Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 25
door G.L. Rogers

Vrijgesteld van de wet
Romeinen 7:1-6
1 Of weet gij niet, broeders, (ik spreek immers tot wie de wet kennen) dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft?
2 Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond.
3 Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft.
4 Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen.
5 Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen;
6 maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter.
De evangelie-uitspraak die aan de heiligen gedaan wordt, "gij zijt niet onder de wet," is voor velen van hen zeer onsmakelijk, want zij denken dat Christelijk gedrag bestaat uit gehoorzaamheid aan een wet die van de mens alleen eist wat heilig is en rechtvaardig en goed. Maar toch is het een centrale gedachte in Paulus' evangelie dat de heiligen vrijgesteld zijn van diezelfde wet. De noodzaak voor deze vrijstelling wordt in dit hoofdstuk aangetoond en het feit dat deze noodzaak bestaat en dat ze verlossing uit de heerschappij van de wet verlangt, is een welsprekend getuigenis dat er in de heilige iets blijft dat niet onderworpen is aan de wet en dat ook niet kan zijn. Als het vlees in de gelovige blijft, dan zal het de wet net zo vaak breken als ze optreedt, en hem zo tot het oordeel brengen. Als de wet zal blijven zonder de vloek aan te brengen, dan moet het vlees veranderd worden. Maar de wet heeft niet de kracht om het vlees te veranderen, en Paulus' evangelie belooft niets anders dan de kruisiging van het vlees, tezamen met haar passies en lusten. Zonde is in het vlees, en hoewel het geoordeeld is aan het kruis, en hoewel zij die in de dood van Christus gedoopt zijn ervan gerechtvaardigd zijn, blijft haar wetteloze karakter en vijandschap tot God onveranderd.

In het laatste deel (6:15-23) liet Paulus zien dat genade haar onderdanen slaven maakt van God; in het deel dat nu voor ons ligt verklaart hij dat de heiligen bevrijd zijn van de wet, opdat hun dienstbetoon geestelijk en niet wettelijk moge zijn, terwijl het overige deel van het hoofdstuk aantoont dat eerlijke inspanning om de wet te houden ze alleen maar gevangenen ervan maakt, en dat bevrijding uit de slavernij van de wet een noodzaak is voor de bevrijding uit de slavernij van de zonde. Ja, verlossing van de heerschappij van de zonde hangt geheel af van de vrijstelling van de wet. "Zonde zal niet over u heersen, want gij zijt niet onder de wet, maar onder genade." Alleen wanneer we overgaan van de heerschappij van de wet naar die van de genade kan de tirannieke rol van de inwonende zonde worden gebroken.

Dit hoofdstuk moet in drieën verdeeld worden. Christus heeft er bij Zijn sterven voor gezorgd dat zij die in Hem zijn stierven aan de wet(1-6); toch is de wet geen zonde, maar rechtvaardig, heilig en goed, hoewel ze zonde doet herleven(7-13); een geestelijke wet is niet in staat om te gaan met een vleselijk mens. Ze kan geen gehoorzaamheid krijgen, want ondanks de beste inspanningen van een mens om te gehoorzamen, wordt hij door de wet in gevangenschap gebracht van een wet van zonde in zijn leden(14-25).
Het deel van het hoofdstuk dat nu voor ons ligt stelt een algemeen erkend wettelijk principe, 1;
dan wordt dit principe geïllustreerd door de wet die de vrouw bindt aan haar man zolang die leeft, en vrijlating vindt alleen plaats door zijn/haar dood, 2; als tijdens het leven van de man de vrouw zich bindt aan een andere man, dan pleegt zij overspel; maar na zijn dood is ze vrij om zonder schande een andere man te trouwen, 3; de toepassing van dit principe en de illustratie ervan, is dat net als de vrouw dood gemaakt werd voor de wet door het overlijden van haar echtgenoot, zo is de heilige dood gemaakt voor de wet door de dood van Christus en zo bevrijd zijnde mag hij verenigd worden met de Ander, 4-; het doel van deze vrijstelling en nieuwe eenheid is vruchtdraging voor God, -4; in het eerdere leven in het vlees, bracht de wet, door het uitlokken van passies, vrucht voor voor de dood, 5; maar nu dat we bevrijd zijn van de wet, zijn we in staat God op aanvaardbare wijze te dienen, niet in de oudheid van de letter, maar in de nieuwheid van geest, 6.

Omdat Paulus verlossing van de wet door de dood van Christus verkondigde, zochten de wettelijken voortdurend hem op om hem te bestrijden. Dit onderdeel van zijn evangelie, niet aanwezig in het evangelie van de Besnijdenis(!!), kostte hem bijna zijn leven(Hand. 21:28). Het was dit verschil tussen hun evangeliën dat er voor zorgde dat Paulus in Antiochië opstond tegen Petrus, en dat leidde tot zijn uiteenzetting dat rechtvaardiging is door geloof en niet door werken der wet, Want ik ben door de wet voor de wet gestorven om voor God te leven(Gal. 2:11-21)). En het waren de inspanningen van de wettelijken om het evangelie te verdraaien, dat hem er toe bracht de brief aan de Galaten te schrijven, waarin Paulus aantoont dat wettelijkheid voor hen niets anders zou betekenen dan scheiding van Christus(5:1-6).

In de eerdere hoofdstukken van Romeinen, die gaan over de daden van zonde, wordt de wet gezien als kennis gevend over het karakter van deze daden. Het gedrag van hen die gezondigd hebben zal door de wet geoordeeld worden(2:12); de wet stelde de Jood niet in staat rechtvaardigheid te verkrijgen(2:17-29); het leidde tot de (h-)erkenning van de zonde, maar verwijderde die nooit(3;20); rechtvaardiging komt door geloof, buiten werken der wet om(3:28); toch heft geloof de wet niet op, maar ondersteunt ze die(3:31); de beloften die aan Abraham gedaan zijn waren niet afhankelijk van het houden van de wet. Waren ze dat wel geweest, dan zouden ze van geen waarde zijn geweest, omdat de wet verontwaardiging brengt over de werken van de kwaaddoener(4:13-15). Wanneer we dat deel van de brief bereiken dat zich bezig houdt met beërfde en inwonende zonde, dan doet de werking van de wet de overtreding toenemen(5:20) en is ze de kracht van de zonde, deze opporrend tot opstand en ze heerschappij gevend over iemand die tevreden is met de wet en er naar streeft ze te gehoorzamen(7:5; 7:25). Wet zal de heilige niet toestaan zichzelf dood aan de zonde te rekenen, want ze ontdekt voortdurend zonde en laat ons bezig zijn met zonde, in plaats van te leven voor God. Vandaar de noodzaak voor verlossing!
De ervaring die in dit zevende hoofdstuk wordt geportretteerd, leidt naar een schreeuw om redding en deze redding is niet van goddelijke verontwaardiging of van vervreemding en vijandschap, maar van dat wat geestelijk dienstbetoon onmogelijk maakt.

