Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 16
door G.L. Rogers

Ongehoorzaamheid en gehoorzaamheid

De diepste crises van de geschiedenis spelen zich af rond de ongehoorzaamheid van de Eerste mens en de gehoorzaamheid van de Tweede. Geen andere daden hebben het ras zo beïnvloed als deze twee, omdat geen ander mens ooit in zo'n nauwe verhouding kan staan tot "de velen" als zij. In het opzicht dat iedere daad het karakter en bestemming van het ras aangrijpen, lijken ze op elkaar. Maar in het karakter van de daden, de daders en de bestemmingen waar ze betrekking op hebben is er een groot verschil. De ongehoorzaamheid en gehoorzaamheid waren God-gerichte daden. Deze grijpen rechtstreeks en onmiddellijk de status aan die de mensheid voor God heeft. De eerste plaatste een onpasseerbare barrière tussen God en mens en bracht de mens in de dood; de andere verwijderde iedere barrière en zal ieder mens uit de dood en zonde naar boven halen, en brengen naar rechtvaardigheid. Vers 19 brengt de crises, de oorzaken en de voleindingen van raciale zonde en redding.

De vergelijking die nu wordt gemaakt is niet slechts een herhaling van het voorgaande. Ze bevestigt en ontwikkeld de conclusie die in vers 18 wordt gebracht. Eén punt in de vergelijking moet nog gemaakt worden: Adam's ongehoorzaamheid is nog niet vergeleken met Christus' gehoorzaamheid. Deze daden zijn de oorzaken die mensen tot zondaren of rechtvaardigen maken.

19.

Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van een mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van een zeer velen rechtvaardigen worden.
Want,
gelijk
door de ongehoorzaamheid
van een mens
de velen
zondaren geworden zijn,
zo
ook zullen
door de gehoorzaamheid
van één
de velen
rechtvaardigen worden.

De precisie van de parallelle uitspraken is zeer opvallend. Het verbindende want geeft aan dat de nieuwe vergelijking een uitleg en versterking is van het voorafgaande. Het hangt speciaal het zegel van zekerheid aan vast aan de afsluitende woorden van vers 18, want de bewering is dat de velen rechtvaardig gemaakt zullen worden, wat meer is dan rechtvaardiging. Het is niet alleen de toewijzing, maar ook het feitelijke aanbrengen van de rechtvaardigheid die onlosmakelijk is van het nieuwe leven in Christus.

De overeenkomsten, benadrukt door het gelijk en het zo ook, zouden nooit uit zicht mogen verdwijnen. Gelijk is sterker dan het simpele als. Het is gelijk aan 'precies als'. Het werd in vers twaalf gebruikt, en duidt daar het weggelaten zo ook aan[de schrijver gebruikt de Concordante Vertaling;WJ]. Het is jammer dat uitleggers vaak voorbijgaan aan deze nadrukkelijke oproepen om notie te nemen van de exacte en bestudeerde overeenkomsten in ieder paar van de zinsneden. Het zou voor literaire vindingrijkheid onmogelijk zijn nauwere parallellen samen te stellen en er tegelijkertijd daden en waarden aan toe te kennen die zo divers van karakter zijn.

Hoewel deze verklaring op zich al compleet en goed begrijpelijk zou zijn, door het verband met het voorafgaande betoog, waarvan het de afsluiting is, wint ze aan een kracht en helderheid die een misverstaan onvergeeflijk maakt. Ze verschilt van de vorige verzen in haar beweringen en weglatingen. Het "veel meer," met haar overvloedige genade, verschijnt hier niet omdat meer de feitelijke gevolgen bekeken worden dan de gebruikte middelen. Hier wordt Adam's ongehoorzaamheid niet beschouwd als een overtreding die roept om veroordeling en die de dood brengt. Er wordt hier niet over oordelen gesproken. Aan de andere kant wordt over "de gehoorzaamheid van de Ene" niet gesproken als genade, of als de bezorger van de rechtvaardige beloning en de genadegave. De beweringen richten onze aandacht op de feitelijke staat van zondigheid en rechtvaardigheid die aan de velen toekomen vanuit de daden van respectievelijk Adam en Christus. Er zijn vier nieuwe thema's die om overweging roepen, te weten: de ongehoorzaamheid, de gehoorzaamheid, de velen tot zondaren stellen, en de velen rechtvaardig stellen.

De ongehoorzaamheid van de ene mens is de moederzonde. Er zijn andere woorden gebruikt om deze daad te beschrijven. Ze is zonde genoemd, overtreding, en belediging. In de goddelijke diagnose van onze gezamenlijke ziekte vertegenwoordigt ieder van deze woorden een onderscheiden fase.
Ongehoorzaamheid, parako^, is in het Grieks TERZIJDE-HORENend. Het is: weigeren te luisteren naar de stem van de autoriteit. Dit wordt aangegeven door het niet nakomen en overtreden van de gehoorde opdracht. In Adam's geval was er een HOREN geweest, akoee. Hij hoorde ook een andere stem, meer geliefd dan die van God(Gen. 3.17). Adam weigerde gehoorzaamheid, hupako^, ONDER-HORENde. Het Griekse woord brengt een gedachte over van onderschikking en eerbied. Ongehoorzaamheid is egoïstisch in haar handelen. Het is opstand tegen God door onterecht te veronderstellen dat we niet van Hem afhankelijk zijn. Ongehoorzaamheid aan een gebod maakte Adam's zonde tot een overtreding en beledigde daarmee God.

Onwetendheid beweert op dwaze wijze dat Adam Gods veroordeling uitlokte door het stelen van een appel. De waarheid is dat hij opstond tegen Gods autoriteit door ongehoorzaam te zijn tegen het enige gebod dat Hij had uitgevaardigd. Zonde rees als wetteloosheid en rebellie in hem tot haar hoogtepunt. Hij verkoos en gehoorzaamde liever het schepsel dan de Schepper. Geen daad van ongehoorzaamheid kon verder gaan dan de zijne, en geen zondaar had zo weinig excuses als hij. Omdat de mensheid betrokken is bij het gevolg van de eerste ongehoorzaamheid, is ze volkomen onmachtig het karakter van zonde te oordelen. Alleen wanneer God Zijn oordeel er over geeft, hebben we een mogelijkheid de waarheid de leren kennen. Indien we Zijn oordeel over zonde aanvaarden, komen we in een gemeenschap met God hierover en wordt de kracht van onze opstand gebroken. Tot dat moment tonen we ons ware kinderen van de opstandige Adam.

