Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 36
door G.L. Rogers


De hulp van de geest
Romeinen 8:26,27
En evenzo komt de geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.
27 En Hij, die de harten doorzoekt, weet de bedoeling des geestes, dat Hij namelijk naar de wil van God voor heiligen pleit.

"Indien Christus in u is," is dat omdat u de geest van Christus heeft. Hij is in allen die Zijn geest ontvangen hebben, wat "leven in Christus Jezus" is. Wanneer iemand wandelt naar de geest, dan "wandelt hij in Hem"(Kol. 2:6), en de rechtvaardige eis van de wet wordt vervuld in hen die dood gemaakt zijn voor de wet, want de wet leeft in Hem Die leeft in Zijn leden. Daar de heiligen nog steeds verwant zijn aan Adam, een verwantschap die niet verbroken kan worden zolang men in een sterfelijk lichaam is, hebben zij daarom de gezindheid van het vlees; maar zij hebben ook de geest, waarvan de gezindheid liefde en vrede is. Dit is Christus' geest, zonder welke iemand verstoken is van leven en redding. Onze menselijke geest heeft al leven ontvangen, omdat ze gekoppeld is aan Christus' geest. Deze geest is de eerstelingsgave, die de verlossing van ons lichaam belooft. Dezelfde geest geeft samen met onze geest het getuigenis dat we al kinderen van God zijn. En tenslotte komt de geest onze zwakten te hulp. Dat zijn de reddende handelingen van de geest van Christus, onderscheiden van de geest van God, zoals in dit hoofdstuk bevestigd.

De geest van Christus wordt aan lijdende heiligen toebedeeld, hen de pijn van de wereld, de weeën van de schepping en hun eigen zwakte uitleggend en de mogelijkheden gevend om binnen te te gaan in de gemeenschap aan Zijn lijden. Omdat ze met Hem lijden, gaan ze ook deel krijgen aan Zijn ervaring en inschatting van een wereld die in wanorde is door zonde en dood. Terwijl zij tezamen met de schepping lijden, met alle heiligen en met Christus Zelf, hebben ze een voortdurende verwachting van een komende verlossing en verheerlijking, tezamen met Hem. Een andere hulp wordt hen geleverd door de geest, die voor hen pleit. Een opvallend kenmerk van onze zwakte is dat we niet goed weten wat we moeten bidden, wetend dat echt gebed overeen moet komen met Gods wil. In deze toestand komt de geest ons te hulp, voor ons pleitend en met ons zuchtend, 26. God, de Doorzoeker van harten, is bekend met de gezindheid van de geest. Hij vindt iets in de heilige dat de zielse mens nooit had: een gezindheid die veel op die van Christus lijkt, omdat ze van Christus is. Het pleiten van de geest is in overeenstemming met God en Zijn doelstelling, net zoals Christus dat is, 27. Deze activiteit van de geest, in overeenstemming zijnde met God, veronderstelt dat God met de heiligen een doel heeft dat overeenstemt met dat waarmee Hij alles doet medewerken ten behoeve van hen die Hem liefhebben. Hoewel we niet in detail weten wat we in overeenstemming met Zijn werking moeten vragen, is de gezindheid van de geest altijd in overeenstemming met God. De hierop volgende verzen onthullen iets van het proces en het doel.

26.
En evenzo komt de geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.

En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp. Hoewel de hulp op gelijke wijze wordt verleend, is de geest geheel anders dan wij die de verwachting hebben. Dit wordt aangegeven door het woord evenzo. Deze laatste vermelding van geest in deze openbaring laat zien hoe Christus, Die in de heiligen leeft, hen ondanks hun zwakte in staat stelt binnen te gaan- en een leven te leiden in de gemeenschap met God. Herkenning van het verschil tussen de geest die levend maakt en onze menselijke geest, die levend gemaakt is, is nodig voor het begrijpen van deze passage. In vers zestien verschijnt hetzelfde verschil in het betoog: "Die zelfde Geest getuigt met onze geest..."(CV). Dit is niet de geest van God, maar de leven-gevende geest van Christus. Wij zijn niet op dezelfde wijze met God verenigd als we met Christus verenigd zijn. De laatste Adam, en niet de Vader, is het Hoofd van de nieuwe mensheid en van het lichaam van Christus. Er is een geleidelijke overgang van de schepping naar de heiligen, en dan van de heiligen naar de geest zelf, wat het verschil benadrukt. Het werkwoord te hulp komen komt hier en in Lucas 10:40 voor. De laatste passage illustreert de betekenis. Martha wilde dat de Heer Maria gebood: " Zeg haar dan, dat zij mij komt helpen," dat wil zeggen: dat zij de last van het werk in de keuken met haar zou delen, zodat zij het wat makkelijker zou hebben. Zo komt de geest onze zwakte te hulp door samen op te trekken en samen op ideale wijze en geïnspireerd te pleiten met onze onwetende verzoeken.

