Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 69
door D.H.Hough


Eert wie eer toekomt.

Romeinen 13:6,7

"Daarom brengt gij toch ook belastingen op; want zij zijn dienaren Gods, die juist op dit punt voortdurend letten. 7 Betaalt aan allen het verschuldigde, belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eerbetoon aan wie eer toekomt. "
Het evangelie van God over Zijn Zoon, Jezus Christus(Rom. 1:1,3,5) onthult Gods rechtvaardigheid(Rom. 1:17) in een wereld vol van oneerbiedigheid en onrechtvaardigheid(Rom. 1:18). Het kondigt vrede en verzoening aan(Rom. 5:1,10) in een tijdperk van vijandschap en duisternis(Rom. 5:6; 13:11,12). Stoutmoedig verkondigt het de liefde van God(Rom. 5:8; 8:35-39) waar God Zelf de schepping heeft onderworpen aan ijdelheid en de mensheid aan ongehoorzaamheid(Rom. 8:20,22; 11:32).

Deze kennelijke tegenstelling is zeker een belangrijke aanleiding voor de verwerping van Paulus' boodschap door hen die haar horen, en in feite ook voor de algemene verwarring onder de gelovigen over het belang van de dood en opstanding van Christus. Het lijkt bijna ongelooflijk dat de toestanden rondom ons er alleen toe doen neigen Gods aankondigen van genade en vrede in Zijn Woord te logenstraffen.

Maar toch is deze boodschap waar. We geloven(en kunnen God niet genoeg danken voor het ons schenken van dit geloof!) dat in de gift van Zijn Zoon, God ons allen rechtvaardigt en verzoent en liefheeft. Net als Abraham aanvaarden we het "van die God, ....., die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept"(Rom. 4:17).

Ons probleem nu echter, zit hem in het door het evangelie in ons dagelijks leven zien en geleid worden, en dat ondanks de tegenwerkende krachten in de wereld, zowel die ons omringen als die welke in ons aanwezig zijn. We hebben ja gezegd tegen een boodschap die tegengewerkt wordt door op ervaring gegrond bewijs, en nu moeten we leven in overeenstemming met die boodschap, ook al gaat die dwars in tegen onze menselijke gezindheid.

Romeinen 12 en 13 richten onze aandacht op deze zaak. Ons geloof leidt ons om verdrukkingen te verduren(12:12), geleid te worden op een nederige weg(12:16), vrede te hebben met heel de mensheid(12:18) en superieur gezag te aanvaarden zoals dat door God werkelijk gevestigd is(13:1). Deze houding van mildheid, rustig geduld en vertrouwen, te midden van boosaardigheid en bedrog, lijkt in het bijzonder in Romeinen 13:6,7 aangegeven te worden:

6, 7.

"Daarom brengt gij toch ook belastingen op; want zij zijn dienaren Gods, die juist op dit punt voortdurend letten. 7 Betaalt aan allen het verschuldigde, belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eerbetoon aan wie eer toekomt."
Dit is een voortzetting en uitwerking van Paulus' advies in de verzen 1-5, betreffende onze houding tot het burgerlijk gezag. Geheel buiten de analyse van het goede of foute van de daden van onze heersers om, moeten wij doen wat goed is, en wat goed is voor ons is onderschikking. Wij moeten dit gezag aanvaarden als zijnde van God(wat het ook echt is) en het eren. Ons opgelegde belastingen kunnen oneerlijk zijn, en hen eren die ons of anderen verkeerd behandelen kan best moeilijk en pijnlijk zijn, maar wij moeten eer geven aan wie eer toekomt.

Waarom?
Ten eerste: dit is de manier waarop de reddende genade van God ons leert om te handelen(Titus 2:11,12). En ten tweede: "wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, "(Filip. 3:20). En: "Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen"(Rom. 13:11). Aardse zorgen worden gevoeld en huidige verantwoordelijkheden worden tegemoet getreden, maar deze zijn allemaal secundair aan de superieure werkelijkheid van ons geloof en verwachting.