Het is door de ongehoorzaamheid van de ene mens dat de velen zondaren geworden zijn. De ene mens is hij, reeds vier maal genoemd, door wie de zonde de wereld is binnen gekomen. Hij was het enige instrument in het verderf van de velen. Te zeggen dat "zij allen op mysterieuze wijze deelnamen aan de overtreding" is een directe tegenspraak van de tekst. Zij hadden geen deel aan Adam's daad, noch werd een ieder zondaar "door, zo te zeggen, deel te nemen aan Adam's val." Ontkenning van de geïnspireerde bewering dat alleen Adam de velen zondaren deed worden, draagt met zich de ontkenning dat alleen Christus de velen rechtvaardig zal doen worden. Er wordt zo een aanval gedaan op het evangelie van God, hoewel de uitleggers dat mogelijk niet zo bedoelden. Indien ik deelnam aan Adam's ongehoorzaamheid, dan mag ik ook deelnemen aan Christus' gehoorzaamheid. Indien ik de verantwoording deel voor Adam's zonde, dan mag ik ook deel hebben aan de verdienste van Christus' offer aan het kruis. De Schrift is zó eenvoudig, dat we ons er alleen maar aan vast hoeven te houden om veilig en zeker te zijn. Ze te rationaliseren zal alleen maar de feiten verdoezelen.

Alleen Adam was actief ongehoorzaam; de velen werden passief tot zondaren gesteld. Buiten enig actief voorval van hun kant om, en onafhankelijk van hun eigen zondige daden, werden de velen tot zondaren gesteld. Adam's zondige staat werd door overdracht de feitelijke staat van zijn afstammelingen. Het taalgebruik hier verbiedt ons te denken dat zij tot zondaren gemaakt werden door de herhaling van zijn zonde. Zij konden niet delen in zijn daad of zijn schuld, noch werden ze geacht zondaren te zijn. Ze werden zondaren door afleiding van de eerste zondaar. Het werkwoord staat in de verleden tijd, wat aangeeft dat het feit werd vastgesteld toen Adam zondigde. Ook al zou de laatste generatie van de aion der aionen pas over twintigduizend jaren geboren worden, dan zal het nog steeds een generatie van zondaren zijn, door de ongehoorzaamheid van die ene mens.

Alle mensen worden als zondaren geboren. Zij zijn al zondaren voordat ze een zonde begaan. Dit is niet zonde vanwege een daad, maar zonde vanwege een toestand. "Zonden", die een mens begaat ondanks de kennis van de waarheid, geweten, rede, wet en evangelie, werd behandeld in 1:18-3:20. Zij ontlokken Gods verontwaardiging. "Zonde" is aangeboren en beërfd. Er wordt niet van gezegd dat ze Gods verontwaardiging ontlokt, omdat ze al geoordeeld is en het vonnis van veroordeling met zich draagt. Toekomstig oordeel zal zich niet bezig houden met "zonde", maar met "zonden". Beërfde zonde is een betere uitdrukking om het te beschrijven dan "oorspronkelijke" zonde. Bij Augustinus betekende "oorspronkelijke zonde" dat allen deelden in Adam's oorspronkelijke zonde. Als we deze theorie verwerpen, is het het onzinnig deze uitdrukking te gebruiken, hoewel ze wijd verspreid is en makkelijk gebruikt wordt om aangeboren zonde te beschrijven. Ons beërfde moreel onvermogen is zonde en zo zijn wij tot zondaren gesteld.

De goddelijke wet van beërving verklaart de overdracht van zonde en dood, en schuift alle theorieën over beschuldiging terzijde. De Schrift is vooruitgelopen op de wetenschappelijk waarnemer, aantonend dat Gods morele regering gebaseerd is op de werking van wetten die de biologen pas nu een beetje beginnen te na te speuren. De wet van de beërving is zo vasthoudend, dat zonde aan iedereen is doorgegeven. Ons onbevallige en slecht uitgebalanceerde morele gestel zijn ons overgeleverd vanuit onze eerste ouders. Onze aanleg is wetteloos. Onze toestand geeft aanleiding tot verkeerde verlangens en daden. David ging terug naar de oorsprong van zonden en zei: "Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen"(Ps. 51:5), maar hij voerde dit niet aan als excuus. Job stelt de vraag: "Komt ooit een reine uit een onreine?"(Job 14:4) en antwoord: "Niet één!"

Doorgave van morele karaktertrekken en een neiging tot zondigen is een zaak die bij een ieder wordt waargenomen. Jonathan Edwards was de zoon van een godvrezende vader. De geschiedenis van een paar honderd van zijn nakomelingen is nagegaan en daar zitten veertien voorzitters van schoolbesturen tussen, honderd professoren, honderden evangeliepredikers, missionarissen en Bijbelleraren, meer dan honderd juristen en rechters, zestig doktoren, en vele schrijvers en uitgevers. Aan de andere kant is er de familiegeschiedenis van een losbandige vrouw, genaamd Jukes, die zo'n honderd jaren geleden leefde in Massachusetts, die bekend staat als een register van vijf generaties van armoede, bandeloosheid, imbeciliteit en geestesziekte. Van twaalfhonderd nakomelingen van deze vrouw hebben vierhonderd zichzelf kapot gemaakt, driehonderd-en-tien waren beroeps-armen, honderd-en-dertig waren veroordeelde criminelen, zestig waren gewoonte-dieven en er zaten zeven moordenaars bij. Van al de twaalfhonderd leerden er slechts twintig een vak, en daarvan deed de helft dat nog in de gevangenis. Het verschil tussen beide families is slechts vergelijkend. Alle mensen beërven kwade neigingen, die blijven, zelfs na de bekering.

Jonathan Edwards was misschien wel de heiligste man van zijn tijd. Daarom wist hij het een en ander van het verschrikkelijke karakter van de zonde. Hij zag dat door de verlichting van Gods Geest. Hij zei: "Mijn boosheid, zoals die in mij zit, scheen me lang volkomen onuitsprekelijk te zijn, alle gedachte en verbeelding verzwelgend - als een oneindige overstroming. Mijn overtuiging van zonde is buitengewoon klein en zwak." Het is een opvallend feit dat de helderste uiteenzetting van de diepte en kracht van zonde wordt gegeven aan de herborenen en geestelijk gezinden. Wanneer zij met gezalfde ogen in hun eigen harten kijken, dan twijfelen ze nooit aan de rechtvaardigheid van de goddelijke veroordeling. Ze delen net zo'n zwaar vonnis over zichzelf uit als God heeft gedaan.

