|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En deze zijn de genealogische registraties van en in de dag dat JAHWEH sprak met op de berg .
2 En deze zijn de namen van de zonen van : de eerstgeborene is en dan , en .
3 Deze zijn de namen van de zonen van , de gezalfde priesters, van wie hij hun hand vulde om als priester te dienen.
4 En en sterven voor het aangezicht van JAHWEH bij het naderbij brengen van onbekend vuur voor het aangezicht van JAHWEH in de wildernis van de . En er zijn voor hen geen zonen. En en dienen als priester voor het aangezicht van , hun vader.
5 En JAHWEH spreekt tot , zeggend:
6 "Doe het stamhuis van naderen en doe hen staan voor het aangezicht van , de priester. En zij verrichten zijn dienst.
7 En zij onderhouden zijn opdracht en de opdracht van heel de vergadering voor het aangezicht van de tent van de afspraak, om de dienst van de verblijfplaats te dienen.
8 En zij onderhouden alle voorwerpen van de tent van de afspraak en de opdracht van de zonen van , om de dienst van de verblijfplaats te dienen.
9 En jij geeft de Levieten, die gegeven zijn, aan en aan zijn zonen. Zij zijn aan hem gegeven uit de zonen van .
10 En aan en aan zijn zonen zal jij toevertrouwen dat zij hun priesterschap in acht nemen. En de buitenstaander die nabij komt zal ter dood gebracht worden."
11 En JAHWEH spreekt tot , zeggend:
12 "En Ik, aanschouw!, Ik neem de Levieten vanuit het midden van de zonen van in plaats van elke eerstgeboren mannelijke uit de zonen van die de baarmoeder open maakt. En de Levieten zijn van Mij.
13 Want elke mannelijke eerstgeborene is voor Mij. In de dag dat Ik elke eerstgeboren mannelijke in het land van neersloeg, heiligde Ik voor Mij elke eerstgeboren mannelijke in , van mens tot aan beest. Zij zullen voor Mij zijn. Ik ben JAHWEH."
14 En JAHWEH spreekt tot in de wildernis van , zeggend:
15 "Monster de zonen van naar het huis van hun vaders, naar hun families; elke mannelijke vanaf een zoon van een maand en daarboven zal jij van hen monsteren."
16 En monstert hen naar het bevel van JAHWEH, zoals hij wordt geïnstrueerd.
17 En dezen zijn de zonen van met hun namen: en en .
18 En deze zijn de namen van de zonen van , naar hun families: en .
19 En de zonen van , naar hun families; en , en .
20 En de zonen van , naar hun families: en ; dit zijn de families van de Levieten, naar het huis van hun vaders.
21 Van was de familie van de Libnieten en de familie van de eten; dezen zijn de families van de ieten.
22 Hun gemonsterden in getal, elke mannelijke vanaf een zoon van een maand en daarboven; hun verzamelden zijn zeven duizend en vijf honderd.
23 De families van de ieten legerden zich achter de verblijfplaats, westwaarts.
24 En de vorst van het huis van de vader voor de ieten: , zoon van .
25 En de opdracht van de zonen van in de tent van de afspraak, is de verblijfplaats en de tent, zijn bedekking en het deurgordijn van de opening van de tent van de afspraak,
26 en de gedrapeerde gordijnen van de hof, en het deurgordijn van het portaal van de hof, die van de verblijfplaats en bij het altaar zijn, rondom, en zijn koorden voor al zijn dienst.
27 En van is de familie van de ieten en de familie van de riet, en de familie van de ieten en de familie van de ieten, dezen zijn de families van de ieten,
28 naar het getal van elke mannelijke vanaf een zoon van een maand en daarboven: acht duizend en zes honderd, die de opdracht van de heilige plaats onderhouden.
29 De families van de zonen van legerden zich aan de flank van de verblijfplaats, zuidwaarts.
30 En de vorst van het huis van de vader van de families van de ieten: , zoon van .
31 En hun opdracht was de kist en de tafel en de lampenstandaarden en de altaren en de voorwerpen van de heilige plaats, waarmee zij er in dienst zullen verrichten, en het deurgordijn en alle dienst er van.
32 En de vorst van de vorsten van de Levieten was , zoon van , de priester, die de supervisie heeft over hen die de opdracht van de heilige plaats onderhouden.
33 Bij zijn de familie van de eten en de familie van de eten. Dezen zijn de families van .
34 En hun gemonsterden zijn in getal van elke mannelijke vanaf een zoon van een maand en daarboven: zes duizend en twee honderd.
35 En de vorst van het huis van de vader voor de families van was , zoon van . Zij legeren zich aan de flank van de verblijfplaats, noordwaarts.
36 En de supervisie van de opdracht van de zonen van was over de raamwerkdelen van de verblijplaats en zijn dwarsbalken en zijn kolommen en zijn voetstukken en al zijn voorwerpen en elke dienst er van,
37 en de kolommen van de hof, rondom, en hun voetstukken en hun pinnen en hun koorden.
38 En die zich legerden voor het aangezicht van de verblijfplaats, oostwaarts, voor het aangezicht van de tent van de afspraak, naar de zonsopgang, waren en en zijn zonen, die de opdracht van het heiligdom voor de opdracht van de zonen van onderhouden. En de buitenstaander die nabij komt zal ter dood gebracht worden.
39 Alle gemonsterden van de eten, die en monsterden op bevel van JAHWEH, naar hun families, elke mannelijke zoon van een maand en daarboven: twee en twintig duizend.
40 En JAHWEH zegt tot : "Monster elke eerstgeboren mannelijke uit de zonen van , vanaf de zoon van een maand en daarboven en verkrijg het getal van hun namen.
41 En jij neemt de eten voor Mij (Ik ben JAHWEH), in plaats van elke eerstgeborene uit de zonen van , en het beest van de eten in plaats van elk eerstgeboren beest onder de zonen van ."
42 En monstert, zoals JAHWEH hem instructie gaf, elke eerstgeborene onder de zonen van .
43 En elke eerstgeboren mannelijke naar het getal van de namen, van de zoon van een maand en daarboven, van hen die gemonsterd waren: twee en twintig duizend, twee honderd en drie en zeventig.
44 En JAHWEH spreekt tot , zeggend:
45 "Neem de eten in plaats van elke eerstgeborene onder de zonen van en het beest van de eten in plaats van hun beest. En de eten worden van Mij. Ik ben JAHWEH.
46 En voor de losgelden van de twee honderd en drie en zeventig, die overtollig zijn boven de eten, uit de eerstgeborenen van de zonen van ,
47 neem jij vijf shekels, vijf shekels per schedel. Naar de shekel van de heilige plaats zal jij nemen, twintig gerah per shekel.
48 En jij geeft het zilver aan en aan zijn zonen, de losgelden van degenen onder hen die overtollig zijn."
49 En neemt het zilver van de losgelden van die overtollig zijn, boven die van de losgekochten van de eten.
50 Vanaf de eerstgeborene van de zonen van nam hij het zilver: duizend en drie honderd en vijf en zestig naar de shekel van de heilige plaats.
51 En geeft het zilver van de losgelden aan en aan zijn zonen, op bevel van JAHWEH, zoals JAHWEH instructie gaf.
Terug naar de indexpagina
Naar Numeri 4
|
|