Onze zwakheid omvat al het kwaad dat ons in onze onbevrijde toestand aanzet te zuchten. Zulke zwakheid omringt de beste heiligen. Zelfs Paulus, met al zijn geestelijke rijkdom en ongeëvenaarde toewijding, werd beperkt door zowel de algemene zwakheid van de heiligen, als door zijn eigen bijzondere zwakte. De meest uitgelezen giften en hulpen van de geest zijn niet bedoeld om de zwakheden te verwijderen. Heiligen zullen vanwege zwakte voortgaan met zuchten, totdat de Here wederkomt. Iedere heilige weet iets van zijn eigen zwakte(n), en hoe meer hij naar het hogere streeft, hoe meer hij zich er van bewust wordt. Het is waar dat de geest ons op vele manieren helpt, maar dat is nooit met het verwijderen van onze zwakheden. Wij worden ook geholpen wanneer de vrucht van de geest overvloedig is, wanneer we ons in de Heer verheugen als we de werkelijheid herkennen van de oorzaken van het lijden om Christus en Zijn leden. Populaire sekten dagen de heilige uit door leerstellingen te presenteren en te praktiseren over een leven zonder vrees, zonder prikkelbaarheid of zorgen. Voor zover zij hierin slagen, doen zij dat ten koste van de waarheid, want zij gaan voorbij aan de feiten van zonde, ziekte, sterfelijkheid en dood. Maar terwijl wij zuchten vanwege de zwakheden, is de kracht van Christus als een tent over ons en wordt iedere verdrukking gezoet door Zijn afdoende genade. Terwijl we zuchten hebben we veel gelegenheid om ons te verheugen!! Speciale hulp wordt gegeven omdat onze zwakte het meest wordt gevoeld in een onvermogen in ons gebedsactiviteit. Maar herkenning van het feit dat onze huidige zwakte er is door Gods bedoeling, zou ons er in moeten doen berusten, en zouden we meer vertrouwen doen stellen in de hulp die Hij ons stuurt.

Want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren. Er zit een naar behoren in iedere stap van onze pelgrimsreis. Onze levens zijn gepland door Iemand Die alles ten goede van ons doet medewerken. Indien we zouden kunnen zien wat God allemaal met ons doet in alle omstandigheden en gebeurtenissen in ons leven, dan zouden we mogelijk altijd in harmonie met Gods plan bidden. Dat is de reden waarom de geest ons te hulp schiet: want we zijn onwetend. In het Grieks is er een lidwoord dat moeilijk in het Engels is weer te geven, maar het heeft wel een betekenis. Het the bind de zinsnede als volgt tezamen: want the waar-we-om-biddende-zijn-voor. Wij parafraseren de zin om deze haar betekenis te geven, om een voorbeeld te geven van onze zwakheden, dat bijzondere geschenk waarvoor we zouden moeten bidden, opdat onze smeekbeden in overeenstemming zijn met God. Wij zijn niet in staat dat te zien, en daarom kunnen wij niet altijd om het beste bidden dat God ons wil geven. Daarom zou een wijs gebed zij:

Choose for us, God, nor let our weak preferring
Cheat us of good Thou hast for us designed;
Choose for us, God, Thy wisdom is unerring,
And we are fools and blind.
(*)
Ongeloof dringt deze onwetendheid aan ons op als reden waarom mensen niet zouden moeten bidden. Het is voor een enkeling altijd gemakkelijker hun ongeloof te rationaliseren dan God te gehoorzamen. De foute gevolgtrekking dat de goddelijke wetten en doelstelling geen ruimte laten voor gebedsactie, is een goed voorbeeld van de dwaasheid van menselijk redeneren over de weg die God met mensen gaat. Om over zijn inspiratie maar niet te spreken: Paulus had een te scherpe geest om zo'n gevolgtrekking te maken, want in de brief dringt hij aan op volharding in gebed. Hij zegt niet dat we maar niet moeten bidden, omdat wij niet gezien hebben wat wij het meest nodig hebben en omdat wij misschien iets zullen vragen wat God niet kan geven. Nee, hij dringt er bij ons op aan om te bidden, omdat, wanneer we dat doen, hoewel onwetend, wij ons richten tot de enige Bron van de schatten die wij nodig hebben; en indien wij onwetend bidden worden onze armzalige gebeden door het pleiten van de geest gecompleteerd en aanvaardbaar gemaakt voor God. En ook zegt hij nooit dat het zuchten en pleiten van de geest een vervanging is voor dat van ons. Als wij zouden beweren dat wij niet kunnen bidden zoals het moet en daarom niet hoeven te bidden, zouden wij dan niet net zo goed kunnen beweren dat wij niet kunnen doen zoals het moet en er daarom maar stilletjes bij gaan neerzitten? Wij kunnen niet onderwijzen en prediken en getuigen en God dienen zoals het zou moeten. Maar moeten wij daarom zeggen dat al dit werk dan maar alleen door de geest zou moeten worden?