De heiligen voelen heel goed de plaag van de zonde aan die in hun harten is. Net zoals Paulus moeten zij de ervaring hebben die in 7:7-25 wordt beschreven, voordat ze tot geestelijke volwassenheid kunnen komen. Zoals de beschuldiging van 1:18-3:20 noodzakelijk was om, door de genade, voor te bereiden voor de ontvangst van de rechtvaardigheid van God, zo moet ook de overtuiging van onmacht in de aanwezigheid van zonde in onze leden voorafgaan aan onze verlossing uit de heerschappij van de inwonende zonde. Het feit dat we tot zondaren gesteld zijn maakt die aspecten van het evangelie noodzakelijk die in de volgende drie hoofdstukken onthuld zullen worden. Niets anders dan de macht van God kan ons verlossen. Opvoeding, een goede omgeving, hoge idealen, goddelijk gegeven wet, en religie hebben gefaald om ook maar één mens te weerhouden toe te geven aan de aandrang van de ingeboren zonde. Allen begaan zonden omdat achter hun daden zondige neigingen zitten, en zwaarwegende neigingen naar kwaad en verdorven gevoelens en verlangens.

Verschillende soorten banden weerhouden mensen van de grotere zonden, maar allen hebben ondanks deze gezondigd. Een natuurliefhebber zei dat hij eens een paar pasgeboren kuikens op een glad stuk kleed had gezet, en ze daar een paar dagen had gehouden. Klaarblijkelijk hadden ze niet hun aandrang om de grond te schrappen voor voedsel, zoals voor hun soort gebruikelijk is. Uiteindelijk strooide hij wat grind op het kleed. Het grind voorzag in de noodzakelijke stimulans, want ze begonnen meteen te scharrelen. Er is in ieder menselijk hart een tendens die alleen maar de van buiten komende stimulans nodig heeft om ze naar boven te brengen. Het verborgen talent komt niet onmiddellijk naar boven, maar God ziet het en haar latere uitdrukking, en Hij moet het óf goedkeuren óf afkeuren.

De Schrift onthult het feit dat beërfde zonde een ongelukkige status voor God met zich mee draagt. Hij veroordeelde het ras tot de dood, maar dat is niet hopeloos. De twee dingen, de doorgave van kwaad met zijn neiging naar zonde en deze ongelukkige status voor God, kunnen niet gescheiden worden. Zolang de zonde wordt doorgegeven moet de veroordeling deze vergezellen. Ongeloof staat nu op om te beweren dat het een belediging voor ieder principe van billijkheid is om aan te nemen het ras verdoemd werd door de ongehoorzaamheid van die ene. Maar veroordelen zij de kwade trekken niet die ze bij anderen zien en afwijzen? Zouden zij klaar staan om een kind uit de Jukes familie te adopteren, of zouden ze het onwaardig verklaren vanwege de mogelijke erfelijke belasting? Sommige eugenisten bepleiten de sterilisatie van criminelen en imbecielen ten gunste van de maatschappij en de verbetering van het ras. In plaats van een uitgesproken kwaadaardig ras ter dood te veroordelen zouden ze hen het leven willen ontzeggen. Zulke gedegenereerden hebben niet het recht geboren te worden. Indien God volgens dit strenge principe gehandeld zou hebben, dan zou er in het geheel niemand meer geboren worden. Zij die bezwaren hebben tegen Gods methoden zouden nooit tot stand gekomen zijn. Adam was de eerste gedegenereerde mens en hij verwierf een ras van gedegenereerden. Er is in deze geen uitzondering. Waarom zouden we het God kwalijk nemen dat hij alle gedegenereerden veroordeelde? We houden ons meer bezig met de straffen die mensen te dragen hebben dan met het kwaad dat God van ons allen te dragen heeft.

Laten we nooit vergeten dat zelfs de meest gedegenereerde het beeld van God zal beërven en door Hem geliefd zal zijn. Niemand is hopeloos veroordeeld. Christus stierf voor hen die Hij moest veroordelen, want een ander soort mens is er niet. Gods kracht om te redden is groter dan de kracht van de zonde om te vernietigen. De meest gedegenereerde is, vanwege Gods genade, een potentiële en aanstaande zoon van God. Ten diepste is het niet de zonde van een mens, maar Gods redding die het menselijke leven en bestemming domineert. God zei tegen Noach zondaren te vermenigvuldigen die al tot de dood veroordeeld waren(Gen. 9:7). Als Hij de eerste mensheid veroordeeld en vernietigd, dan is dat om de tweede te kunnen vestigen!

De dood is een feit. Ieder moreel wezen zou liever de dood aanvaarden als Gods rechtvaardige veroordeling van een hopeloos zondige toestand, dan er aan toe te geven als een decreet van een immoreel noodlot. De liefhebber van rechtvaardigheid stemt in met Gods oordeel over zijn zondige staat. De heilige aanvaardt dat oordeel en is blij het met God eens te mogen zijn over de dood, net zoals met alles wat Hij doet. Hij berust in de goede wil van God, verlossing door dood en opstanding aanvaardend uit een anderszins onontkoombare plaag van zonde die hem zijn hele leven al achtervolgt. Hij verheugt zich dat God niet een koehandeltje maakt met de zonde die hij zelf zo is gaan haten.

Als we naar de lichtere kant van de parallel kijken, dan worden we geconfronteerd met de vergelijkende term zo ook. De sterke beweringen die we moeten bekijken zijn twee maal zo zwaar gemaakt, omdat ze in verband staan met het voorafgaande. De waarheid van het eerste deel versterkt die van het tweede. Alle overtuiging die we gewonnen hebben uit de Schrift, waarneming en ervaring van de waarheid van de duistere kant van de parallel, wordt aangedragen door de woordjes zo ook. De eerste verklaring wordt gemaakt in verband met de tweede. Dit wordt aangegeven door het gelijk. De eerste kant geeft ons een meetlint voor de tweede. Ondanks alle pogingen de heldere verklaring te beperken of weg te redeneren, blijft dit laatste deel, net als al Gods Woord, recht overeind staan. Waar de theologische mist optrekt, zien we dat de rots van de Schrift onaangetast blijft staan. Zo lang dit verse hardnekkig weigert te verdwijnen op bevel van grote en goede, maar zich vergissende, mensen, zijn we verzekerd van de volledige triomf van de Tweede Mens over zonde en alle gevolgen daarvan.