Er is een diepe noodzaak voor zo'n discussie als in dit hoofdstuk word gegeven. Ze wordt noodzakelijk gemaakt door alles wat Paulus heeft gezegd over onze kruisiging met Christus. Er is elders geen hoofdstuk zoals dit; het is fundamenteel voor alles wat Paulus in zijn andere brieven te zeggen heeft over het onderwerp van de heiliging van de wandel van de heilige en diens vrijheid van de wet als een regel voor geestelijk gedrag. Hij verdedigde dat deel van zijn evangelie dat verklaarde dat Gods rechtvaardigheid aan de gelovige wordt toegerekend, door te verwijzen naar de Hebreeuwse geschriften over Abrahams rechtvaardiging, en toonde dat diens rechtvaardiging niet door de wet was, maar door geloof. Maar wanneer hij voortgaat met aantonen dat de heilige dood gemaakt is voor de wet door het lichaam van Christus, dan ondersteunt hij de onthulling niet met de Schrift, omdat dit onderdeel is van het geheim van het evangelie waarover de Hebreeuwse Schriften zwegen. Eerst interpreteerde hij het doel van de wet als een voorbereiding van een genadevolle rechtvaardiging(3:20), en nu maakt hij zijn ervaring onder de wet tot bewijs voor de noodzaak van verlossing daarvan, zodat hij kan een wandel kan hebben die de Heer waardig is. De wet kan niet heiligen en omvormen, net zo min als ze kan rechtvaardigen. Nee, het is precies omgekeerd: ze verbiedt ons onszelf dood te rekenen aan de zonde en levend te zijn voor God, omdat ze de wet toepast op zonde die al door God geoordeeld is, en waarvan Hij ons rechtvaardigde door de dood. Het verergert zonde in het vlees en zet de wet van zonde, die in onze leden is, aan tot activiteit en voert ons in gevangenschap. Zo omvat het onderwijs van 6:1-14 zowel de dood aan de wet als de dood aan de zonde.

1. Of weet gij niet, broeders, (ik spreek immers tot wie de wet kennen) dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft?
Of, als jullie er aan twijfelen dat voor jullie de heerschappij van de wet geëindigd is, moet ik vragen, weet gij niet, broeders, (ik spreek immers tot wie de wet kennen) dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? Het voegwoordje of verbindt deze vraag niet met het onderwerp dat er direct aan vooraf ging, maar met het betoog: "Gij zijt niet onder de wet," wat duidelijk het onderwerp van dit hoofdstuk is. We zagen dat de vooronderstelling van 6:14 leidde tot de onwetende misvatting over vers vijftien, die afgewezen werd in de verzen 16-23. Dat gedaan zijnde wordt nu een principe neergezet dat de waarheid laat zien dat "jullie niet onder de wet zijn." Het principe is er een dat gevonden wordt in ieder gezaghebbend wetsvoorschrift, of dat nu Mozaïsch is, Romeins of ergens anders vandaan, dat wet een mens alleen bindt zolang zijn leven duurt en dat de wet geen doden kan vervolgen en straffen. Aangezien jullie tezamen met Christus stierven, kunnen jullie niet langer twijfelen aan het feit dat jullie niet langer onder de wet zijn, tenzij jullie natuurlijk dit algemeen bekende principe ontkennen. Weet gij niet, is een vraag die altijd aan een onweerlegbaar feit vooraf gaat(6:3,16: 7;1). Jullie zouden niet onwetend moeten zijn, ik spreek immers tot wie de wet kennen. Hoewel het principe op alle wet toepasbaar is, is Paulus hier geheel en al gericht op de Mozaïsche wet, en neemt terecht aan dat deze bij zijn lezers bekend is, want het voorlezen van de wet ging al op een vroeg tijdstip over van de synagoge naar de kerk. Ja, lange tijd had men geen andere geschriften! Zij die aangesproken worden als broeders zijn niet een bijzondere klasse, noch zijn het Joodse broeders; maar ze zijn gezamenlijk heiligen. Geestelijke banden zijn nauwer dan vleselijke verwantschap. In de nieuwe schepping wordt een hoger verwantschap verworven en worden oude banden worden verbroken. Zo kennen wij dan van nu aan niemand naar het vlees, zelfs Christus wordt niet meer naar het vlees gekend, d.w.z. als een Israëliet(2Kor. 5:16; Rom.9:5). Wanneer Paulus verwijst naar zijn mede-Israëlieten, dan noemt hij hen nadrukkelijk "mijn broeders, mijn verwanten naar het vlees." Maar hij noemt alle heiligen broeders, speciaal wanneer hij zijn toevlucht neemt tot een meer vertrouwde manier van onderwijs of oproep. Niet alleen Joden, maar alle intelligente mensen kennen het principe van de wet dat hier gegeven en geïllustreerd wordt.

