|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 En het was kwaad voor , een groot kwaad. En het was heet voor hem.
2 En hij bad tot JAHWEH en hij zei: Och JAHWEH, was dit niet mijn woord toen ik nog op mijn grond was? Vanwege dit voorkwam ik het door weg te rennen naar . Want ik weet dat U El bent, genadig en mededogend, langzaam van boosheid en veel van getrouwheid en spijt hebbend over het kwaad.
3 En nu, JAHWEH, neem alstublieft mijn ziel van mij weg, want mijn dood is beter dan mijn leven.
4 En JAHWEH zei: Is het goed voor jou om heet te zijn?
5 En ging de stad uit en hij zat ten oosten van de stad. En hij maakte voor zich daar een hut en hij zat er onder in de schaduw, tot hij zag wat er van de stad zou worden.
6 En JAHWEH Elohim stelde een kalebasplant aan en hij kwam op over om een schaduw te zijn boven zijn hoofd, om hem uit te redden van zijn kwaad. En verheugde zich over de kalebasplant met grote vreugde.
7 En de Elohim stelde een worm aan bij het opgaan van de dageraad. En deze sloeg de kalebasplant neer en hij verdroogde.
8 En het gebeurde bij het stralend opgaan van de zon dat Elohim een drukkend hete oostenwind aanstelde. En de zon sloeg op het hoofd van en hij bezwijmde. En hij vroeg zijn ziel om te sterven en hij zei: Mijn dood is beter dan mijn leven.
9 En Elohim zei tot : Is het goed voor jou om heet te zijn over de kalebas? En hij zei: Het is goed voor mij heet te zijn tot de dood.
10 En JAHWEH zei: Jij hebt medelijden met de kalebasplant, waarvoor jij niet zwoegde en die jij niet groot deed worden? Hij was een zoon van één nacht en als zoon van één nacht verging hij.
11 En Ik, zal Ik geen medelijden hebben met , de grote stad, waarin meer dan honderd en twintig duizend mensen zijn, die geen verschil weten tussen hun rechterhand en hun linkerhand, en vele beesten?
Terug naar de indexpagina
|
|