De gehoorzaamheid van de Ene is het speciale aspect van Christus' verlossende werk, en wordt uitgekozen als een exacte antithese van de ongehoorzaamheid van Adam. Twee daden worden vergeleken, de ene die de zonde in het ras binnen bracht en de andere die rechtvaardigheid introduceert. God ging de opstandige daad van de eerste tegen door een daad van een regelrecht tegengesteld karakter. De gehoorzaamheid is een daad, niet een proces. Het is niet "de collectieve gehoorzaamheid van het hele leven van Christus" op aarde. Het is waar dat in de Levitische vereisten het slachtoffer zonder enig gebrek moest zijn, maar toch deed een gebrekvrij dier voor de offeraar geen enkel goed, totdat het aangeboden en geslacht was. Christus was inderdaad zonder enige gebrek en voldeed zo aan het vereiste voor het passende offer, anders zou het Zichzelf opofferen onaanvaardbaar en van geen nut zijn geweest. Zijn gehoorzaamheid tot de dood aan het kruis was het toppunt van een leven vol gehoorzaamheid, een leven dat verlies, vernedering en lijden inhield. Maar Zijn gehoorzaamheid hier moet los gezien worden van Zijn heilige leven. Met Adam's daad vergelijkt God een daad van gehoorzaamheid die in de menselijke geschiedenis zijns gelijke niet kent, een daad die zo uniek en nieuw is dat daarin het begin én de voleinding van de nieuwe en perfecte mensheid ligt. Vier feiten die met Zijn gehoorzaamheid van doen hebben verlangen onze aandacht. Eerst: het was de gehoorzaamheid tot de dood aan het kruis; dan: het was de vrijwillige onderwerping aan de dood die op Hem geen enkel recht kon doen gelden; verder: het was een actieve samenwerking met de geopenbaarde wil van God voor Hem; en tenslotte: Hij stelde een voorbeeld van gehoorzaamheid dat goed is en verstandig om te volgen.

De gehoorzaamheid van Christus wordt genoemd in Filippenzen 2:8. In gehoorzaamheid legde Hij heel de weg af van het sterven, zelfs het sterven van een dood van een veroordeelde crimineel. Het kruis is het centrale feit in de Paulinische prediking. Christus Zelf keek uit naar de dood aan het kruis als het hoofddoel van Zijn missie op Aarde. Zijn meest in het oog lopende en kostbare daad van gehoorzaamheid was Zijn vrijwillige onderschikking aan een onverdiende dood. De gehoorzaamheid die Paulus vergelijkt met Adam's zelf-verhogende ongehoorzaamheid, is Zijn uiterste offer van Zichzelf in dienst van God en de mens. Er wordt ten onrechte geleerd dat "de gehoorzaamheid van Christus aan de wet wordt aan alle gelovigen toegewezen om ze zo rechtvaardig te stellen." Deze leer wordt de "gehoorzame rechtvaardigheid" genoemd, een frase die net zo on-Schriftuurlijk als onwaar is. Het is de weg van Kaïn. We moeten nota nemen van deze vergissing, omdat onze tekst er voor als bewijs wordt aangevoerd. Er wordt hier niet over toewijzing gesproken. De rechtvaardigheid die wordt toegewezen is de rechtvaardigheid van God, tentoongesteld in Christus als een Zoenmiddel, ontvangen door geloof in Zijn bloed(3:26); het is "buiten wet om"(3:21) en "door de verlossing die is in Christus Jezus."

Het gehoorzame leven van Christus en Zijn gehoorzaamheid tot de dood aan het kruis moeten gezien worden in hun essentiële verschillen van elkaar en tegelijkertijd hun essentiële relatie met elkaar. Het verschil en de relatie wordt duidelijk uiteengezet in het spijsoffer en de bloedige offers. Het spijsoffer vat de perfecte Tweede Mens samen. Hij staat in absoluut contrast met de eerste mens en al diens zaad. Aan het fijne bloem van het spijsoffer werden olie en wierook toegevoegd. Dit werd aangeboden aan de priester, die het op het altaar verbrandde als een gedenkteken en een zoete geur voor Jehovah. Het vat de perfecte mensheid samen van de Laatste Adam, bekleed en bekrachtigd door Gods Geest, die, getest door vuur, niets anders dan een zoete geur voor God oplevert. Het herinnert aan een gehoorzaam en vlekkeloos leven op Aarde, dat God nooit kan vergeten. Maar het spijsoffer was bloedloos en zonder het storten van bloed is er geen kwijtschelding van zonde, geen rechtvaardiging, geen wederzijdse verzoening, en geen toegang tot God. De bloedige offers vatten de weg tot redding samen. Het spijsoffer was een noodzakelijk aanhangsel aan het brandoffer, zoals duidelijk wordt aangegeven in de vaak gebruikte uitdrukking: "het brandoffer met zijn spijsoffer." De Tweede Mens moest perfect zijn in het leven om aanvaardbaar te zijn als offer voor een heilige God. Er is geen vermelding te vinden van een spijsoffer dat wordt geofferd zonder dat er een dier wordt geofferd; dat wil zeggen, zonder dat een ziel werd uitgegoten in de dood. De afwijzing van Kaïn's offer is een protest tegen ieder bloedeloos offer, hoewel het wel zo ideaal mooi is. De aanbidder zou nooit voor God kunnen staan zonder bloedstorting. Zo maken de offers op sterke wijze onderscheid tussen Christus perfecte gehoorzaamheid tijdens Zijn hele leven en Zijn gehoorzaamheid tot zelfs de dood aan het kruis. Redding door karakter en gehoorzaamheid, zelfs het karakter en gehoorzaamheid van Christus Zelf, los van Zijn kruis, is een leer die door het evangelie van God volkomen wordt afgewezen.

