Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jesaja
Hoofdstuk 37

Jesaja trad op van ca. 750 tot ca. 700 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)


1 En het is wanneer koning HizkiaHizkia = kracht is JAH het hoort, dat hij zijn kleren scheurt en hij zichzelf bedekt met een rouwgewaad en hij het huis van JAHWEH binnen komt.
2 En hij zendt EljakimEljakim = God doet opstaan, die over het huis gaat, en SebnaSebna = machtig is JAH, de schrijver, en de oudsten van de priesters, bedekt zijnde in rouwgewaden, tot JesajaJesaja = heil is JAH, zoon van AmozAmoz = sterk (is JAH), de profeet.
3 En zij zeiden tot hem: Zo zegt HizkiaHizkia = kracht is JAH: een dag van benauwdheid en terechtwijzing en belediging is deze dag, want zonen zijn gekomen tot aan ter wereld komen en er is geen energie om te baren.
4 Misschien zal JAHWEH, uw Elohim, horen naar de woorden van de groot bekerdrager, die de koning van AssurAssur = vlakte, zijn heer, zond om de levende Elohim te smaden en om te corrigeren met de woorden die JAHWEH, uw Elohim, hoorde en heft u een gebed aan aangaande het overblijfsel dat gevonden wordt.
5 En de dienaren van de koning, HizkiaHizkia = kracht is JAH, komen tot JesajaJesaja = heil is JAH,
6 en JesajaJesaja = heil is JAH zegt tot hen: Zo zullen jullie zeggen tot jullie heer: Zo zegt JAHWEH. Het moet niet zo zijn dat jij vreest voor de woorden die je hoorde, waarmee de knapen van de koning van AssurAssur = vlakte mij beschimpten.
7 Aanschouw, Ik geef in hem een geest en hij hoort een bericht en hij keert terug naar zijn land en Ik doe hem vallen in het zwaard, in zijn land.
8 En de groot bekerdrager keert terug en hij vindt de koning van AssurAssur = vlakte vechtend tegen LibnaLibna = wit, want hij hoorde dat hij zijn kamp bij LachisLachis = onoverwinnelijk opbrak.
9 En hij hoort over TirhakaTirhaka = hij beproefde de vrome, koning van KushKush = zwart, zeggend: Hij gaat uit om met jou te vechten. En hij zendt boodschappers tot HizkiaHizkia = kracht is JAH, zeggend:
10 Zo zal jij zeggen tot HizkiaHizkia = kracht is JAH, koning van JudaJuda = lof: Het moet niet zo zijn dat jouw Elohim jou verleidt, Die jij vertrouwt, zeggend: JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter zal niet in de hand van de koning van AssurAssur = vlakte gegeven worden.
11 Aanschouw, jij hoorde wat de koningen van AssurAssur = vlakte deden met alle landen, om hen te doemen. En jij, jij zal uitgered worden?
12 Hebben de elohim van de naties hen uitgered, hen die mijn vaders vernietigden? GozanGozan = afsnijding en HaranHaran = vrij, sterk en ResefResef = (God is een) vlam en de zonen van EdenEden = lusthof, die in TelassarTelassar = Assyrische heuvel zijn?
13 Waar is de koning van HamatHamat = fort, vesting en de koning van ArpadArpad = legerplaats en de koning van de stad van SefarwaïmSefarwaïm =de twee Sipparas, HenaHena = verontrustend en IwwaIwwa = verwoesting?
14 En HizkiaHizkia = kracht is JAH nam de documenten vanaf de hand van de boodschappers en hij las ze. En hij ging op naar het huis van JAHWEH en HizkiaHizkia = kracht is JAH spreidde ze uit voor het aangezicht van JAHWEH.
15 En HizkiaHizkia = kracht is JAH bad tot JAHWEH, zeggend: En Ik zal Mij daar aan een afspraak met jou houden, en Ik spreek met jou vanaf het beschermdeksel, van tussen de twee cherubim die boven de kist van het getuigenis zijn, al wat Ik jou zal opdragen voor de zonen van Israël. (SW) [Exo. 25:22]
16 JAHWEH van legermachten, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God, Die woont boven de cherubs, U bent de Elohim, alleen U, voor alle koninkrijken van de aarde. U maakte de hemelen en de aarde.
17 Strek Uw oor uit, JAHWEH, en hoor. Ontsluit Uw ogen, JAHWEH, en zie, en hoor alle woorden van SanheribSanherib = (de maangod) Sin heeft de (overleden) broertjes vergoed, die hij zond om de levende Elohim te smaden.
18 Waarlijk, JAHWEH, de koningen van AssurAssur = vlakte legden al de landen en hun land droog,
19 en gaven hun elohim in het vuur, want het waren geen elohim, maar veeleer het maaksel van mensenhanden, hout en steen. En zij vernietigden ze.
