Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Leviticus
Hoofdstuk 7

   
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)


1 "En dit is de wet van het schuldoffer. Het is heiligheid van heiligheden.
2 In de plaats waar zij het opstijgoffer slachten, zullen zij het schuldoffer slachten. En het bloed er van zal men sprenkelen op het altaar, rondom.
3 En alle vet er van zal hij naderbij brengen: de vetstaart en het vet dat de ingewanden bedekt,
4 en de twee nieren en het vet dat op hen is, dat op de heupen is en de uitstulping op de lever; met de nieren zal hij het wegnemen.
5 En de priester doet het roken op het altaar, een vuuroffer aan JAHWEH. Het is een schuldoffer.
6 Elke mannelijke onder de priesters zal het eten, in een heilige plaats zal het gegeten worden. Het is heiligheid van heiligheden. Neem °Israël waar naar het vlees! Zijn niet de etenden van de offers deelnemers met het altaar? (SW)[1Kor. 10:18] [Commentaar]
Commentaar

6

"Mannelijke". We moeten hier niet denken dat er, omdat er over "mannelijke onder de priesters" wordt gesproken, dus ook vrouwelijke priesters waren. Het gaat hier om het zondeoffer. In Numeri 8:11 wordt gesproken over beweegoffers. Daarvan mocht heel het gezin van de priester eten, mannen, vrouwen, zonen en dochters (mits men rein was). Hier in Leviticus 6:25-30 gaat het over het zondeoffer. Daarvan mochten alleen de mannelijken (en dan mogelijk alleen de priesters zelf) eten. De vrouwen en dochters mochten niet van het zondeoffer eten.