Christus onderging vrijwillig een onverdiende dood. "Gehoorzaamheid tot de dood aan het kruis" is een stuitende uitspraak. De rangschikking van gehoorzaamheid en dood is opvallend. De rangschikking van dood en ongehoorzaamheid lokt geen onderzoek uit, omdat het loon van de zonde de dood is. Als de dood de straf is voor zonde, dan is het juist dat zondaren zouden sterven; maar dan is het op gelijke wijze ook fout dat de Zondeloze zou sterven. Waarom zou van de ene perfecte Mens uit heel de geschiedenis verlangd mogen worden de ergste dood te sterven? Waarom zou deze Mens, Die altijd God genoegen deed, Wiens gehoorzaamheid feilloos was, in het uur van Zijn diepste nood door Zijn God en Vader verlaten worden? Waarom zou een leven dat zo welriekend was voor God, eindigen in het falen aan het kruis, met alle ellende die daaraan vast zat? Waarom zou God het licht van Zijn gezicht wegnemen van Hem Die op dat zelfde moment Hem verheerlijkte door de hoogste daad van gehoorzaamheid in de geschiedenis van de altijd gehoorzame Tweede Mens?

In tegenstelling tot andere mensen was Jezus Christus niet sterfelijk; de dood was nooit op Hem doorgegaan; Hij was nooit onder de veroordeling als lid van een zondig ras. Zijn dood was niet verplicht, maar vrijwillig. En toch was het geen zelfmoord, want Hij had de macht om Zijn ziel af te leggen(Joh. 10:18). Hij was geen laffe zelfmoordenaar en Hij was ook geen martelaar. Als individueel Persoon was er voor zijn dood geen reden. Als Zoon van God en Zoon des Mensen was Hij volmaakt rechtvaardig en heilig. Hij stierf vanwege Zijn band met een ras van zondaren. Dat Hij geen zonde kende was een door God en mensen gegeven getuigenis. Hij werd ten behoeve van ons tot zonde gemaakt. Daarom stierf Hij onder de vloek van God aan het kruis. Hij was een offerande voor zonde, en zonde heeft voor God geen zoete geur. Hij werd aan zonde en een heel ras van zondaren gelijkgesteld. God sloeg de zonde en wende Zich met afschuw af van het afgrijselijke waarin Zijn Zoon was gemaakt: de zonde van de wereld.

Zonde was voor Hem net zo afschuwelijk als het voor Zijn Vader was, maar toch, hoewel Hij Zelf zondevrij was, bracht Hij vrijwillig de zonde van de mensheid naar het kruis om geoordeeld te worden, en Hij aanvaardde de veroordeling. Hij, Die vanaf het begin een onbedekte gemeenschap met Zijn heilige Vader had genoten, werd nu bekend gemaakt met de afstand die zonde veroorzaakt tussen God en mens. Hij, Die God liefhad als geen ander dat kon, zou door Hem gebroken worden en de strepen voelen die door Zijn rechtvaardige verontwaardiging toegebracht zouden worden. Hoewel Hij de komende scheiding, worsteling en de verontwaardiging van te voren kende, bleef Hij gehoorzaam tot de dood die te wijten is aan het misdadige ras. De wet verlangde Zijn dood niet, de liefde deed dat wel. De schreeuwende nood van een verdoemde mensheid vereiste dat.
Hoe verschillend is dan de ongehoorzaamheid van Adam. Hij had niets nodig om zichzelf blij te maken. Gehoorzaamheid zou hem geen pijn kosten of verlies of inspanning. Christus' gehoorzaamheid kostte Hem en Zijn Vader meer dan het hart zich kan verbeelden. Toch aanvaardden de Vader en de Zoon het lijden waardoor de heerschappij van God en zondaren wederzijds verzoend en gered kan worden.

De gehoorzaamheid van Christus was een actieve samenwerking met de wil van God. Het was de liefhebbende wil van Zijn Vader de verloren mensheid te redden. Het was gehoorzaamheid aan Zijn roeping als Redder die Hem naar het kruis leidde. Hij wist dat Gods wil perfect is en liefdevol en dat er geen goed alternatief is voor die wil. Die wil volbrengen was Zijn hoofd passie. Hij zal de worsteling die aan Zijn gehoorzaamheid vastzat, Zijn ziel kromp ineen van de vreselijke beproeving, en Hij bad: "Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt." Onderschikking kan niet dieper gaan. In die daad van gehoorzame onderschikking werd de naam van de Vader geheiligd en werd Zijn wil op aarde als nooit te voren gedaan. Want nooit meer, zelfs niet in de hemel door de Zoon van God, kan gehoorzaamheid meer doen. Vrijwillige gehoorzaamheid tot de dood van het kruis is het hoogste bewijs van de absolute toewijding van de Tweede Mens aan de wil van God. Hij wilde veroordeeld worden tot eer van God, en voor de redding van de mensheid.

Christus stierf als de tweede raciale Mens, het nieuwe hoofd van het ras. Was Hij een niet verbonden individu geweest, dan had de dood Hem niet kunnen raken. In dat geval zou God schuldig geweest zijn aan een monsterlijk grote onrechtvaardigheid door een gehoorzaamheid tot de dood en onderschikking aan Zijn kastijding te verlangen. Ons Hoofd handelde ten behoeve van ons, niet voor Zichzelf, niet alleen voor de verkozenen, maar voor heel de mensheid. Ten behoeve van het ras bracht Hij aan God het eerbetoon die bij Diens soevereiniteit hoort, het eerbetoon dat Adam en zijn ras Hem onthielden. Christus ging, als het brandoffer - een offer dat in z'n geheel aan God wordt gegeven en in z'n geheel door Hem aanvaard wordt, om met het gebrek aan toewijding van de mens. Het hele brandoffer was door Christus' totale toewijding een zoete geur voor God, waarvan Zijn gehoorzaamheid de sublieme uitdrukking was. De brenger van het offer wordt in het Offer in al de kostbaarheid voor God vanwege Zijn gehoorzaamheid aanvaard. God heeft door deze raciale daad zoveel eerbetoon ontvangen als Adam nooit zou hebben kunnen geven. Gehoorzaamheid zou nooit aan Adam zo'n test kunnen geven, of hem in zulke diepten van ellende kunnen leiden zoals die werden getest en naar voren gebracht in de geurige perfectie van de Laatste Adam. Onze Heer is de Inwijder en Perfectioneerder van gehoorzaamheid, Die God verheerlijkte terwijl Hij onder Diens hand leed.

