|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Voor de toezichthouder. Op: De duif van een stomme, veraf. Van , toen Filistijnen hem vasthielden in .
Wees mij genadig, Elohim, want een sterveling hijgt achter mij. Heel de dag verdrukt mij de vechter.
2 Die op mij loeren hijgen heel de dag, want velen vechten hooghartig tegen mij.
3 In de dag dat ik vrees vertrouw ik op U.
4 In Elohim lofprijs ik Zijn woord, in Elohim vertrouw ik, ik zal niet vrezen. Wat zal vlees mij doen?
5 Heel de dag verwringen zij mijn woorden. Al hun plannen ten kwade zijn tegen mij.
6 Zij brengen in beroering, zij liggen op de loer, zij observeren mijn hielafdrukken zoals zij hopen op mijn ziel.
7 Verlos van hen, van de wetteloosheid, breng volken neerwaarts in boosheid, Elohim!
8 U nummert mijn omzwervingen, U plaatst mijn traan in Uw leren zak. Staan ze niet in Uw boekrol?
9 Dan zullen mijn vijanden terugwijken, achterwaarts, in de dag dat ik roep. Dit weet ik, dat Elohim voor mij is.
10 In Elohim zal ik het woord lofprijzen. In JAHWEH zal ik het woord lofprijzen.
11 In Elohim vertrouw ik, ik zal niet vrezen. Wat zal een mens mij doen?
12 Op mij, Elohim, zijn Uw plechtige beloften; ik zal toejuichoffers aan U betalen.
13 Want U redde mijn ziel van de dood, maar niet mijn voeten van in elkaar zakken, om te wandelen voor het aangezicht van Elohim in het licht van de levenden?
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 57
|
|