De bewering dat de wet alleen aan Israël gegeven werd is niet zo onschuldig of waar als het lijkt. Het is een aannemelijke vergissing, die leidt tot het verwaarlozen van een groot deel van het evangelie door hen die aannemen dat de verlossing van de wet alleen hen aangaat die van Israëlitische afkomst zijn. Zeker, het verbond van de wet werd alleen met Israël gesloten, en met de gemengde menigte die met hen mee opgetrokken waren En dat verbond braken ze. En het is waar dat het verloste Israël eens de perfectie en heerlijkheid van de goddelijke wet zal gaan tonen onder de voorwaarden van het nieuwe verbond, dat Jehovah met hen in de toekomst zal maken(Jer.31:31-34; Hebr.8:8-12). Maar Paulus vond in ieder volk en geweten een erkenning van de wet. Hij vond dat sommigen die geen wet hadden, soms van nature deden wat de wet van hen verlangt, zodat ze, hoewel ze geen wet hebben, zichzelf tot wet zijn; dat wil zeggen: ze hebben de kennis van goed en kwaad geschreven in hun harten, en hun gewetens dragen hun getuigenis aan, met hun morele instincten, over de wet die ze voor zichzelf gemaakt hebben. Het is een feit dat de wet zich beroept op de natuurlijke moraliteit, het geweten en de rede van de mensheid, en wanneer ze wordt verkondigd dan erkennen de mensen dat ze een rechtvaardige eis is van God. Week na week, wanneer de samenkomsten de opdrachten van de wet horen, bidden ze: "Maak onze harten zo dat wij deze wet kunnen houden." Sommige van de heiligste mensen hebben geloofd dat de worsteling van dit hoofdstuk een normaal Christelijke ervaring is. Zelfs correct onderwezen gelovigen, zoals de Galaten, kunnen nauwelijks afgebracht worden van de poging om wet en genade te vermengen. Hele kerkgenootschappen zijn in de greep van deze Galatiaanse lastering, en staan er op te zeggen dat er zonder het houden van de wet geen redding is, terwijl zelfs onder de meer verlichtte en juist denkenden veel predikatie min of meer wetticistisch is. Het kan maar van weinigen gezegd worden dat ze niet onder de wet zijn.

De nederig makende ervaring van verslagen te worden terwijl men onder de wet is, is bij allen voorgekomen, of ze nu gelovigen of ongelovigen zijn, die ernstig geprobeerd hebben om aan alle eisen van de wet te voldoen. Velen die niet van Israël zijn, hebben de schreeuw om redding uit dit lichaam des doods voortgebracht, terwijl velen uit Israël niets schijnen te weten van de ervaring die de wet hen zou moeten geven. Het is niet juist te zeggen dat we verlost kunnen worden door enige band met of verplichting aan de wet te ontkennen, want we kennen de wet, bevestigen haar eisen, en ze heeft gezag over ons zolang we leven. We moeten er voor dood gemaakt worden!
Wanneer de wet een overtuiging van morele onmacht voortbrengt, dan doet ze op juiste manier haar werk. Ze werd ontworpen om ons de noodzakelijke en heilzame ervaring te geven waarmee dit hoofdstuk in verband staat. Veel heiligen hebben een oppervlakkige overtuiging, als ze er al een hebben, dat het goede niet bij hen inwonend is en dat zij vaak onderworpen zijn aan een wet van zonde. Zij aanvaarden wat zij de zwakheid van het vlees noemen als een excuus voor slecht gedrag. Sommige belijdende gelovigen zijn onwetend van enige noodzaak voor verlossing, omdat ze nooit werkelijk geprobeerd hebben de wet te houden, net zo min als ze enig bewustzijn van falen hebben.

De wet heeft macht over een mens zolang die leeft, maar langer niet. De enige ontsnapping van de heerschappij van de wet is door de dood. Zij die niet verenigd zijn met Christus in Zijn dood, blijven onder de wet; het maakt niet uit in welke bedeling ze leven. Israël en de meerderheid van de mensen zijn onder de wet, zelfs gedurende de heerschappij van de genade. Indien iemand bevrijd kon worden van de wet doordat God eenvoudig een nieuwe bedeling zou instellen, dan zou toch zeker de komst van Christus en de gift van de heilige Geest tijdens de Pinksterdag wel voldoende zijn geweest; maar deze verlosten Besnijdenisvolgers, zoals Petrus, niet van de wet! De enige verlossing is die waar Paulus over spreekt. Bedelingen sluiten niet uit, maar zijn samenvoegend en samenvallend. Heidenen hebben slechts de drie vroegste bedelingen van God ontvangen. Onbekeerde Israëlieten zijn nooit verder gekomen dan de wet. De Twaalf en hun volgelingen kwamen niet verder dan Pinksteren en velen die, door de eenheid met Christus, gered zijn van de wet, ondervinden nog steeds gevangenschap, omdat zij geloven dat ze moeten pogen de wet te houden.

De wet zelf stelt de grens van het gezagsgebied van de wet. Ze werd aan de vleselijke mens gegeven voor de regulering van het leven in het vlees. Haar zegeningen en vloeken hebben alleen betrekking op het leven op aarde, zoals het voorbeeld van de wet over het huwelijk zal tonen. De wet legt niets vast over aionisch leven; haar zwijgen over de toekomstige tijden is veelzeggend. Terwijl de kennis van de wet voor sommigen de standaard zal zijn waarmee hun gedrag zal worden beoordeeld, voor zondaren is ze alleen een bedeling van de dood. Alleen het evangelie van de genade kan redden en aionisch leven geven.

2, 3 Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond.
3 Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft.
Het principe dat de dood verlost van de slavernij van de wet wordt geillustreerd door het voorbeeld van de wet van het huwelijk, die in het bijzonder geschikt is omdat ze een geval laat zien waarin de dood een nog levende persoon en daarom in staat is een nieuwe relatie aan te gaan. Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden. Een kenmerk van iedere wet is dat ze bindt en zo iemands vrijheid van handelen beperkt. De gedachte van heerschappij ligt besloten in het Griekse woord dat wordt vertaald met de woorden huwen, hupandros, ONDER-MAN, zoals in de sublineaire tekst van de Concordant Version. Er is een verwijzing naar de zin: "hij zal over u heersen"(Gen.3:16), wat overeenkomt met het feit van onder wet zijn. Aangezien Paulus niet het geval naar voren brengt van een vrouw die verlost is door echtscheiding, hoeven we dat hier niet te overdenken(Deut.24:2), want als we dat zouden doen, dan zouden we het voorbeeld, dat de nadruk legt op de verlossing door de dood, ondoorzichtig maken.
Wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. De wet bindt haar niet aan haar overleden man, maar zijn dood bevrijdt haar zodanig dat haar status als gehuwde vrouw wordt afgeschaft, en hoewel de vrouw leeft, houdt de echtgenote op te bestaan. Het rigoureuze karakter van de huwelijkswet is zo dat als de man nog leeft en de vrouw een vrouw van een andere man wordt, ze dan echtbreekster(overspelige) zal heten en onder de wet is overspel een misdaad die met de dood bestraft kan worden(Lev. 20:10). Ze is alleen vrij een andere huwelijksverbintenis aan te gaan als haar man is overleden, in welk geval ze zodanig van de wet is bevrijdt dat de mag trouwen en niet een overspelige wordt. Verscheidene punten in dit voorbeeld, die met veel details is uitgewerkt, moeten opgemerkt worden: de wet sterft niet; de vrouw sterft niet, maar wordt dood voor de wet gemaakt door het overlijden van haar man. De vrouw is niet met de wet getrouwd, maar met een man. Verlossing van de wet komt op wettelijke wijze; de periode van de heerschappij van de wet, zijnde "zo lang hij leeft", wordt beëindigd door de dood.

4. Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen.
Bijgevolg, mijn broeders, zijn ook jullie in de positie van de vrouw in het voorbeeld. Zoals zij bevrijd werd van de wet door de dood van haar echtgenoot, zo zijn jullie dood voor de wet door het lichaam van Christus. Zoals de vrouw niet zelf stierf, maar stierf aan de wet door de dood van haar echtgenoot, zo werden jullie, die nog steeds leven, dood gemaakt voor de wet door het lichaam van Christus. En zoals de vrouw, bevrijd van de huwelijkswet, de vrouw van een andere man kan worden, zo zijn jullie verlost van de slavernij van de wet om het eigendom te worden van een ander. En ook: zoals de vrouw tijdens het leven niet de vrouw van een andere man mocht worden, zo kunnen jullie van Christus worden voordat jullie dood gemaakt zijn voor de wet door Zijn dood. Jullie moeten vrijgesteld worden van de wet, opdat jullie met Hem verenigd kunnen worden als opgewekten uit de dood. Als jullie terug gaan onder de wet zullen jullie vrijgesteld zijn van Christus.

Voor hen die deel hebben aan de gelijkenis van Zijn dood en de gelijkenis van Zijn opstanding, zijn wet en genade tegengestelde kanten van het kruis. Voor hen die in Christus zijn kan er geen mengsel zijn van wet en genade, zoals die er was in Israël ten tijde van het geven van offeranden, tezamen met het geven van de wet in de Sinaï, en aangezien de voorziening van het offerbloed van Christus blijft bestaan, samen met de wet, vinden we het ook in het evangelie van de Besnijdenis. Het kruis van Christus scheidt twee groepen die ieder op verschillende wijze banden hebben met Christus. Israël is met Hem, als hun Messias, verbonden in het vlees; maar de kerk, die Zijn lichaam is, is alleen met Hem verbonden door geestelijke banden. Israël kent Christus naar het vlees en als behorend bij de oude schepping; wij kennen Christus niet naar het vlees, maar als de Maker van een nieuwe schepping, waar geen Griek of Jood zal zijn. Genade zal Israël eens de zegeningen geven van het nieuwe verbond en zal zo haar vlees omzetten dat ze de wet kunnen houden zoals Christus dat deed in de dagen van Zijn vlees; maar wij zijn door de dood van Christus verwijderd van heel de wet. Een gelovige Israëliet, zoals Petrus, kan zowel wet als genade hebben. Maar iemand die leeft als levende uit de doden, moet terug komen van de kruisiging van zijn oude mensheid om zichzelf onder de wet te stellen. Hij kan niet leven in Christus hebben op het nieuwe scheppingsniveau én ook onder de wet in het vlees leven. Voor hem betekent het aanvaarden van de wet: vallen uit de genade. Maar toen Christus Zijn bediening aan Israël uitvoerde, begon Hij, in wat de Bergrede wordt genoemd, de wet te prediken en uit te leggen en ook het evangelie van het koninkrijk te verkondigen.

Gelovige Besnijdenisaanhangers houden vast aan de dingen die hun voorrechten en voordelen in het vlees markeren; ze roemen over de besnijdenis, die hen schuldenaren van de gehele wet maakt. Ze zien niet uit naar de kruisiging, maar naar het herstel van het vlees, zodat ze de schoonheid van de wet van God in het vlees kunnen laten zien. Maar zij van wie de oude mensheid en vlees terzijde is gesteld aan het kruis en die in geest verenigd zijn met Hem Die is opgewekt uit de doden, verwachten niets van het vlees. Zij moeten het met haar passies en lusten kruisigen. Door de wet stierven ze aan de wet, opdat ze mogen leven voor God. Net zoals Christus zijn ze niet langer onder de wet. Toen Hij vlees werd, kwam Hij door een vrouw en werd Hij onder de wet gesteld, en terwijl Hij onder de wet en in het vlees was, was Hij onderworpen aan de wet, zoals ons vlees dat niet kan zijn. In het vlees zijnde vervulde Hij alle rechtvaardigheid en was Hij het Type waaraan Israël gelijk gemaakt zal worden. Hij was toen Israël's Redder en het juiste Onderwerp van hun geloof. Hij werd niet naar de volkeren gezonden, maar naar de verloren schapen van het huis Israël's. Paulus stelt Christus niet voor zoals Hij aan Israël werd voorgesteld. Het juiste Onderwerp van ons geloof is de Ene Die stierf, werd begraven en weer opstond, in Wie al onze verlossing is. Verder stelt hij de heiligen voor als in Hem gedoopt, zodat zij zowel in Zijn dood aan de zonde als in Zijn dood aan de wet deel hebben. In Christus Jezus zijn zij uit de oude schepping, met haar verwachting van zegen tijdens het koninkrijk, gedragen. Het is altijd noodzakelijk deze duidelijke verschillen te blijven benadrukken, in het bijzonder vanwege de verschillen tussen herstel en nieuwe schepping, iets waar we snel aan voorbij zien.