Met Zijn stap in het geloof aanvaardde Christus zonder reserve het lot van de verlorene. Hij accepteerde het als iets dat terecht aan de mensheid toekwam. Hij bewees de heiligheid en rechtvaardigheid van God in Diens oordelen. Het kruis is het dieptepunt van het morele universum. Daarin rekent God, via de Gekruisigde, in heilige liefde af met al de zonde van het hele universum, in een rechtvaardig oordeel en in verlossende genade. Kan God Zijn rechtvaardigheid veilig stellen, zodat de wereld, onder de ban van Zijn oordeel en vanuit de diepten van hun ellende, Hem rechtvaardig, heilig en goed zal kunnen noemen? Dat is wat Christus deed en wat Hij voor de wereld veilig stelde. Zijn gehoorzaamheid is de ene perfecte en praktische belijdenis van Gods rechtvaardigheid, en de enig juiste houding van een veroordeelde en lijdende wereld ten opzichte van God. In de Tweede Mens rechtvaardigt de mensheid Gods weg en looft ze Hem vanuit de diepten van hun ellende. Christus, gekruisigd, de rechtvaardigheid van God belijdend terwijl Hij onder de uitwerking van Zijn veroordeling was, het belijdend met een heiligheid die een perfect antwoord is op die van God, en volledige gehoorzaamheid gevend onder lijden, verzoende de wereld met God. De heilige Zoon des Mensen maakte een compleet herstel voor de heilige en rechtvaardige troon van God. God genoot van de gehoorzaamheid van een mens Die niet alleen heel Zijn leven deed wat goed en geschikt was voor God, maar door Zijn dood God rechtvaardigde en voor Hem een mensheid veilig stelde die haar eigen lot kan vergeten, in opperste bewondering voor Zijn rechtvaardigheid en heerlijkheid.

Er was geen geschil tussen God en Christus. Het geschil was tussen God en de mensheid. De transactie op Golgotha had geen betrekking op de perfecte relatie tussen Vader en Zoon. Ze had betrekking op de vervreemding en vijandschap. Christus behandelde de zonde en vijandschap van ieder mens af. God heeft de rebellerende mensheid nooit Zijn rug toegekeerd. De mens keerde God de rug toe. Hij moet naar God gedraaid worden. Christus stierf niet opdat God terug op de zondaar gericht kon worden, maar opdat de zondaar terug op God gericht wordt. God hoeft niet met de wereld verzoend te worden, maar de wereld met God. Zal de mens ooit verzoend zijn met God en Zijn rechtvaardige oordelen? De Tweede Mens was in heel Zijn handelen met de mensheid verzoend met God. Hij stemde in met alles dat God in Zijn heilige en rechtvaardige oordeel met de mens doet. Hij berustte door actieve gehoorzaamheid in Gods wil voor Hem als de drager van de zonde van de wereld. Hij aanvaardde Zijn verbanning van God tijdens de enige gelegenheid dat God de mens verliet. Zijn vrijwillige gehoorzaamheid was de vrije instemming van de Mens met de wegen die God met de mens gaat. Het kruis was de opperste demonstratie van een absolute verzoening van een Mens met God. En omdat de Mens het raciale hoofd was, was het de verzoening met God van de hele wereld.

De Laatste Adam was niet alleen het Hoofd van het ras, maar ook de Dienstknecht van God. Zijn daad was Gods wil. Zijn lijden was Gods lijden. Het kruis toont de prijs aan die de Vader en de Zoon betaalden om een verloren en vijandige mensheid te redden. In Christus bracht God in Zichzelf de mens in harmonie met allen, wat de kruisiging van de oude mensheid verlangt. God kan niet met zonde verzoend worden. Hij kan geen compromissen sluiten met zonde, maar Hij kan er wel voor lijden. Zonde richt zich op de vernietiging van God. Welke heilige zou God vragen zijn zonden te sparen? In dit opzicht hebben de heiligen de gedachtegang van Christus, Die de smaad droeg van dat wat de troon van God zou omverwerpen en Zijn schepping zou vernietigen. Voor de heilige is, net als voor zijn Heer, Gods wil voor hem het zoetste wanneer die ten koste van hem overwint.

De twee grote voorbeelden van ongehoorzaamheid en gehoorzaamheid staan samen; de een als een waarschuwing en de ander als aansporing. Als de wil van God goed is, dan is gehoorzaamheid daaraan onze enige wijsheid en zekerheid. God heeft een wil voor ieder mens. Hij wilde dat de Tweede Mens de zonde van de wereld zou dragen en hun rechtvaardige straf. "Er was niemand anders die goed genoeg was om de prijs van de zonde te dragen." Niemand anders kon sterven, de rechtvaardige voor de onrechtvaardige. Zo werd er door Christus een gehoorzaamheid geleverd die voor niemand anders mogelijk was. Maar wij mogen gehoorzamen. We mogen volkomen verzoend zijn met God. We mogen van harte al het kwaad dat Hij aanwijst aanvaarden, en zo voor God een zoete geur van Christus worden.

De gehoorzaamheid van Christus was niet plaatsvervangend. Zijn gehoorzaamheid was niet in plaats van de onze. Christus gehoorzaamde, daarom hoeven wij niet te gehoorzamen! Christus deed de wil van God, daarom hoeven wij het niet te doen! Christus stierf voor zonde, daarom mogen wij er in leven! Hoe fout is dit allemaal!! Het kwaad van alle plaatsvervangende theorieën en predikantenpraterij over redding is dat zij de plaats innemen van de waarheid van Christus' hoofdschap als de Laatste Adam. Omdat Christus gehoorzaamde, stierf, verzoend werd met God, opstond en verheerlijkt werd, zullen ook wij gehoorzamen, sterven aan de zonde, verzoend worden met God, verheerlijkt worden en in alle opzichten gelijk worden aan Hem. Maar we kunnen niet én ongehoorzaam zijn zoals Adam was, én gehoorzaam zijn zoals Christus was. Deze daden waren uniek en van het grootste beland en hoeven niet herhaald te worden.

