|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Lofprijst Jah! Juicht JAHWEH toe, want Hij is goed. Want Zijn vriendelijkheid is voor de aion.
2 Wie zal de machtige daden van JAHWEH uitspreken of al Zijn lofprijzing doen horen?
3 Blij zijn zij die het oordeel in acht nemen, rechtvaardigheid doende in alle tijd.
4 Gedenk mij, JAHWEH, in Uw welbehagen van Uw volk, merk mij op in Uw redding,
5 om te zien naar het goede van Uw uitverkorenen, om zich te verheugen in de vreugde van Uw natie, om te lofprijzen met Uw lotbezit.
6 Wij zondigden met onze vaders, wij handelden verdorven, wij handelden slecht.
7 Onze vaders, in , overpeinsden niet Uw wonderbaarlijke werken, zij gedachten niet de veelheid van Uw vriendelijkheden en zij waren rebelleerden bij de zee, de Zee van het Rietgras.
8 En Hij redde hen omwille van Zijn Naam, om Zijn macht bekend te maken.
9 En Hij berispte de Zee van het Rietgras en die werd drooggelegd en Hij deed hen door de waterdiepten gaan als door de wildernis.
10 En Hij redde hen uit de hand van die hen haatte en Hij verloste hen uit de hand van hun vijand.
11 En de wateren bedekten hun benauwers. Niet één van hen resteerde.
12 En zij geloofden in Zijn woorden; zij zongen Zijn lofprijzing.
13 Zij maakten haast om Zijn daden te vergeten, ze talmden niet om Zijn raadgeving.
14 En zij hunkerden met hunkering in de wildernis en zij beproefden El in de troosteloosheid.
15 En Hij gaf aan hen hun verzoek en Hij zond schraalheid in hun ziel.
16 En zij werden jaloers op in de legerplaats en op , de heilige van JAHWEH.
17 En de aarde opende zich en verzwolg en zij bedekte de vergadering van .
18 En vuur verteerde in hun vergadering, een vuurgloed zette de slechten in lichterlaaie.
19 Zij maakten een kalf bij en zij bogen zich neer voor het gegoten beeld.
20 En zij veranderden hun Heerlijkheid in het model van een stier die kruid eet.
21 Zij vergaten El, Die hen redde, Die grote daden deed in ,
22 wonderbaarlijke werken in het land van , vreeswekkende daden bij de Zee van het Rietgras.
23 En Hij zei dat Hij hen zou uitroeien, indien niet , Zijn uitverkorene, in de bres stond voor Zijn aangezicht om Zijn woede te doen terugkeren van het brengen van verderf.
24 En zij verwierpen het begeerlijke land, zij geloofden niet in Zijn woord.
25 En zij beklaagden zich in hun tenten, zij luisterden niet naar de stem van JAHWEH.
26 En Hij hief Zijn hand op tegen hen, om hen te doen vallen in de wildernis,
27 en om hun zaad te doen vallen in de naties en hen in de landen weg te gooien.
28 En zij koppelden zich vast aan en zij aten slachtoffers van .
29 En zij tergden Hem door hun handelingen en een plaag brak uit onder hen.
30 En stond op en hij bemiddelde en de plaag werd beteugeld.
31 En het werd hem gerekend tot rechtvaardigheid, van generatie tot generatie, tot aan de aion.
32 En zij deden driftig zijn bij de wateren van , en het was kwaad voor vanwege hen.
33 Want zij provoceerden zijn geest en hij praatte met zijn lippen.
34 Zij roeiden de volken niet uit die JAHWEH hen had gezegd.
35 En zij vermengden zich met de naties en zij leerden hun daden.
36 En zij dienden hun afgodsbeelden en die waren voor hen tot valstrik.
37 En zij offerden hun zonen en hun dochters aan de demonen.
38 En zij vergoten onschuldig bloed, bloed van hun zonen en van hun dochters, die zij aan de afgodsbeelden van offerden en het land werd verontreinigd door het bloedvergieten.
39 En zij verontreinigden zich door hun daden en zij bedreven ontucht door hun handelingen.
40 En JAHWEH was heet van boosheid tegen Zijn volk en Hij verafschuwde Zijn lotbezit.
41 En Hij gaf hen in de hand van naties en hun haters heersten over hen.
42 En hun vijanden verdrukten hen en zij werden onderdanig gemaakt onder hun hand.
43 Vele keren redde Hij hen uit, en zij, zij rebelleerden in hun beraadslaging en zij werden gereduceerd in hun verdorvenheid.
44 En Hij zag naar hen om in hun benauwdheid, bij het horen van hun dringend beroep.
45 En Hij gedacht voor hen Zijn verbond en Hij had spijt, naar de veelheid van Zijn vriendelijkheid.
46 En Hij gaf hen over aan mededogen voor het aangezicht van allen die hen krijgsgevangen namen.
47 Red ons, JAHWEH, onze Elohim, en roep ons bijeen vanaf de naties, om de Naam van heiligheid toe te juichen, om te triomferen in Uw lofprijzing.
48 Gezegend zij JAHWEH, Elohim van , vanaf de aion tot aan de aion. En heel het volk zegt: "Amen!" Lofprijst Jah.
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 107
|
|