Tot dusverre is er een exacte parallel tussen de zaak van de vrouw in het voorbeeld en de zaak van de heilige, zoals dat hoort te zijn. Het doel van een voorbeeld is een toelichting te geven op een onderhavig onderwerp, en Paulus' voorbeeld doet dat. Maar, op een paar uitzonderingen na, toch zeggen de moderne verklaarders dat het voorbeeld eerder verwart dan verheldert. We citeren een paar schrijvers:

"Een onderzoek van deze passage dwingt ons de klaarblijkelijke ineenstorting van het voorbeeld van de apostel te erkennen."
"In de uitwerking van dit voorbeeld zit een zekere mate van ingewikkeldheid, veroorzaakt door een verschuiven van het standpunt in het midden van de paragraaf..... Het is vreemd om van dezelfde personen op het ene moment als 'gedood' te spreken en op het andere moment als opnieuw getrouwd."
Maar dat is nu precies wat het voorbeeld vermijdt, want de vrouw is niet gedood; ze leeft, maar is dood voor de wet!
Anderen zeggen:
"Als het voorbeeld behoorlijk uitgevoerd zou zijn..."
"De overeenkomst roept om de dood van de wet."
"Er is een schijnbare discrepantie tussen het voorbeeld en de uitleg.... de echtgenoot staat voor het vlees."
"Logische samenhang is bij Paulus een overweging die ondergeschikt is aan de helderheid van uitdrukking, Hij laat de vrouw eerst sterven en dan weer trouwen."
De bronnen van deze vergissingen zijn te vinden in verscheidene valse veronderstellingen over wat Paulus bedoelde te zeggen, maar er niet in slaagde het helder te stellen, en in een onvoorzichtig lezen van wat hij zei. Ondanks dat het voorbeeld zo voorzichtig is ontworpen om het te beschermen tegen vergissingen, concluderen deze schrijvers dat de echtgenoot het vlees voorstelt, en dat de vrouw met de wet is getrouwd, in plaats van met de man. Nog erger is het idee dat het vlees, vertegenwoordigd door de man, sterft. Als dat het geval was, dan zou verlossing van de wet nutteloos zijn, want alleen het onmachtige vlees is niet onderworpen aan de wet. Paulus' logische vasthoudendheid en helderheid van uitdrukking staan beide boven verdenking en kritiek.
Een andere dwarsligger vervolgt:
"Om de vergelijking in te vullen moeten we bedenken dat wij niet slechts de dienstknecht, maar ook de vrouw van de zonde zijn geweest. Onze echtgenoot was een moordenaar. Maar we hadden hem als onze heer gekozen en de wet erkende het huwelijk."
Wanneer trouwden we de zonde? Kozen we voor de zonde, of ontvingen we ze als een nalatenschap van onze eerste vader? Vermoordde zonde ons aan het kruis? Als dat zo is, verloste de moord ons van de wet? Zou zo'n dood als die van ons de eis van de wet bevredigen?

Maar er zijn nog meer duidelijke parallellen. Hoewel het niet zinnig of veilig is om op ieder detail van ieder voorbeeld de nadruk te leggen, meer dan nodig is dan wordt vereist door stellig verklaarde waarheid, en hoewel zoiets kan leiden tot grote absurditeiten, is het toch best goed te vragen of de relatie van de man met de vrouw, die door zijn dood bevrijd is van de wet, niet parallel loopt met een soortgelijke relatie tussen Christus en hen die voor de wet werden gedood door Zijn dood. En zo'n relatie is er. We citeren: "Er kan geen overtuigd oordeel worden uitgesproken over de vraag of de apostel, in het geval van de Christen, nu exact een eerste echtgenoot in gedachten had, of, als dat zo is, dat dit nu de zonde of de wet was." Het voorbeeld zou de lezer moeten beschermen tegen zo'n vergissing. Het laat ons zeker niet zien als verenigd met zonde of wet, en geen van beide is dood. Maar er wordt nadrukkelijk gezegd dat jullie ook gedood zijn voor de wet door het lichaam van Christus,(CV) waarbij het doden van Christus' lichaam overeenkomt met de dood van de echtgenoot. De verwijzing naar de onthulling van 6:3-6 geeft zekerheid over wat er hier wordt bedoeld. Gedood is een sterk woord dat herinnert aan de gewelddadige kruisdood van Christus. Aan dat kruis stortte Hij Zijn bloed voor onze rechtvaardiging, Hij stierf om de wereld met God te verzoenen, Hij kruisigde onze oude mensheid, Hij stierf aan de zonde die Hij droeg en aan de wet waaronder Hij tot vloek werd. Hij deed dit allemaal omdat Hij verwant was aan zondaren, voor wie Hij Zijn bloed stortte; voor heel de wereld, die Hij met God verzoende; voor onze oude mensheid, waarvan Hij, als tweede Mens, het verantwoordelijk Hoofd was; aan de zonde, als tot zonde gemaakt ten behoeve van ons; voor de wet, als er onder komend en de vloek dragend van allen die er onder waren. Het was vanwege deze banden dat Hij naar het kruis ging. Maar hoewel Hij een band had met vleselijke mensen die parallel is aan die in het voorbeeld, toch zou het zeer absurd zijn om te zeggen dat Hij met zondaren, met de wereld en met de oude mensheid getrouwd was. Niemand heeft de onversaagdheid te zeggen dat Hij de echtgenoot is van allen voor wie Hij stierf. Om nu het voorbeeld van het huwelijk nog verder in de relatie met Christus te duwen, of dat nu aan het kruis is of in de aanwezigheid van God, zou te ver gaan. De banden van Christus krachtens welke Hij in staat was voor allen te sterven, zijn heel anders dan die van een echtgenoot. Hij was Eerstgeborene van heel de schepping, de Zoon des mensen, het Zaad van de vrouw, de laatste Adam en de tweede Mens, Die voortkwam uit een vrouw, onder de wet kwam, opdat Hij hen die onder de wet zijn terug kan opeisen.