Het kruis van Christus is de verklaring van het universum. Het is de enige plek in de geschiedenis waar God Zijn creatieve doel veilig stelde: een in gehoorzaamheid geperfectioneerde mensheid. Ware Christus slechts een uitgekozen individuele ziel, niet als Hoofd aan de mensheid verbonden en onaangetast door hun ellende, dan zou zijn aanwezigheid op Aarde en aan het kruis niet te verklaren zijn. We zouden Hem zeker links laten liggen en het uitschreeuwen om een Redder Die verantwoordelijk zou worden voor de bestemming van de wereld. Maar als Christus de Laatste Adam is en Zichzelf onder de last van menselijke zonde en ellende stelt, dan is Zijn kruis de tweede en grootste crisis in de menselijke geschiedenis. Het is de plaats waar de Niet-Gespaarde Zijn niet klaagde of tegen de wil van God inging, maar Gods naam prees en heiligde. De Laatste Adam was niet zomaar een individu. Hij was groter dan Adam, omdat Zij werk op een andere schaal was gebouwd en alleen Hij Gods ideale mensheid was. Het gevallen ras leeft alleen vanwege zijn eenheid met Hem en het zal zijn hoogtepunt in Hem bereiken. Zijn geweten over zonde zal het geweten van alle zondigen worden. Zijn overwinning zal de overwinning van de mensheid worden. Het kruis van Christus is niet slechts een inleiding van redding, het is redding, bereikt en wonend in de enige Mens Die Zelf geen redding nodig had. De Verrezen Christus is Gods doel met Zijn schepping van de mens. In Christus is Gods doel en het doel van de mensheid al bereikt. De crisis van het kruis overheerst de geschiedenis van de wereld en daardoor zal de mensheid gemaakt worden naar het patroon van de Mens in de hemel.

De velen, gevonden aan beide zijden van de vergelijking, zijn natuurlijk dezelfde. De laatste te beperken en minder te maken dan de eerste ontmant de zin en snijdt het hart uit de waarheid die hier wordt onthuld. Het merendeel van de evangelische commentaren over deze hele passage wordt bij de interpretatie gekarakteriseerd door anarchie. Maar sommige werkelijk grote uitleggers geven toe dat "de velen en alle allen-omvattend zijn in betekenis. De eerste uitdrukking brengt slechts meer het contrast met de ene naar voren. Dat de twee uitdrukkingen, zoals gebruikt aan beide zijden van de vergelijking, gelijkelijk universeel zijn, wordt door de hele passage duidelijk gemaakt." Richard Bentley, die twee honderd jaren geleden al pleitte voor een accurate vertaling, zei dat met zo'n vertaling "een aantal pijnlijke vergissingen over gedeeltelijke verlossing en absolute verwerping gelukkig voorkomen zouden kunnen worden. Onze Engelse lezers hadden dan gezien, wat verschillende van de vaders als zagen en over getuigden, dat hoi polloi, de velen, in een antithese staat men de ene en gelijk zijn aan pantes, allen, in vers twaalf, en de hele massa omvat, het geheel van de menselijke soort, exclusief natuurlijk de Ene." Dit is duidelijk de waarheid. In vers achttien vinden we "allen" omdat niemand wordt genoemd. Daar is het niet een mens, maar een overtreding en een rechtvaardige beloning die respectievelijk veroordeling en rechtvaardigheid aan allen brengt. In de drie gevallen waar een mens wordt genoemd, lezen we over "de velen", in contrast met die Ene. De meeste evangelische schrijvers dwalen ver af. Eén beweert dat in vers achttien rechtvaardigheid aan "allen wordt aangeboden" en in vers negentien "door velen wordt aanvaard," hoewel de tekst niets over aanbieden en aanvaarden zegt, noch enige mogelijkheid voor keuze open laat. Een ander zegt: "De velen is de lange lijn aan het hoofd waarvan één man staat, en de velen is de lijn waarvan aan het hoofd een Andere man staat." En een ander zegt: "De velen, respectievelijk verbonden met de hoofden." Zijn dit twee onderscheiden groeperingen? Omsluit niet het eerste "velen" de "allen" in het tweede "velen"? Waren de tweede "velen" niet eerst tot zondaren gesteld? Zullen zij tot rechtvaardigen gesteld worden, precies zoals ze tot zondaren gesteld werden? Eerlijkheid en gewoon taalgevoel dwingt het geloof af dat "de velen" in beide gevallen dezelfde groep is, die gelijkelijk verbonden is met de eerste en de Tweede Mens. Nogmaals: "Rechtvaardiging is gebaseerd op geloof, veroordeling niet." Alleen al het citeren van zulke passages brengt ze aan de schandpaal. Niemand kwam Adam helpen bij het tot zondaar stellen van "de velen". Moeten we lezen: "door de gehoorzaamheid van de Ene en het geloof van de velen zullen zij tot rechtvaardigen gesteld worden?" Raciale vernieling en verlossing werden tot stand gebracht zonder enige persoonlijke daad van wie van "de velen" dan ook!

Tot zondaren gesteld en tot rechtvaardigen gesteld zijn perfecte antithesen, net zoals veroordeling de antithese is van rechtvaardiging. Zij die menen te mogen denken dat tot rechtvaardigheid gesteld betekent dat "men voor rechtvaardig gehouden wordt" zitten bezijden de waarheid. De velen werden niet voor zondaren gehouden, maar feitelijk tot zondaren benoemd. Op dezelfde wijze zullen ze ook rechtvaardig benoemd worden. Dit is geen rechtvaardiging door geloof. Het is de feitelijke toewijzing van rechtvaardigheid, tezamen met het geschenk van leven in Christus. Zoals er een organische eenheid van het ras is met Adam, waardoor zonde doorgegeven werd aan de velen, zo zal er een overeenkomstige organische geestelijke eenheid van het ras met Christus zijn, Die leven en rechtvaardigheid zal opleggen aan de velen.

Leven en rechtvaardigheid is alleen in Christus. Niemand kan rechtvaardig gesteld worden zonder een levende, geestelijke eenheid met Hem. Christus' oorspronkelijke eenheid met de mens in de scheppingsrelatie en Zijn latere eenheid door vleeswording, stelde Hem in staat in ons belang te handelen en voor allen een objectieve rechtvaardigheid en verzoening veilig te stellen. Maar alleen door een geestelijke eenheid kan men deel krijgen aan Zijn leven en rechtvaardigheid, zelfs terwijl we nog deel hebben aan Adam's zonde en dood, door een fysieke eenheid met hem. De geestelijke eenheid met Christus, die het thema is van de drie volgende hoofdstukken en nu alleen voor gelovigen waar is, zal volgens de onthulling die we nu bekijken de velen betreffen, ieder van hen waarlijk rechtvaardig makend, net zo zeker als ze echte zondaren werden gemaakt.