20 En nu, JAHWEH, onze Elohim, red ons van zijn hand, dan zullen alle koninkrijken van de aarde weten dat U JAHWEH bent, alleen U.
21 En JesajaJesaja = heil is JAH, zoon van AmozAmoz = sterk (is JAH), zond tot HizkiaHizkia = kracht is JAH, zeggend: Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God: Dat wat jij bad tot Mij over SanheribSanherib = (de maangod) Sin heeft de (overleden) broertjes vergoed, koning van AssurAssur = vlakte.
22 Dit is het woord dat JAHWEH over hem sprak. Ze veracht jou, ze hoonlacht over jou, de maagdelijke dochter van SionSion = burcht. Achter jou beweegt de dochter van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter het hoofd heen en weer.
23 Wie smaadde jij en beschimpte jij en tegen Wie verhief jij jouw stem hoog en tegen Wie hief jij jouw ogen hoog op? Tegen de Heilige van IsraëlIsraël = strijder van God!
24 Door de hand van jouw dienaren smaadde jij mijn Heer en jij zei: Met mijn veelheid aan strijdwagens ging ik op de hoogte van bergen, de flanken van de LibanonLibanon = wit, bergen met eeuwige sneeuw, en hakte ik de statuur van zijn ceders om, de eerste keus van zijn cypressen en kom ik in de hoogte van zijn einde, het woud van zijn akkerland.
25 En ik, ik schepte en ik dronk water en ik legde met de zool van mijn voetstappen alle waterwegen van beneden-EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) droog.
26 Heb je het niet van verre gehoord? Ik deed het! En van de dagen van vroeger - ik gaf ze vorm. Nu bracht ik het en ben jij er om verdedigde steden te decimeren tot afgebrokkelde steenhopen.
27 En hun inwoners zijn kort van hand. Ze zijn ontsteld, ze staan beschaamd, ze werden als het kruid van het veld en het groen van vegetatie, als het gras van de daken en een plantage voor het aangezicht van staand koren.
28 Maar Ik ken jouw zitten en jouw uitgaan en jouw komen en jouw schetteren tot Mij.
29 Omdat jouw schetteren tot Mij en jouw zelfvoldaanheid opsteeg in Mijn oren, daarom plaats Ik Mijn gaffel in jouw neus en Mijn bit tussen jouw lippen en doe Ik jou terugkeren op de weg waarop jij kwam.
30 En dit is voor jou het teken: Eet dit jaar het zelf gezaaide en in het tweede jaar wat vanzelf opkomt en in het derde jaar, zaait en oogst en plant wijngaarden en eet van hun vrucht.
31 En het overgeblevene van het ontkomene van het huis van JudaJuda = lof wortelt neerwaarts en maakt vrucht opwaarts.
32 Want vanuit JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter zal een overblijfsel uitgaan en een ontkomene vanaf de berg SionSion = ruïne - verdorde plaats - een verschroeide plaats - verheven. De ijver van JAHWEH van legermachten zal dit doen.
33 Daarom, zo zegt JAHWEH tot de koning van AssurAssur = vlakte: Hij zal niet komen tot deze stad en hij zal daar geen pijl schieten en hij zal haar niet confronteren met het schild en hij zal op haar geen aarden wal uitgieten.
34 Op de weg die hij tegen haar kwam zal hij terugkeren en tot deze stad zal hij niet komen, zegt JAHWEH met nadruk.
35 Want Ik bescherm deze stad om haar omwille van Mij te redden en omwille van David, Mijn dienaar.
36 En een boodschapper van JAHWEH ging uit en hij sloeg in het legerkamp van AssurAssur = vlakte honderd en vijf en tachtig duizend. En zij staan vroeg in de ochtend op en aanschouw, allen van hen zijn lijken, doden.
37 En SanheribSanherib = (de maangod) Sin heeft de (overleden) broertjes vergoed, koning van AssurAssur = vlakte, brak op en hij ging en hij keerde terug. En hij woonde in NinevéNinevé = woning, woonplaats.
38 En het was dat hij aanbad in het huis van NisrochNisroch = grote arend of grote adelaar, zijn elohim. En AdrammelechAdrammelech = (de god) Adar is koning en SareserSareser - (Assur) bescherm de koning, zijn zonen, sloegen hem met het zwaard en zij ontsnapten naar het land van AraratArarat = gebergte in Armenië. En Esar-HaddonEsar-Haddon = (de god) Assur schonk een broeder, zijn zoon, regeerde in plaats van hem.

Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 38
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.