Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven
tussen 593 en 565 voor Christus,
tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.

Hoofdstuk 29

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 In het tiende jaar, in de tiende maand, in de twaalfde van de maand, kwam het woord van JAHWEH tot mij, zeggend:
2 Zoon van de mens, plaats jouw aangezicht tegen FaraoFarao = het grote huis, koning van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), en profeteer tegen hem en tegen EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), alles van haar.
3 Spreek en zeg: Zo zegt mijn Heer JAHWEH! Aanschouw, Ik ben tegen jou, FaraoFarao = het grote huis, koning van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), het grote monster dat neerligt te midden van zijn waterwegen, die zei: Van mij is mijn waterweg en ik, ik maakte die voor mijzelf.
4 En Ik zal gaffels geven in jouw wangen en Ik zal de vis van jouw waterwegen doen aankleven aan jouw schubben. En Ik zal jou doen opgaan uit het midden van jouw waterwegen en alle vissen van jouw waterwegen die aan jouw schubben aankleven.
5 En Ik zal jou in de steek laten in de wildernis, jij en alle vis van jouw waterwegen. Op het oppervlak van het veld zal jij vallen, maar jij zal niet verzameld en niet bijeen gebracht worden. Aan het landdier en de vogel van de hemelen zal Ik jou tot voedsel geven.
6 En alle inwoners EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) zullen weten dat Ik JAHWEH ben, omdat zij een rieten leunstaf werden voor het huis van IsraëlIsraël = strijder van God.
7 Toen zij jou bij de handpalm vastgrepen werd jij versplinterd. En jij reet van hen elke schouder en toen zij op jou leunden werd jij verbroken en jij deed van hen alle tailles staan.
8 Daarom, zo zegt mijn Heer JAHWEH, aanschouw, Ik breng een zwaard tegen jou en Ik snij van jou mens en beest af.
9 En het land van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) zal tot een troosteloosheid en woestenij worden. En zij zullen weten dat Ik JAHWEH ben, omdat jij zei: De NijlNijl = blauw - donker - "de rivier is van mij, en ik, ik maakte die.
10 Daarom, aanschouw, ben Ik tegen jou en tegen jouw waterwegen en Ik zal het land van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) geven aan woestenijen van droogte en troosteloosheid, van MigdolMigdol = toren tot SyeneSyene = haar sluieren (?) en tot aan de grens van KushKush = zwart.
11 Geen voet van een mens zal in haar passeren en de voet van een beest zal in haar niet passeren en het zal veertig jaren niet bewoond worden.
12 En Ik zal het land van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) geven aan troosteloosheid, te midden van landen die troosteloos geworden zijn en haar steden te midden van steden die verlaten zijn; zij zullen veertig jaren troosteloosheid zijn. En Ik zal de EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn)naren verstrooien onder de naties en Ik zal hen weggooien in de landen.
13 Maar, zo zegt mijn Heer JAHWEH, aan het einde van veertig jaren zal Ik de EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn)naren bijeen roepen uit de volken waarheen ze verstrooid werden.
14 En Ik zal de krijgsgevangenschap van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) omkeren en Ik zal hen doen terugkeren naar het land van PatrosPatros = zuidelijk , in hun land van oorsprong, en zij zullen daar een laag koninkrijk zijn.
15 Onder de koninkrijken zal ze laagste zijn en ze zal zichzelf niet meer verheffen boven de naties. En Ik zal hen verminderen, zodat zij niet heersend zij onder de naties.
16 En ze zal voor het huis van IsraëlIsraël = strijder van God niet meer tot vertrouwen zijn, dat doet gedenken aan de verdorvenheid wanneer zij zich achter hen omwenden. En zij zullen weten dat Ik de Heer JAHWEH ben.
17 En het was in het zeven en twintigste jaar, in de eerste maand, in dag één van de maand, dat het woord van JAHWEH tot mij kwam, zeggend:
18 Zoon van de mens, NebukadressarNebukadressar = Nabu bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar, deed zijn strijdmacht dienen met een grote dienst tegen TyrusTyrus = rots. Elk hoofd werd kaal gemaakt en elke schouder gepolijst, maar beloning was er niet voor hem of zijn leger, uit TyrusTyrus = rots voor de dienst waarmee hij haar diende.
19 Daarom, zo zegt mijn Heer JAHWEH, aanschouw, Ik geef het land EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) aan NebukadressarNebukadressar = Nabu bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar, en hij zal haar overvloed wegvoeren en hij zal haar buit buit maken en hij zal haar plundering plunderen en zij zal de beloning zijn voor zijn strijdmacht,
20 zijn arbeidsloon waarvoor hij haar diende geef Ik aan hem, het land van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), om wat zij voor Mij deden, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
21 In die dag zal Ik een hoorn doen ontspruiten voor het huis van IsraëlIsraël = strijder van God en aan jou zal Ik een opening van de mond geven in hun midden. En zij zullen weten dat Ik JAHWEH ben.

Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 30
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.