebukadressar = Nabu, bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar, vecht tegen ons. Misschien zal JAHWEH met ons doen naar al Zijn wonderbaarlijke werken, zodat hij vanaf ons opgaat.
3 En JeremiaJeremia = verhogen doet JAH zei tot hen: Zo zullen jullie zeggen tot SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH:
4 Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God: Aanschouw, Ik zal de wapensn van de oorlog die in jullie handen zijn omkeren, waarmee jullie tegen hen vechten, met de koning van BabelBabel = wirwar en met de ChaldeeënChaldeeën = krijgshaftigen, die tegen jullie buiten de muur belegeren. En Ik zal hen verzamelen in het midden van deze stad.
5 En Ik, Ik vecht met jullie met een uitgestrekte hand en met een standvastige arm, en in boosheid en in woede en in grote driftigheid.
6 En Ik sla de inwoners van deze stad neer, én de mens én het beest; door een grote pest zullen zij sterven.
7 En daarna, zegt JAHWEH met nadruk, zal Ik SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH, koning van JudaJuda = lof en zijn dienaren en het volk en die in deze stad overgebleven zijn geven aan de pest en aan het zwaard en aan de hongersnood, in de hand van NebukadressarNebukadressar = Nabu, bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar, en in de hand van hun vijanden en in de hand van die hun ziel zoeken. En men slaat hen neer met de rand van het zwaard. Men zal geen medelijden over hen hebben en men zal geen deernis hebben en men zal geen mededogen hebben.
8 En jij zal tot dit volk zeggen: Zo zegt JAHWEH: Aanschouw, Ik geef voor jullie aangezichten de weg van het leven en de weg van de dood.
9 Die in deze stad woont zal sterven door het zwaard en door de hongersnood en door de pest, maar die uitgaat en zijn lot werpt op de ChaldeeënChaldeeën = krijgshaftigen, die tegen jullie belegeren, hij zal leven, en zijn ziel zal voor hem tot buit zijn.
10 Want Ik plaats Mijn aangezicht tegen deze stad ten kwade en niet ten goede, zegt JAHWEH met nadruk. Ze zal in de hand van de koning van BabelBabel = wirwar gegeven worden, en hij verbrandt haar met vuur.
11 En tot het huis van de koning van JudaJuda = lof: Hoort het woord van JAHWEH!
12 Huis van DavidDavid = lieveling, zo zegt JAHWEH, verschaft recht oordeel in de ochtend en redt de beroofde uit vanaf de hand van de uitbuiter, opdat niet Mijn woede zal uitgaan als het vuur en verteert. En er is niemand die uitdooft vanaf jullie kwade handelingen.
13 Aanschouw, Ik ben tegen jou, inwoonster van de vallei, rots van het plateau, zegt JAHWEH met nadruk, die zegt: Wie zal over ons heersen en wie zal in onze behuizingen komen?
14 En Ik zal gericht over jullie brengen als vrucht van jullie handelingen, zegt JAHWEH met nadruk, en Ik zal haar wilde woud met vuur vernielen en het zal alles rondom haar verslinden!

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 22
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.