De eenheid die heiligen deed overlijden aan de wet werd bewerkt door een geestelijke doop en niet door een huwelijk. Hij en wij braken met zonde en wet. Paulus is de enige schrijver die de dood van Christus verbindt met de wet of haar vloek, en alleen hij verkondigt vrijlating van de heerschappij van de wet. Het was door het lichaam van Christus, dat geslagen was, dat Hij eer bracht aan de wet en die bekrachtigde, terwijl Hij de volle straf er van droeg(Kol. 1:22; 2:11). We zijn net zo dood voor de wet, met haar eisen en vloek, als Hij. De wet kan ons niet raken. Wij zullen niet onder haar vloek sterven, maar we sterven vanwege de nalatenschap van sterfelijkheid die Adam naliet. Er is een toenemend aantal belijdende gelovigen, die een gevoel van afschuw hebben tegen het feit van redding door bloedstorting en de gewelddadige dood van Christus onder het oordeel van God. Maar deze feiten verwerpen betekent ook Christus verwerpen en de redding die God gaf. Dat wat Christus leed is wat ieder van ons verdient. Alleen de veroordeelde en berouwvolle zondaar kan heerlijkheid vinden in het kruis van Christus; voor anderen is het buitengewoon weerzinwekkend. De wet sloeg Christus en liet Hem dood achter. Hij werd niet half dood achter gelaten, zoals de man die door de barmhartige Samaritaan werd gered, en ook stierf Hij niet aan slechts een deel van de wet, zoals de ceremoniële-, de gezondheids- of economische wet, ons nog steeds achter latend onder de morele wet. De Schrift scheidt op deze manier de wet niet in verschillende delen.

Het doel van deze verlossing van de wet is om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is. We zijn vrij gemaakt van de ene meester opdat we onder een andere kunnen dienen. Paulus zegt niet "van een andere man," zoals hij dat twee maal doet in het voorbeeld. Het voorbeeld van het huwelijk wordt niet voortgezet. Hij verwijst alleen in het voorbeeld naar een echtgenoot. Zelfs al zou de kerk de bruid van het Lam zijn, dan zou dat nog collectief zijn. Het onderwerp van deze verzen is niet de relatie van de kerk met Christus, maar dat van individuen die één voor één in Zijn lichaam gered en gedoopt zijn door Christus. En onze huidige eenheid met Hem is niet een wettelijke, zoals het dat zou zijn in het geval van de vrouw die een nieuw huwelijk aanging. De onze is een geestelijke eenheid die gemaakt is opdat we niet dienen in een wettelijke wijze of verplichting. De echte bruid van het Lam, het verloste Israël, zal niet alleen met Hem verbonden zijn door een huwelijk, maar ook door wettelijke en geestelijke banden. Israël zal in haar geregenereerde vlees verbonden worden aan haar verwante Redder. Het huwelijk zal beide partijen tot één vlees maken en tot één geest(Gen.2:24).

Het woord ander betekent niet een ander van dezelfde soort, maar een ander van een andere soort. Het Griekse woord hier is heteros. De Verschillende is Hij Die uit de doden opgewekt is. In het voorbeeld is de vrouw verbonden aan twee verschillende mannen. In het evangelie is de heilige in twee geheel verschillende relaties verenigd met Christus. Er is een groot verschil tussen de Christus Wiens geslagen worden ervoor zorgede dat wij stierven aan de wet en de verrezen Christus met Wie we verenigd zijn door nieuwe geestelijke banden. Een groter verschil dan dat wat gevonden kan worden tussen welke twee echtgenoten dan ook, bestaat tussen Christus aan het kruis en Christus in heerlijkheid; tussen de Christus die ten behoeve van ons tot zonde werd gemaakt en de Christus Die voor ons de rechtvaardigheid van God werd; tussen de Christus die voor ons tot vloek is geworden en de Christus in Wie wij allen geestelijke zegeningen hebben; tussen de Christus Die gezonden werd in de gelijkenis van het vlees der zonde en de verheerlijkte Christus Die we niet langer naar het vlees kennen. Een groter verschil is niet denkbaar. Het geeft de hele afstand weer tussen de verdorven en zondigende mens en de verheerlijkte Zoon van God, tussen de verdoemde oude mensheid en de nieuwe mensheid die in Zijn beeld is geschapen, en tussen de oude schepping en de nieuwe. Het verschil tussen Christus in deze twee toestanden is zo groot als tussen dood en leven, als tussen de dood van het kruis en de verhoging tot de universele toejuiching die de Zijne zal zijn.

Het doel van de vrijstelling van wet en vereniging met Christus is opdat wij Gode vrucht zouden dragen. Met bijval citeren we: "Dit te interpreteren als de vrucht van het nieuwe huwelijk, is zowel zonder noodzaak als grotesk." En: "We kunnen niet met zekerheid beslissen of het voorbeeld van het huwelijk wordt voortgezet in 'opdat wij...vrucht zouden dragen'." Deze beide schrijvers geloven dat de kerk de bruid is van het Lam, maar ze hebben wel ingezien dat dit hier niet wordt geleerd. Huwelijk is een figuur, en niet de kernwaarheid. Het wordt gebruikt om het principe aan te geven dat dood vrijstelt van wet en iemand vrij maakt voor een andere verbintenis. De kernwaarheid zit hem niet in het voorbeeld, maar in de onthulling van wat voortkomt uit de geestelijke band met Christus. We moeten opmerken dat het voorbeeld niets zegt over het trouwen van de vrouw met een andere man, met als doel vrucht voort te brengen. Het feit dat de vrouw onder de wet was die haar in gelijke mate aan beide echtgenoten bond, zou in geen van beide huwelijke hindernis zijn om vrucht te dragen. Maar de voornaamste noodzaak voor onze vrijstelling van de wet ligt in het feit dat onder de wet geen geestelijke vrucht geboren kan worden. Dit is een waarheid die voor velen moeilijk te leren valt; namelijk dat, niet alleen voor onze rechtvaardiging, maar ook voor onze vruchtbaarheid, de wet, goddelijk en geestelijk als ze is, tegen ons is.

5. Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen;
Deze korte ervaringsuiting zal in het volgende deel van dit hoofdstuk versterkt worden. "In het vlees" was de omgeving van het oude leven, voordat geloof kwam, en is het tegengestelde van het nieuwe leven in Christus Jezus. Alleen Christus Jezus heeft tot dusverre in het vlees geleefd én Gode behaagd. Wij kunnen dat niet, maar wij zijn niet in het vlees als Gods geest in ons woont(8:8,9). Het woord vlees wordt in verschillende betekenissen gebruikt, net zoals het woord geest. We moeten nu nota nemen van twee plaatsen waar dat in het vlees wordt gebruikt. Soms wordt het gebruikt voor ons fysieke vlees waarin we leven en dat heiligen met alle andere mensen gemeen hebben. Het wordt op die manier gebruikt wanneer Paulus zegt: "voor zover ik nu nog in het vlees leef,"(Gal. 2:20). Christus werd ook vlees, draagt nog steeds vlees, en zal in Zijn opgestane vlees zitten op de troon van David(Rom.1:3; 8:3; Luc 24: 39; Hand. 2:26,30,31).
In deze tekst wordt vlees gebruikt als tegenstelling tot geest. Hoewel we lichamelijk in het vlees zijn, is het niet de omgeving van ons morele en ware leven. In onze tekst is de frase "in het vlees" praktisch dezelfde toestand als "onder de wet." We moeten ons lichamelijk in het vlees zijn niet verwarren met het vlees waarin de zonde haar woning maakt. Hoewel ons lichaam een lichaam van vlees is, moet het voor God en in Zijn tempel gesteld worden; maar het vlees is ethisch tegen God ingesteld en tegen Zijn wet, zelfs in heiligen!

De zondige hartstochten komen door boze neigingen, die slapend kunnen liggen wachten totdat de wet ze tot passies opwekt, van waaruit een daad van zonde voortkomt; het zijn deze passies die de heilige moet kruisigen(Gal. 5:24). Normale trek is verdorven door aan ons doorgegeven zonde en dit stelt ons in staat tot het doen van allerlei wetteloze daden. Deze boze honger kan zich lang passief houden, maar de verboden van de wet zet ze aan tot passies en wetteloze daden, net als het slijm en het vuil dat zich op de bodem van een vijver afzet, opgepord kan worden met een stok. Wet verergert zonde, in plaats van dat ze deze onderdrukt. Ze kan zonde niet verwijderen of veranderen. Alleen de dood kan er een einde aan maken en de heilige wordt geacht ze dood te rekenen.

De passies van de zonden die door de wet uitgelokt werden, werkten in onze leden om vrucht te dragen voor de dood. Iedere passie vindt in het een of andere fysieke of psychische lid een middel waarmee het zonde produceert. De dood is gepersonifieerd als de rivaal van God, die z'n voordeel haalt uit de zonden die mensen onderschikken aan zijn gezag. Iedere eenheid met Christus heeft voor elk van haar hoofddoelen het vruchtdragen dat God zal verheerlijken, als ware het de vrucht van Zijn eigen Geest.
We zijn niet met de dood getrouwd. Er wordt in dit vers, noch in het vierde, aan vrucht uit een huwelijk gedacht. De vrucht van een alliantie tussen vlees en een geestelijke en rechtvaardige wet leidt tot de dood.

Wet spoort aan tot zondigen. Psychologen waarschuwen ouders regelmatig tegen het kinderen in ongehoorzaamheid duwen door voortdurend "niet doen" te zeggen, want zulke vermaningen neigen er naar ongehoorzaamheid uit te lokken. Zulke ongehoorzaamheid aan een verstandige opdracht dient er toe de weerspannigheid van het vlees te bewijzen. Omdat een rechtvaardige wet op geen enkele manier haar eisen kan afdwingen en een hartelijke gehoorzaamheid kan voortbrengen, bewijst het haar onmacht als middel om een verdorven mensheid te redden.

6. Maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter.
Maar nu, in tegenstelling tot de tijd dat we in het vlees waren, zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, dankzij Zijn dood onder de vloek van de wet, aan haar die ons gevangen hield, of vasthield, dat wil zeggen: de wet, want ze hield ons in gevangenschap totdat het geloof kwam(Gal.3:23). De manier en methode van onze dood is herhaaldelijk voorgesteld. Het is niet een fysieke dood, maar een deelname in de gelijkenis van Zijn dood, dankzij welke wij onszelf nu dood rekenen, niet alleen dood voor de zonde, maar ook voor de wet.
Maar bevrijding van de wet ontslaat ons niet van dienstbetoon. Het blijde gevolg van onze vrijstelling is dat wij in staat gesteld zijn slavendienst te doen in de nieuwheid van geest. God heeft werk te doen voor Zijn heiligen, en dit werk kan niet door het vlees gedaan worden terwijl het onder de wet is. Slavernij voor God is opvallend in dit deel van de brief, wat laat zien dat we gered zijn om te dienen zoals Christus gediend heeft(6:6,17,18,19,20). Eenheid met Christus is niet zeker gesteld door ons werk, maar het maakt het voor ons mogelijk God op een aanvaardbare wijze te dienen.

Nu dienen we in de nieuwheid van geest. Er is een nieuwheid in ons dienstbetoon, en deze nieuwheid wordt voortgebracht door de geest. Het is geen nieuwe geest, maar een nieuw dienstbetoon die mogelijk is gemaakt door de geest. Op gelijke wijze is een nieuwe wandel mogelijk door de gift van leven in Christus(5:10; 6:4), zodat we alleen dienstbaar zijn aan God door de werking van de geest, omdat niets goed doet aan God dat wordt voortgebracht door het niet herstelde vlees. Dit is de eerste maal dat de geest wordt genoemd sinds 5:5, hoewel die wordt verondersteld in onze doop in Christus Jezus. Over deze nieuwheid van geest wordt in hoofdstuk acht ruim uitgeweid. Ze sluit de oude wettische dienst geheel uit. En nadrukkelijk niet in de oude staat der letter. De oude staat wordt gecontrasteerd met de nieuwheid. Het zat bij de zaken die voorbij gegaan zijn. Geest en letter dragen in het Paulinisch gebruik niet de betekenis die er normaal in het Engels{en ook in het Nederlands;WJ] aan wordt gegeven, en daar ligt de oorzaak van veel fout-verstaan van Paulus' uitdrukkingen. Zelfs woordenboeken herkennen deze woorden als onderscheid makend tussen de essentiële en letterlijke betekenis van een opdracht. Paulus gebruikte ze nooit op die manier en het hedendaags gebruik in deze passage introduceren zou leiden tot onzin. Hij spreekt over een geschreven wet, waarvan de letters gegraveerd waren op stenen tafelen, in tegenstelling tot het leven en inspiratie van de geest. Wat bedoeld wordt met knevel van de letter is te zien in de ervaring van dit hoofdstuk. Letter en geest zijn respectievelijk wet en leven(Rom.2:29; 2Kor.3:6,7). Er zit geen kracht in een externe en abstracte wet of ideaal of geloofsbelijdenis, om de kracht van de passies en lusten van het vlees tegen te gaan. Wat nodig is, is een nieuwe kracht, die groter is dan de kwade krachten die in de harten van mensen aanwezig zijn. En die kracht stroomt voort uit Hem Die aan het kruis al de boosheid van het universum overwon.