Wij zijn niet geheel onwetend, want God heeft ons heel wat zaken verteld waarvoor we zouden moeten bidden. Hij heeft onze grote voorbeelden gegeven van echt bidden, zoals Paulus' gebeden voor de heiligen en voor alle mensen. God wil dat wij bidden voor hen die ons vervolgen en beschadigen én dat wij deze liefhebben. Alle Schrift geeft ons de principes van echt gebed, hoewel sommige verzoeken daarin niet in harmonie zijn met de huidige genade. Het bereik van gebed is zo weids als alle menselijk belang. Iedere behoefte is een roep om gebed. Grote behoeften zijn vaak de vergaarplaatsen van Gods schatten, zoals toen Jehovah de dorstende legers van Israël en Juda opdroeg: "Graaf de vallei vol met greppels." Lege greppels spraken slechts van een ongeleste dorst, maar zij waren de vergaarplaatsen die door Jehovah gevuld werden met water. Alles wat mensen konden doen was spreken over behoeften; de levering kwam van God. Zonder wind of regen werd de vallei gevuld met water, voldoende voor mens, vee en wilde dieren(2Kon. 3:9-20). Drukkende nood verbant vaak de tegenzin om te bidden(nood doet bidden!). Soms voert God Zijn dienstknechten in zulke benauwdheden en verslagenheden, dat ze erkennen dat hen niets anders over blijft dan te bidden. Leed is altijd Gods oproep tot gebed. Geen enkele heilige, die heeft genoten van de gezegende gemeenschap met God in de besloten plaats, kan ooit nog, zonder een beladen hart en geweten en een gevoel van verlies, het gebed negeren. Voor hem zijn redeneringen over de beuzelarij van gebed vruchteloos en dwaas, omdat hij een ervaring heeft van de werkelijkheid van de omgang met God. Gebed vernietigt de schijnbare afstand tussen God en degene die bidt. Het maakt ons leven voor God tot een werkelijkheid en tot een levenshouding. Aan de andere kant: gelovigen die ophouden met bidden zijn niet in staat een helder bewustzijn van God te bewaren en hun geloof verzwakt. Zij worden overspelig, net zoals Israël in de Sinaï, hoewel ze beweren God te aanbidden. Zij verlenen diensten aan mensen en dragen methoden en bewegingen aan, en zien ten onrechte een onwetende bevlieging aan voor toewijding. Zulke mensen staan klaar om, als excuus voor het niet bidden, de redenering te aanvaarden dat bidden niet verzoenbaar is met de heerschappij van de wet. Het feit is dat een levend geloof en geheim gebed onverenigbaar zijn met een afgod die in hart wordt gekoesterd. De meest subtiele afgoderij is wanneer men staat in de leer, hoe waar ook, maar er een "het" in de plaats komt van Hem. Deze veel voorkomende zonde heeft gebed gedood.

Het voorbeeld van zwakheden dat hier wordt gegeven, valt te zien in onze gebeden. Onvermogen in gebed is waarschijnlijk onze ergste zwakheid, omdat dit de perfecte overeenstemming ontsiert die zou moeten bestaan tussen God en degene die tot Hem bidt. Onvermogend zijn in de uitoefening van dat wat ons hoogste privilege is en onze meest geestelijke activiteit, is inderdaad ernstig. Het is dan ook juist hier dat we de reddende hulp van de geest nodig hebben, opdat het verkeer met God gaande gehouden kan worden en gebed alles kan worden wat het maar zijn kan. Wij moeten niet wachten totdat onze zwakheid is verwijderd, want in dat geval zullen wij helemaal niet bidden. Ondanks onze onwetendheid zouden we tot God moeten gaan met al onze noden en zorgen.