Wim Janse


7 Zoals het zondeoffer is, zo is het schuldoffer. Er is voor hen één wet. De priester die er een beschutting mee maakt, het zal voor hem zijn. Het geld van schuldoffer, en het geld van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht; het was voor de priesteren. (SW)[2Kon. 12:16]
8 En de priester die het opstijgoffer van een man naderbij brengt, voor hem zal de huid zijn van het opstijgoffer dat de priester voor hem naderbij brengt.
9 En elk erkenningsoffer dat gebakken wordt in de bakoven en al wat gemaakt wordt in de kookpan en op de koekepan, is voor de priester die het naderbij brengt; voor hem zal het zijn.
10 En elk erkenningsoffer dat vermengd is met olie en gedroogd, is voor alle zonen van AäronAäron = lichtbrenger, het zal zowel voor de ene man als zijn broeder zijn.
11 En dit is de wet van het offeren van de vredeoffers, die hij naderbij zal brengen aan JAHWEH.
12 Indien hij het naderbij brengt als een toejuiching, dan brengt hij het naderbij met het slachtoffer van de toejuiching: doorboorde koeken van ongezuurd broden, die vermengd zijn met olie, en dunne koeken van ongezuurde broden die gezalfd zijn met olie, en goed vermengde doorboorde koeken van fijn meel, vermengd met olie.
13 Met geperforeeerde koeken van zuurdesembrood zal hij zijn naderingsgeschenk naderbij brengen, met het slachtoffer van toejuiching van zijn vredeoffers.
14 En daarvan brengt hij één van elk naderingsgeschenk als een hefoffer aan JAHWEH. Het is voor de priester die het bloed van de vredeoffers sprenkelt; het zal voor hem zijn.
15 En het vlees van het slachtoffer van toejuiching van zijn vredeoffers zal in de dag van zijn naderingsgeschenk gegeten worden. Niets er van zal achter gelaten worden tot de ochtend.
16 En indien het slachtoffer van zijn naderingsgeschenk een plechtige belofte of vrijwillig is, zal het gegeten worden in de dag dat hij het naderbij brengt met zijn slachtoffer, en wat er van resteert zal vanaf de volgende dag gegeten worden.
17 En wat resteert van het vlees van het slachtoffer, zal in de derde dag in het vuur verbrand worden.
18 En indien in de derde dag van het vlees van het slachtoffer van zijn vredeoffers gegeten zal worden, zal degene die het naderbij brengt niet geaccepteerd worden; het zal hem niet toegerekend worden. Het zal kwalijk worden en de ziel van hem die er van eet, zal de verdorvenheid er van dragen.
19 En het vlees dat iets aanraakt dat onrein is zal niet gegeten worden; het zal in het vuur verbrand worden. En het andere vlees, iedere reine zal van het vlees eten.
20 En de ziel die vlees eet van het slachtoffer van de vredeoffers die aan JAHWEH is, en zijn onreinheid is op hem, die ziel zal uit zijn volksgenoten afgesneden worden.
21 En de ziel die iets onreins aanraakt, de onreinheid van een onrein mens of beest of enig gruwelijk ding dat onrein is, en hij eet van het vlees van het slachtoffer van de vredeoffers dat aan JAHWEH is, zijn ziel zal van zijn volksgenoten afgesneden worden."
22 En JAHWEH spreekt tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen, zeggend:
23 "Spreek tot de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God, zeggend: 'Jullie zullen niets van het vet van de stier en het schaap en de geit eten.
24 En het vet van een kadaver en het vet van het in stukken gescheurde zal voor elk werk gebruikt worden, maar jullie zullen het niet eten.
25 Want iemand die vet eet van het beest dat hij naderbij brengt bij een vuuroffer aan JAHWEH, de ziel die eet zal van zijn volksgenoten afgesneden worden.
26 En jullie zullen geen bloed eten in geen enkele van jullie woningen, niet van wat vliegt en niet van het beest.
27 Elke ziel die enig bloed eet, deze ziel zal afgesneden worden van zijn volksgenoten.'" Maar vlees met zijn ziel in zich, zijn bloed, zullen jullie niet eten (SW)[Gen. 9:4]
28 En JAHWEH spreekt tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen, zeggend:
29 "Spreek tot de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God, zeggend: 'Die het slachtoffer van zijn vredeoffers naderbij brengt aan JAHWEH, zal zijn naderingsgeschenk brengen aan JAHWEH van het slachtoffer van zijn vredeoffers.
30 Zijn handen zullen vuuroffers van JAHWEH brengen. Het vet op het borststuk; hij zal het borststuk brengen om het te wuiven als een wuifoffer voor het aangezicht van JAHWEH.
31 En de priester doet het vet roken op het altaar, en het borststuk is voor AäronAäron = lichtbrenger en voor zijn zonen.
32 En het rechter been zullen jullie geven als een hefoffer aan de priester van de slachtoffers van jullie vredeoffers.
33 Wie van de zonen van AäronAäron = lichtbrenger het bloed van de vredeoffers naderbij brengt en het vet, voor hem zal het rechter been zijn als een toegewezen portie,
34 want het borststuk van het wuifoffer en het been van het hefoffer neem Ik van de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God, van de slachtoffers van hun vredeoffers, en Ik zal die aan AäronAäron = lichtbrenger, de priester, geven en aan zijn zonen, tot een aionisch statuut voor de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God.
35 Dit is het gezalfde recht van AäronAäron = lichtbrenger en het gezalfde recht van zijn zonen van de vuuroffers van JAHWEH, in de dag dat hij hen doet naderen om als priester te dienen voor JAHWEH,
36 wat JAHWEH als instructie gaf om aan hen te geven in de dag dat Hij hen zalfde uit de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God. Het is een aionisch statuut voor hun generaties.'"
37 Dit is de wet voor het opstijgoffer, voor het erkenningsoffer, en voor het zondeoffer, en voor het schuldoffer, en voor de toewijdingen en voor het slachtoffer van de vredeoffers,
38 zoals JAHWEH MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen instructie gaf op de berg SinaïSinaï = doornachtig, in de dag van Zijn instructie geven aan de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God om hun naderingsgeschenken naderbij te brengen aan JAHWEH in de wildernis van de SinaïSinaï = doornachtig.


Terug naar de indexpagina
Naar Leviticus 8
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.