Na het lezen van dit vers staat men versteld als men het volgende commentaar van een geleerde bisschop leest: "Let er daarom op dat zelfs onder de genade hij zichzelf als een dienaar van de wet beschouwt. Ja, genade is gegeven opdat hij in staat en gewillig zou zijn om met een blij gemoed dienst te verlenen aan de wet." Gewilligheid is er in velen die Christus niet kennen, maar in staat zijn de wet te houden wordt in geen enkel mens gevonden. Gij zijt niet onder de wet! Geen richtlijnen, geen menselijke tradities, geen gewetensvolle bezwaren van anderen hebben ook maar enige wettelijk gezag over heiligen. We staan niemand toe hun gewoonten, geloven of afspraken aan ons op te leggen voor het reguleren van ons gedrag. Geen externe regel zou door ons aanvaard moeten worden in verband met het regeren van ons vlees of de productie van vrucht voor God.

De voorschriften die in de Paulinische brieven worden gegeven, bedekken vrijwel al de vereisten van de tien geboden, maar met één zeer groot verschil: de wet is geadresseerd aan mensen die in het vlees zijn en vereist de onderschikking van het vlees; de Paulinische voorschriften zijn geadresseerd aan de geestelijk capabelen die door het evangelie de kracht hebben om te gehoorzamen. De wet zegt: "Doe dit en gij zult leven," maar reikt daarbij niet de helpende hand; genade zegt: "Leeft en doe de wil van God," en ze stelt iemand in staat dat te doen in de kracht van het geestelijke leven. De wet eist van het vlees wat onmogelijk is, zolang dat onveranderd is. Alle activiteiten van het vlees zijn wetteloos en kwaad, maar tegen de vrucht van de geest is geen wet. Het evangelie komt niet met wettische vereisten, maar brengt de gelovigen de kracht van God die hen, die wandelen in de geest, in staat stelt de rechtvaardige vereisten van de wet te vervullen terwijl men niet onder de wet is of probeert het vlees er aan te onderschikken.

Voor het hoge doel, dat ons dienstbetoon geestelijk en vruchtbaar voor God zal zijn, heeft Hij voor ons de grote verlossing bedacht die in deze hoofdstukken wordt onthuld. Hoe belangrijk en waardevol moet ons dienstbetoon voor God zijn, wanneer zulke grote transacties als die van het kruis en de uitgebreide middelen die God door Zijn Geest geeft, ingeschakeld worden om het mogelijk te maken! Met welk een onmetelijke afstanden heeft God ons afgescheiden van ons leven in het vlees, onder de wet, en ons in het gebied van de geest van leven onder genade gebracht! Hoe heeft het kruis alles terzijde gesteld wat voortkomt uit de vleselijke mens, wat alleen vruchtbaar is voor de dood! En hoe heeft God ons besloten tot uiterste afhankelijkheid van Hemzelf voor aanvaardbare aanbidding, dienstbetoon en vruchtbaarheid! De heilige heeft geen andere bekwaamheid of goedheid dan die welke Christus uitdeelt. God heeft ons leven in Christus Jezus gegeven en dat is alles wat een verloste heilige nodig heeft. Waarom zouden we ook maar iets zoeken dat uit het vlees voortkomt? Gods werk in ons wordt gehinderd door de wettische inspanningen van het vlees. Het geheel van de boosheid van de mens komt voort uit het feit dat hij al vanaf zijn geboorte van God verwijderd is en het geheel van de goedheid van de heilige bestaat uit wat hij van God ontvangt. Over God te denken als Iemand die ons assisteert bij het produceren van geestelijke vrucht is net zo dwaas als te zeggen dat Hij onze opstanding zal assisteren.

Nieuwheid van geest moet ons dienstbetoon karakteriseren. Nu de provocatie van de wet is verwijderd, moeten er geen passies meer in ons vlees zijn; maar in de nieuwheid van geest moeten we een rijke oogst van vrucht in ieder goed werk dragen. De vrucht van de geest moet overdadig gemanifesteerd worden. De modelkerk van Thessalonica diende in de nieuwheid van geest in haar geloofswerk en liefdesinspanning en geduldig verwachten. Wij dienen God in Zijn reddingskracht, die te vinden is in het evangelie over Zijn Zoon. Het evangelie brengt aan hen die geloven een hele Christus voor een hele redding. Een gedeeltelijke Christus met een gedeeltelijke redding is niet afdoende. Er is een groot gevaar in het stilstaan bij deel-aspecten van redding, net zoals bij het proberen te rijden op een fiets zonder een of meer wielen.
Geloof moet Christus voor[ten behoeve van] ons omarmen, in Zijn bloedstorting, dood, kruis, en opstanding; Christus in ons, Zijn leven delend, waarin Hij God dient, en in de kracht waaruit ook wij dienen; Christus over ons, in Zijn soevereine Heer-zijn, ons taken toewijzend en ons werk prijzend; en Christus voor ons, onze blijde Verwachting, onze inspanning aansporend, onze redding volmakend en Zijn lofuiting over ons gevend. Hij kan ons redden van die drukke, slijtende energie van het vlees, dat zoveel goed bedoeld dienstbetoon verspilt en echte waardering van Christus voorkomt. Dienstbetoon in nieuwheid van geest wordt bewerkt onder de drang van de liefde van Christus, ze wordt aangedreven door de geest van Christus, en het doet God genoegen omdat het een smaak van Christus heeft.





Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 24, pagina 215. Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier


www.schriftwoord.nl