Sommigen hebben lang en blijkbaar tevergeefs gevraagd, en toch schijnt God onze verzoeken af te wijzen. "Zou iemand doorgaan met het verleiden van God, zoals een kind dat doet die de afwijzing van zijn ouders ontkent?" God wordt nooit "verleid" of ontstemt door gelovig, vasthoudend gebed, hoe onwetend het ook is. Hij dringt aan op vasthoudend en onophoudend gebed. Wanneer mensen met onbevredigde verlangens ophouden met bidden, dan keren ze zich van God naar anderen. God wil dat al onze verwachting alleen van Hem komt. Een bezoeker van Italië, die de muziek van de serenadezangers daar zeer waardeerde, nam waar dat zodra hij de zangers wat geld gaf, de muziek ophield. Hij ondervond dat hij meer muziek kon krijgen door zijn giften wat uit te stellen. Soms lijkt het er op dat God Zijn kinderen alleen in Zijn nabijheid kan houden door iets wat ze nodig hebben niet te geven. Indien de nabijheid van de Gever meer voor ons zou betekenen dan het cadeautje dat wij willen hebben, dan zou Hij onze verzoeken sneller kunnen inwilligen en ze ons toevertrouwen. Hij verlangt naar de muziek van de stemmen van Zijn kinderen die Hem verzoeken doen in gelovig gebed. Zwakheid verhindert niet meer ons gebed of Gods antwoord dan de onwetendheid van het kind de hulp van de moeder hindert. Ongehoorzaamheid en gebrek aan geloof zijn echte hindernissen.

Er zijn soms speciale crises en omstandigheden waarin iemand zo verward en onthutst is, dat iemand de weg kan kwijtraken. Op zo'n moment aarzelt iemand te vragen of vraagt verkeerd, maar zelfs dan zou hij er met God over moeten praten, want Hij zal inzicht geven. Zelfs onze Heer was zo verontrust dat Hij aarzelde om Zijn verlangen in woorden om te zetten.

" Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen"
Joh.12:27).
Hij was tijdelijk verward tussen een natuurlijk ineenkrimpen voor het onontkoombare, vreselijke oordeel dat Hem te wachten stond, en het verlangen naar heerlijkheid bij Zijn Vader door het doen van Zijn wil. Toen vroeg Hij, met de volle zekerheid dat Zijn gebed juist was: "Vader, verheerlijk Uw Naam!" en dat gebed had een onmiddellijk, hoorbaar antwoord, dat zekerheid en kracht gaf. Op gelijke wijze was Paulus zó verward, dat hij drie maal zijn Heer vroeg de splinter uit zijn vlees weg te nemen. Zo'n gebed mag je hem niet kwalijk nemen. In antwoord hierop ontving hij zulk een onthulling van de bedoeling van de Heer - dat hij voldoende genade ontving en dat in Paulus' zwakte de Heer Zijn kracht zou perfectioneren - dat hij al zijn zwakheden met vreugde aanvaardde en zich in hierin verheerlijkte. Het is dus voor ons nu beter zelfs in gebed zwak te zijn, wetend dat wij vanwege onze zwakte we niet alleen bidden, maar dat de geest van Christus ons helpt door voor ons te pleiten. Juist onze zwakheden zijn de aanleiding voor deze goddelijke activiteit in en voor ons.

Maar, een sterk woord, dat de tegenstelling introduceert tussen onze onwetendheid en inefficiëntie in gebed en het pleiten van de geest, wat effectief is omdat het nauw overeenkomt met Gods doelstelling.
De geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. Dit specificeert de meest behulpzame manier waarop de geest onze zwakte bijstaat. Een andere manier werd in vers zestien genoemd, waar dezelfde geest met onze geest getuigt dat we kinderen van God zijn. Het Griekse auto to pneuma werd daar geïdentificeerd als de geest van het zoonschap, waarin we roepen: "Abba, Vader!" In het huidige vers zucht dezelfde geest met ons. Het auto, ZELFDE, brengt de geest naar voren als anders dan onze geest, daarmee aangevend waar het pleiten met zuchten vandaan komt. Heiligen zuchten en bidden en de geest zelf zucht en bidt met hen. Zo, in een opklimmende gedachtengang, wordt het hoogtepunt bereikt van het pleiten met zuchten van de geest. Dit is de geest van Christus, Die leeft en Zichzelf manifesteert in al Zijn leden, de geest van Zijn Zoon, die God in onze harten heeft geplaatst(Gal.4:6). De geest zelf is niet een aparte persoonlijkheid die in ieder van de heiligen verblijft, maar het is Christus in ons, aangezien wij in Hem zijn. Gods Zoon weet waar we om moeten bidden en Hij is de Bron van alle activiteiten van Zijn geest in de harten van de heiligen; daarom is het pleiten door de geest van Christus in overeenstemming met God, net zoals Hij in overeenstemming is met God. De geest van Christus heeft niet een zwakte zoals die nu nog steeds in ons is, die de eerstelingsgave van de geest hebben. Dezelfde functie wordt hier toegedicht aan de geest als in vers vier-en-dertig wordt toegedicht aan Christus.