Werden gesteld en zullen gesteld worden zijn beide passieve gezegden. Zoals we op passieve wijze tot zondaren werden gesteld, zo zullen we ook op passieve wijze tot rechtvaardigen gesteld worden. Het is niet door macht en kracht, maar door Gods geest. Het eerste werkwoord staat in de verleden tijd. Zelfs zij die nog niet geboren waren, waren al als tot zondaar gesteld, net zo goed als Adam dat was. Precies zo zullen in de loop der tijd de velen tot rechtvaardigen gesteld worden. Onder "de velen" zijn de uitverkorenen van de huidige era. Maar tussen Christus' dood en de gecompleteerde schepping van de nieuwe mensheid liggen al de beheerstijden[bedelingen] van oordeel en genade, doorheen welke God Zijn doel zal bereiken. Op dit moment is Gods methode er een van verkiezing. Maar redding en verkiezing zijn niet onafscheidelijk. De geestelijke elite, of de uitverkorenen, hebben altijd de niet-verkorenen gediend. God werkt doorheen een methode van bijzondere verkiezing naar het doel van universele redding.

In zake het tot zondaren gesteld zijn of rechtvaardig is er niet een aparte voorwaarde voor iedere ziel. Een van de fouten die sommige gelovigen weghouden van het ontvangen van deze onthulling, is de gedachte aan voorwaarden. "Zoals in Adam allen vallen, zo wordt in Christus een ieder aan voorwaarden onderworpen" is een vreemd commentaar op deze tekst. Een ander zegt dat zij die geloven in universele verzoening "een tweede voorwaarde moeten aannemen na de dood, zelfs voor hen die in Christelijke landen leefden. God gaf mensen genadig slechts één voorwaarde en zij die daaraan voldeden zouden wel terugschrikken om het risico op een tweede te lopen."
Wij nemen niets aan; wij geloven God. Het hele idee van voorwaarde is een aanname die tegengesteld is aan deze passage. Tot rechtvaardige gesteld zijn door een Ander sluit aanvullende voorwaarden geheel uit. De mens is al sinds de eerste ongehoorzaamheid niet op voorwaarde vrij. Niemand loopt het risico zondaar te worden; Adam bepaalde dat al voor de velen. De ultieme rechtvaardigheid van de velen is dan ook als volgt vastgelegd: "door de gehoorzaamheid van de Ene." Redding is niet twijfelachtig gewonnen en risicovol behouden. Als er aan gelovigen voorwaarden worden gesteld, dan zou er, in plaats van risico, een absolute zekerheid van falen en verlies zijn. De uitspraak die voor ons ligt is het basisfeit van het evangelie. Het is de toetssteen die, toegepast op de theologie, haar waarheid in vergissing onthult. Ongeloof bederft alle leer.

Gods verlossende behandeling van het ras is niet een lang en onzeker proces, maar een kritische en beslissende daad. Die daad gaf het ras niet een kans, of een voorwaarde waaraan ieder mens moet voldoen, maar een bestemming, net zoals Adam's daad de dood van het ras vastlegde. De nieuwe mensheid ligt in de gehoorzaamheid van de Ene. Zoals Adam's ongehoorzaamheid het gedrag en bestemming van het ras controleert, zo controleert ook de historische daad van de Laatste Adam de carrière van het ras, oordeelt hun zonde en perfectioneert ze in rechtvaardigheid. Geloof ziet de mensheid in Christus als een gered en rechtvaardig geheel, nauw verbonden met God. Paulus' unversalisme is gebaseerd op het feit dat het kruis van Christus zowel Gods veroordeling van alle zonde is als die van de Mens.

Het heersen van zonde en het daaruit voortkomend lijden is het raadsel van het universum. Waarom zouden deze dingen er zijn, in een wereld die door een welwillende Schepper werd geschapen? Dit vers beantwoordt de vraag en geeft ons de aanwijzingen die het raadsel oplossen. Zonde en lijden komen voort uit gehoorzaamheid aan God. Dat is echter niet het laatste woord. Als het zo is, dan zouden we kunnen vragen: Wordt God dan tegengewerkt en is Hij incompetent? Is Zijn plan soms misgelopen? We verwachten een woord dat dit oplost en we krijgen het met "de velen zullen rechtvaardigen worden." Wat een onschatbare waarden van goddelijke genade en menselijk geluk liggen in dat woord! Menselijke zonde zal plaats maken voor rechtvaardigheid, omdat het universum gebouwd is op een verlossend plan. De Schepper is ook Redder God. God heeft nooit de bedoeling gehad minder dan een nieuwe schepping in Christus Jezus te maken.

God aanvaardt de uitdaging van de zonde, staat toe dat deze tot het uiterste gaat en bepaalt dat daaruit een overwinning bevochten zal worden die Hij zal delen met de mensheid. Hij maakt zonden en lijden en dood tot opstapjes van waaraf Zijn genade en macht het ras optilt naar rechtvaardigheid, leven en geestelijk gezegend zijn. "De mens werd in beginsel gemaakt om uiteindelijk gered te worden." Een niet-gevallen, niet-zondigende en daarom niet-verloste mensheid was nooit Gods doel. Alleen zonde kan de gelegenheid geven voor het vertoon van genade. Goddelijke liefde blijft onbekend, tot gezien wordt dat zonde een mens nooit zo kan ver degraderen dat hij van de liefde van God vervreemd raakt. Het geheim van de liefde is dat God hen wil die Hem niet willen en die niemand anders wil hebben. Het blijkt een heilige liefde te zijn die niet met mensen wil marchanderen over zaken die betrekking hebben met rechtvaardigheid. Zonde geeft de gelegenheid voor de volle onthulling van de genade en heerlijkheid van God.

Ervaring is een dure leraar. De ervaring van het lijden is de prijs die door het ras betaald wordt om te leren over de schadelijkheid van zonde. Maar als zonde de mens al zo veel kost, hoeveel meer zal het dan God kosten! We zullen de zonde nooit volkomen haten, tot we inzien hoe het God pijn doet! Hij is niet ongevoelig! Alles wat Zijn geliefde mensheid pijn doet, veroorzaakt bij Hem lijden. Het probleem van zonden en lijden is bovenal Gods probleem. Hij alleen kan het in Zijn wijsheid en genade oplossen. Maar genade is erg kostbaar. De Redder God betaalt een verschrikkelijke prijs. Hij stelt Zich naast de mensen, niet in hun zonde, maar in hun lijden. Zijn lijden werd voor ons zichtbaar gemaakt aan het kruis. Het kruis, dat het hoogtepunt van menselijk lijden is, onthult de strijd van de Vader zowel als die van de Zoon. God en Mens reizen samen, door middel van het kruis, naar hun doel: een verzoende en rechtvaardige mensheid.





Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 22, pagina 447. Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier


www.schriftwoord.nl