Het is interessant dat Paulus in Romeinen 13:6 niet spreekt in de gebiedende wijs(wat hij wel doet in vers 7). Hij zegt niet "betaal je belastingen," maar hij zegt veeleer "jullie betalen jullie belastingen." Het evangelie was al bezig met kracht te werken in de levens van de Romeinse gelovigen. In plaats van dat ze hun burgerlijke plichten in de huidige tijd vergaten, leidde hun geloof hen tot een vlijtig uitvoeren van deze plichten. Daarenboven, er is geen bewijs te vinden in Paulus' taalgebruik dat zij ontmoedigd waren of afgeleid werden door de corruptie en het kwaad dat de regering en de samenleving in hun stad, het hart van het rijk, had geïnfecteerd. Hun bewustzijn dat God alles doet medewerken ten goede(Rom. 8:28) moet wel heel helder zijn geweest. Hun ogen werden geopend voor een werkelijkheid die een ongelovige niet kan aanvaarden: Burgerlijke gezaghebbers zijn waar en wat ze zijn omdat ze daar zijn geplaatst door God; zij zijn "dienaren van God", en Hij Zelf plaatst, bewaart en bevestigt hun aanstelling.

De sleutel tot dit alles is dat wanneer we onze civiele verantwoordelijkheden uitvoeren, we onszelf bevrijden van de zaken die gevolgen hebben(Rom. 2:18; Filip. 1:10). Zo'n patroon van "goed burgerschap" in onze samenleving is een inleiding tot een ons tot nut maken van dit tijdperk(Efe. 5:16; Kol. 4:5). Voordat we op effectieve wijze de gezindheid van Christus kunnen laten zien en het licht van het evangelie weerspiegelen aan hen die "buiten" zijn, zullen we eerst onze verantwoordelijkheden moeten dragen in de gemeenschap waar we in wonen.

Door te spreken over belastingen, het verschuldigde en tol overziet Paulus alle mogelijkheden van directe en indirecte belastingheffing. Maar door te spreken over vrees en eer gaat hij verder dan alleen maar de financiële verplichtingen, en komt hij op het gebied van de innerlijke houding. We moeten ons zowel in de uiterlijke als de innerlijke weg onderschikken.

De moderne geest, echter, is zich zeer bewust van de geschiedenis van tirannie en onderdrukking in de heerschappij van de mens over anderen. Ironisch genoeg lijkt dit wel bijzonder wreed geweest te zijn wanneer heersers direct Schriftuurlijke steun voor hun positie en politiek hebben geëist. Wantrouwen van gezag en zelfs rebellie tegen ieder teken van slecht bestuur zijn een begrijpelijke ontwikkeling in onze tijd.

De voorrang van geloof.
Natuurlijk knaagt het om ons "zuur verdiende geld" te moeten geven aan verspillend, ineffcient en vaak frauduleus beheer. En het eren van vervolgend en (zoals het soms gebeurt) moordend gezag is bijna onmogelijk.
Wat zullen we dan zeggen?
Het is heel eenvoudig: dat Paulus' zorg hier is dat wij in onze levens voorrang geven aan het geloof. De wereld is er, en ze is vol van boosheid, maar God handelt in overeenstemming met de raad van Zijn wil, en dat is allemaal ten goede. We zullen aan onze verplichtingen aan de overheid voldoen, zo goed en zo eerlijk als we kunnen, God voor hen biddend en ten gunste van hen pleitend. Klagen over iedere mogelijkheid van tirannie en foutief bestuur en betrokken te raken in politieke zaken, kan alleen maar onze aandacht wegnemen van de boodschap van genade en vrede, die van zo groot belang is voor ons allen.

Het advies van Romeinen 13:1-7 is een middel om tot een doel te komen; het staat niet op zich. Het is een algemene richtlijn om ons te helpen het goede burgerschap te verwerkelijken dat in onze tijdelijke verblijfplaatsen verband houdt met onze geestelijke groei en wandel. We moeten bezig zijn met toewijding en zorg voor anderen, het delen van het Woord van verzoening en de onnaspeurbare rijkdommen van Christus. Met onze tijdelijke verplichtingen op orde, kunnen we zo veel vrijer en met meer gevolg voortgaan met ons "logisch goddelijk dienstbetoon", om onze God en Vader te eren en te prijzen!




Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 78, pagina 45
Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier



www.schriftwoord.nl