De geest zelf pleit voor ons, net zoals een persoon voor anderen kan bidden. Het pleiten komt daarom niet uit onszelf voort. Hoewel het voor ons is, komt het niet uit de hemel, maar uit onze harten en in en door de gebeden van onze harten. Zoals Christus in en door Zijn leden onderwijst en handelt, zo pleit Zijn geest in en door en tezamen met hun gebeden, en zucht hij met hun zuchten. Daarom zouden we vasthoudend moeten bidden, omdat, hoe fout en zelfzuchtig en zelfs krenkend onze gebeden ook zouden zijn zonder het pleiten van de geest, ze nooit op zichzelf staan, maar aangevuld, gecorrigeerd, geperfectioneerd en aanvaardbaar gemaakt worden voor God. Zonder Christus kunnen we niets doen. Hij is de Redder van onze gebeden, Ja, Hij is de Inwijder en Perfectioneerder van zowel gebed als van geloof. In gebed naderen we tot God, en dat doen we niet alleen, maar verenigd met Christus en geholpen door Zijn geest. Het pleiten, zowel dat van ons als dat van de geest, is tot God gericht, wat inhoudt dat beide onderscheiden van God zijn. Het pleiten is alleen mogelijk tussen twee of meer personen. De belangrijkste personen in deze transactie zijn God en Christus, de Inspireerder van het ideale bidden door de heiligen. Wesley's verzen drukten dit op schitterende wijze uit:

O Thou, Who camest from above
The pure, celestial fire to impart,
Kindle a flame of sacred love
On the mean altar of my heart.

There let it for Thy glory burn
With inextinguishable blaze;
And trembling to its source return
In humble prayer and fervent praise.
(*)
Wij kunnen het niet eens zijn met die uitleggers die zeggen dat er een onderling verwisselbaar en gelijkwaardig gebruik is van de uitdrukkingen "de Geest van God" en "de geest van Christus," die beide in dit hoofdstuk worden gevonden. Men zou dan net zo goed kunnen zeggen dat de titels God en Christus onderling verwisselbaar worden gebruikt. De Geest van God, de geest van Christus, en "onze geest" zijn doorheen heel het betoog zeer duidelijk van elkaar onderscheiden. Aan ieder van hen worden verschillende functies toegeschreven, zoals een nauwkeurige lezing zal aantonen. God bidt niet tot God, maar Christus deed dat wel en doet het nog steeds, pleitend ten behoeve van hen die in Hem voor God staan(vers 34). Door Zijn geest voert Hij dezelfde activiteit uit in onze harten. Nogmaals: "onze geest" verschilt van de geest van Christus. Alle dierlijke leven wordt onderhouden door de geest die God bij de geboorte aan een ieder gaf en weggenomen wordt bij de dood. Iedere mens heeft geest, maar alleen zij die in Christus zijn hebben de geest van Christus.

Pleiten met onuitsprekelijke verzuchtingen is een andere houding ten aanzien van gebed dan wat velen denken dat de juiste is. Vloeiend spreken en krachtige uitspraak is niet de hoogste vorm van gebed. Onuitsprekelijke verzuchtingen zijn diepzinniger dan enige andere vorm van uitdrukking. Onze verzuchtingen zijn in onszelf, zoals de verzuchtingen van de geest in onze harten worden geuit. Een mensenhart wordt diep bewogen wanneer hij in zichzelf zucht, niemand anders aansprekend dan God. In zo'n geval is er niets onoprechts of hypocriets. Een gedachte moet door spraak vorm gegeven worden om door een andere mens begrepen te kunnen worden, maar God hoort wat voor mensenoren onverstaanbaar is. De geest zucht eenduidig met onze innerlijke zuchten en onze uitgesproken gebeden, daarmee in gemeenschap tredend met ons lijden en voor ons pleitend, zonder de beperkingen van onze onwetendheid. Geen van onze gebeden wordt uitgesproken zonder dat de geest die begeleidt, dat wat oppervlakkig en onwetend is in harmonie brengend met de diepste werkelijkheid. Bepaalde musikaal begaafde gasten in een zomerverblijf werden hinderlijk lastig gevallen door de folterende geluiden die werden voortgebracht door een meisje dat piano leerde spelen. Op een dag werden de vreselijk klinkende geluiden plotseling veranderd in de meest heerlijke harmonieën, zodat zij die het hoorden terug de muziekkamer binnen gingen om te genieten van de onverwachte traktatie. Tot hun verrassing zagen ze dat het nog steeds het meisje was dat speelde, maar naast haar speelde ook Edward Grieg, haar onwelluidende noten mengend met de zijne en zo een heerlijke symfonie te voorschijn brengend die van beide grote musici leek te maken. Op gelijke wijze worden onze onwetende en armetierige gebeden verrukkelijk gemaakt voor de oren van God, in een zoete eendracht, voorgebracht door het pleiten van de geest.

Natuurlijk betekent dit niet dat alle gebed alleen maar zuchten is, maar meer dat geen van onze verzoeken passend of effectief zijn zonder de hulp van de geest. Wij hebben het voorrecht te mogen bidden en moeten daarin niet alleen volhardend bezig zijn, maar Schriftuurlijk en geestelijk verstandig zijn, methodisch, ordelijk en weloverwogen in ons naderen tot God. Nauwkeurig lezen van de Schrift zal ons vele zaken tonen waarvoor we moeten bidden, en ons ook weerhouden te vragen wat niet naar Gods wil is. Zij die Hem kennen zullen zo precies en eerbiedig zijn in het spreken tot God als dat zij het doen in het aanspreken van mensen namens Hem, misschien nog wel meer. Vele van onze willekeurige en onoverdachte prevelementen zijn niet waard gebed genoemd te worden. Geen goed onderwezen gelovige zal God vragen voor de bekering van de wereld in deze tijd. Onlangs vroeg een radio-spreker aan God om genadevol te zijn en allen die zijn "boodschap" hoorden te redden. Maar als iemand die predikant zou vertellen dat allen die luisterden ooit eens gered zullen worden, dan zou hij die uitspraak zeker een gevaarlijke godslastering noemen!

Hoe zullen we dan bidden? Neem de tijd om God alles te zeggen wat in(of op) uw hart is. Praat over uw vrezen en zorgen en problemen. Neem de tijd om samen het Hem te zijn, en te spreken over alles wat u bezig houdt, over hen die u na zijn, en over uw vijanden. Hij is geïnterresseerd en is bereid te luisteren. U kunt Hem alles vertellen wat u nooit zou willen dat een ander mens het weet en het is altijd verstandiger met God over uw problemen of verlangens te spreken dan met een mens. Slechts weinig mensen luisteren begripvol en met liefde, en niemand anders dan God kan altijd helpen en bijstand verlenen. En wanneer je niet weet wat of hoe te vragen, dan kun je ook dat aan Hem vertellen. Wanneer zorgen en moedeloosheid of verlangen en streven teveel voor worden is, wacht dan in stilte voor God, het alleen van Hem verwachtend(Ps.62:5). Het hart dat verlangt naar God brengt een betere zaak naar voren dan begrip en welsprekendheid ooit kunnen. Maar het best van alles is dat het pleiten van de geest door niemand dan God gehoord kan worden.

27

En Hij, die de harten doorzoekt, weet de bedoeling des geestes, dat Hij namelijk naar de wil van God voor heiligen pleit.
En, de,(eigenlijk staat er in het Grieks niet "En Hij," maar: "Hij nu") is een beetje tegenstellend, betekenend dat hoewel de verzuchtingen niet uitgesproken zijn, Hij, die de harten doorzoekt, weet de bedoeling des geestes. Alleen God kan de harten doorzoeken die Hij heeft gemaakt, "de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan."(1Sam. 16:7) "God kent uw harten" zei onze Heer tegen de Farizeeën, en dat feit wordt vele malen in de Schrift herhaald(Luc. 16:15; 1Kon. 8:39; Spreuken.15:11; Hand. 1:24; Openb.2:23). David was blij dat God hem zo door en door kende. Hij vroeg: "Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten"Psalm 139:23), met de achterliggende gedachte dat enig kwaad dat nog niet door hem zelf was ontdekt, op die wijze aan het licht zou worden gebracht en verwijderd zou worden. Het is een kostbaar, maar tegelijkertijd vreselijk feit dat God zo geïnteresseerd is in wat zich in de harten van de mensen afspeelt, dat Hij alles onderzoekt wat er te vinden is. Een heilige zei eens: "God is zo groot, dat het ondenkbaar lijkt dat Hij voor mij zou zorgen, maar toch zegt Hij me dat Hij dat doet, en ik geloof Hem." Zo hebben ook David en vele anderen het ervaren(Psalm 8:3,4). "Hij is meer nabij dan ademen, en dichterbij dan handen en voeten." Dat feit helpt ons zeer bij het beantwoorden van al onze vragen over hoe God gebed kan horen, uitgesproken of stil. Van draadloze radio wordt wel gezegd dat het onze problemen zal oplossen, maar het ware antwoord is dat God alles weet wat in een mensenhart zit. De taal van het hart spreekt waarachtiger dan de bewegingen van de tong, anders zouden de geleerden en de welbespraakten een voordeel hebben boven hen die traag van denken en van spraak zijn. Toen God het hart van de mens schiep, gaf Hij dat een zodanig verlangen naar liefde, dat Hij alleen het kan bevredigen. Hoe onwetend, verdorven en boosaardig een mens ook kan zijn, het is niet zijn natuur om blij te zijn zonder God, Die in onze harten streven en noden vindt, "een pijnlijke leegte" die Hij wenst te vullen met een heilige liefde.

Wat zou het vreselijk zijn te weten dat God onze harten doorzoekt, ware het niet dat we weten dat Hij op radicale wijze omgaat met onze zonde, onze oude mensheid kruisigend en ons rechtvaardigend van wat Hij daar moet zien! Omdat we weten dat de wet der zonde, die in onze leden is, ons niet ter veroordeling kan leiden, verwelkomen we het meest diepgaande onderzoek! Net als David verlangen we er naar dat God ons zal doorzoeken en gaat zien of we wandelen naar het vlees. We zouden onszelf niet moeten zien zoals anderen ons zien, maar zoals God ons ziet, zodat we de zonden die ons zo makkelijk misleiden, kunnen ontdekken en verwijderen. Wat is het voor ons kostbaar te weten dat God in onze harten een verlangen ziet naar Hem. Dat geeft Hem vreugde! Zo'n liefde is de vrucht van de geest, geheel vrij van het bederf van het vlees. Omdat Hij ons doorzoekt, zijn wij, ondanks ons bewustzijn van falen, in staat met Petrus te zeggen: "Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb."(Joh.21:17)

Maar de specifieke waarheid van de tekst is dat de Hartendoorzoeker zich bewust is van de gezindheid van de geest die Hij in ons vindt. Iedere heilige heeft nog steeds twee tegengestelde wetten en gezindheden in zich, die respectievelijk afstammen van Adam en Christus. De wet van de zonde en dood en de gezindheid van het vlees blijven in ons, maar zijn toch niet een noodzakelijk deel van ons. We zullen ze eens kwijt raken. De wet van de geest van het leven en de gezindheid van de geest, zijn aan ons toebedeeld door Christus en zijn permanent in ons aanwezig, omdat wij in Christus zijn. Hij heeft ons niet alleen leven gegeven zoals Adam ons de dood schonk, maar Hij leeft in ons. Net zoals Christus en ik twee aparte personen zijn, in vele wijzen verschillend, maar toch verenigd in één geestelijk organisme, zijn de geest van Christus en mijn geest verschillend, hoewel onlosmakelijk verenigd. Zelfs wij, die de eerstelingsgave hebben van de geest, kunnen niet bidden zoals het zou moeten, maar de geest zelf heeft die zwakte niet en pleit zoals God dat graag wil. Dat de gezindheid die is van de geest zelf wordt duidelijk door het feit dat de Zoeker van harten het allemaal in overeenstemming ziet met Zichzelf, in een eenheid zoals die bestaat tussen Hem en Christus. Wat voor tegenstrijdige leerstellingen, uiteenlopende doelen en praktijken de heiligen ook verdeeld doen zijn, God ziet in de harten van ieder een gezindheid van de geest, die hen allen verenigd in Christus Jezus.

Twee gedachten die hier weergegeven worden, vormen het thema van de nu volgende verzen - dat het pleiten naar de wil van God is en dat het ten behoeve van de heiligen is, omdat deze, als de instrumenten voor het bereiken van Zijn doelstelling, bijzondere voorwerpen van Zijn zorg zijn. God weet er van, ziende dat het pleiten naar de wil van God is. God pleit niet voor God; Christus en de heiligen doen dat wel. Maar alleen Christus is geheel in overeenstemming met Gods wil. Zijn pleiten weerkaatst de wil van de Vader, omdat Zijn wil een is met die van de Vader. Maar toch is het pleiten van de geest van Christus echt; het geeft een stem aan de noden van de lijdende heiligen. Er is altijd een verzoek waarop God wacht om het te kunnen inwilligen, want het geeft uitdrukking aan Zijn eigen wil en geeft bekendheid aan Zijn doelstelling. Alles wat Christus doet is voor God en voor de heiligen. Hij was en is een Mens van gebed, en Hij pleit nog steeds voor en in ons. Door de zeer belangrijke zaak van het bidden wordt Zijn kracht in onze zwakheid vervolmaakt, en worden heiligen met al hun lijden en noden meegedragen in de stroom van gemeenschap tussen de Vader en de Zoon. Daarom is het ook ondenkbaar dat het pleiten van de geest nodig is omdat God moeilijk over te halen zou zijn. Zijn plan voor ons zal niet veranderd worden, maar zal bereikt worden met behulp van het pleiten. De geest zelf pleit altijd en voortdurend voor dat waar God op wacht om te geven, op welk moment dan ook, de individuele noden van iedere heilige apart weergevend. God houdt van mensen en redt mensen als individuen, want Hij heeft er geen twee gelijk gemaakt, en ieder heeft zijn eigen behoeften en geschiedenis, waarvoor Hij een plan heeft.

Het pleiten dat God in onze harten waarneemt is niet de schreeuw van een lafaard of van vrees. Het riekt niet naar het vlees, maar is het uitgedrukte verlangen van Christus, Die weet van en deelneemt aan en zorgt voor het lijden van de schepping, van de mensenwereld, maar in het bijzonder van de heiligen. Voortkomend uit Hem, bereikt het het hart van God, Die erop antwoordt, want goddelijke energie is niet vruchteloos en gaat niet verloren. Ware bemiddelaars, zoals Jesaja en Daniël, identificeren zichzelf altijd met hen voor wie ze pleiten. Daarom bidt de geest als betrokkene bij het lijden van de heiligen. Heiligen zijn niet altijd in overeenstemming met wat God wil, of dat nu slaat op hun gebed, hun geloof of hun wandel. Onenigheid voert hoogtij en tweedracht heeft, doorheen haar geschiedenis, op schandelijke wijze het gedrag van de kerk gemarkeerd. Aangezien dat zo is, is het zeker dat God niet de gebeden die overeenstemmen met het vlees kan beantwoorden, dat zo duidelijk in de heiligen aanwezig is. Dat wel doen zou verlies brengen en schade en een vloek leggen op anderen en onszelf. Daarom is het van het grootste belang voor onze redding dat de geest zelf zal helpen bij het pleiten voor Gods zaak in ons. De overeenstemming tussen God en Christus is een verzekering dat, wanneer we een gemaakt worden aan Christus, wij ons schikken naar elkaar en dat de spanning gevende onenigheid verwijderd zal worden voor de daïs van Christus.

Het is voor heiligen, die het zo hard nodig hebben dat de geest pleit, want anderen hebben de geest van Christus niet. Nu we tot heiligen gemaakt zijn, mag verwacht worden dat God ons deze broodnodige hulp geeft, terwijl we in afwachting zijn van onze verheerlijking. Het woord heiligen herinnert ons aan het feit van Zijn Eigenaarschap. Hij heeft belangen in ons die Hij nooit zal opgeven. Hij heeft ons voor Zich geplaatst in Christus. Hoe veel de Christus in ons doet voor alle heiligen kunnen we op dit moment niet ontwaren, omdat het gedaan wordt voor de ogen van de Doorzoeker van harten. Maar toch is de kennis van zo'n activiteit een aansporing om ons gebedsleven zo veel als mogelijk in overeenstemming te brengen met de geopenbaarde wil van God en de aandrang van de geest.

Redenaties en geloof verschillen altijd van mening. De eerste trekt de foute gevolgtrekking dat, aangezien wij niet kunnen bidden zoals de geest dat doet, we maar beter helemaal niet moeten bidden. Geloof echter, houdt zich bezig met God en kan niet anders dan bidden als het ook maar een beetje actief is. Het hart van een gelovige verlangt naar God, en moet tot Hem roepen óf zeer ongelukkig zijn. Net als het geloof van het hart, brengt de schreeuw van het hart altijd redding. God kan de vorm van ons gebed afwijzen, terwijl Hij het gevraagde toewijst. Monica, de moeder van Augustinus, bad tot God om haar bandeloze zoon bij haar te houden zodat ze hem een beetje kon blijven sturen, maar God bracht hem naar Milaan en Ambrosië, en bracht hem zo de kennis bij over Zichzelf. Toen Maria en Martha de Heer vroegen te komen, in de hoop dat hij hun zieke broer Lazarus zou genezen, werd de vorm van het gebed afgewezen, maar de inhoud werd gegeven toen Hij Lazarus uit de doden deed opstaan. Zo doet God meer dan wij Hem vragen of denken dat nodig is om ons te bevredigen. Een heilige kan "een kind zijn dat huilt in de nacht... en met geen andere taal dan een schreeuw." Maar God, beter dan de moeder van een kind, kan de schreeuw interpreteren en doen wat het beste is. Gods opdracht, gegeven aan een van de meest biddende mensen is: "Volhardt in het gebed, weest daarbij waakzaam en dankt"(Kol. 4:2).

Heer, leer ons te bidden!

(*) Ik heb de gedichten niet vertaald. Ten eerste valt er bij het vertalen een hoop schoonheid weg, en ten tweede is mijn kunde om poëzie te vertalen niet voldoende. W.J.




Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 26, pagina 289.
Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier



www.schriftwoord.nl