Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 17
door G.L. Rogers

GENADE VS. ZONDE

Het verwijzen naar Adam en de betrokkenheid van het hele ras bij de relatie met hem verdwijnt nu uit de discussie. Ook wordt er niets gezegd over de uiteindelijke gevolgen voor het ras van het werk van Christus. Romeinen 5:20,21 gaat over het belang van de wet en contrasteert de elkaar bestrijdende krachten, zonde en genade. Zonde kwam de wereld binnen door Adam en genade heerst door Jezus Christus. Paulus heeft de uiterste zaken aangegeven, nu richt hij zicht op de hedendaagse processen. Adam wordt achter gelaten, Christus blijft. Precies zo zullen zonde en dood onttroond en verbannen worden. Deze overweldigers vervliegen in het aangezicht van de heersende en overwinnende genade. God heeft ons Zijn heerlijke doel laten zien, een verloste, rechtvaardige en levend gemaakte mensheid. Maar Hij laat ons niet lang bij dit doel stilstaan. Nu we verzekerd zijn van de raswijde redding, richt Hij onze ogen op het huidige conflict. Het proces kan alleen verstaan worden in het licht dat naar ons toestroomt uit het onthulde doel.

Met welke middelen zal God Zijn doel bereiken? Door wet of door genade? En als het genade is, is die dan afdoende? Het uiteindelijke contrast van deze passage is tussen zonde en genade. En zoals in ieder contrast tussen de vernietigende en reddende krachten wordt van de superioriteit van de laatste, genade, aangetoond dat ze de opperste toename van zonde nog overstijgt. De uiteindelijke vergelijking, net als die welke hieraan vooraf gingen, laat zien dat het "zo ook" van genade net zo uitgebreid is als het "gelijk" van zonde. De middelen zijn meer dan afdoende; ze zijn allesoverstijgend. De heerschappij van de genade is niet beperkt tot een aantal verkozenen, noch is ze minder effectief voor hen over wie ze regeert dan de heerschappij van zonde dat is. Haar heerschappij zal minstens zo uitgebreid zijn.

Een derde naam, die van Mozes, werd in vers veertien genoemd. Zoals de zonde doorheen Adam en genade doorheen Christus kwam, zo werd de wet doorheen Mozes gegeven. Alles wat vanaf vers twaalf is gezegd is buiten wet om. De discussie had zich bezig gehouden met slechts twee mensen. De verwijzing naar wet in de onderhande zijnde tekst, wordt nodig gemaakt door het noemen ervan in 13 en 14, en omdat het een derde term is in de opsomming van Gods handelen met de mens. Paulus kon niet stilletjes voorbij gaan aan de komst van de wet. Een paar vragen worden beantwoord, zoals: Welke plaats heeft de wet in de religieuze geschiedenis van de mensheid? Heeft de wet net zo'n beslissend belang als zonde en genade? Is Mozes net zo echt een redder als Jezus Christus? De bewering over wet in dit vers is de grondslag voor veel van het betoog van de drie nu volgende hoofdstukken. In het ontwikkelen van de waarheid over de ondergeschikte relatie van wet, zullen vragen gesteld worden in 6:1,15 en 7:7. De onmiddellijke vragen zijn: Als zonde en redding opgehangen zijn aan Adam en Christus, wat is dan het nut en doel van wet, welk effect heeft wet op zonde en wat is haar relatie met genade?

20.

Maar de wet is er bijgekomen, zodat de overtreding toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden,
opdat, gelijk
de zonde
als koning heerste
in de
dood,
zo ook
de genade
zou heersen
door rechtvaardigheid tot
aionisch leven
door Jezus Christus, onze Here.

Maar de wet is er bijgekomen als ware het langszij zonde en dood, die al veel eerder hun entree hadden gemaakt. Het was als een derde acteur die een ondergeschikte rol speelt, en die nooit de hoofdrol zal spelen. Wet kan nooit het beslissende en raswijde effect hebben dat zonde en genade wel hebben. Het woord dat met 'er bijgekomen' wordt vertaald doet niet denken aan iets geheims. Die gedachte wordt verboden door de plechtige, maar publieke afkondiging van de wet in de Sinaï. De komst van de wet was de derde grootste gebeurtenis in de morele geschiedenis van de wereld. Ze bezet zo'n noodzakelijke plaats in de goddelijke methode, dat ze niet over het hoofd gezien kan worden. Men zegt wel eens dat ze langszij zonde en genade naar binnen kroop om te laten zien dat ze naast deze geen gelijkheid kan opeisen in tijd en ruimte, en de noodzaak ervan slechts tijdelijk is. Ze maakte haar binnenkomst, lang nadat zonde en dood dat deden en zal worden opgevolgd door de genade.

Hoewel ondergeschikt, heeft de wet toch een zeer belangrijke functie. De Joden maakten de wet allesoverheersend, aannemend dat ze een middel was waarmee een mens rechtvaardigheid kon opstapelen en zo redding kon verwerven. Ze konden het niet verdragen verteld te worden dat ze slechts een toegevoegde partij speelde. Tot op heden leren de religies dat kennis van de wet een weg tot redding is, in plaats van dat het een leiband is die de mens naar Christus leidt. Er is echter een plaats en noodzaak voor het onderwijzen van de wet. De wet is goed als de mens ze wettig gebruikt, maar ze is zeer slecht als de mens probeert de werken der wet als vervanging te zien voor geloof. Rechtvaardiging door geloof kondigde in Abrahams geval al de komst van wet aan(4:13-16) en legde het feit bloot dat redding komt door genade.

Wet betekent hier de wet van Mozes. Dit wordt duidelijk uit vers 13, 14 en alle daarop volgende discussie over wet. Wat voor soort wet mensen vóór Mozes ook bedachten, de gedane zonden werden hen niet toegerekend(13). Zulke wetten erkenden niet op juiste wijze de eisen van God, en we moeten ons bedenken dat alle zonde in hoofdzaak tegen God is. De Wet spreidt het rechtvaardige karakter van de Wetgever ten toon, ze vereist een gedrag dat in harmonie is met dat karakter en ze beveelt zich als juist aan aan onze morele instincten, ons geweten en onze rede, zodat allen die goed wensen te doen haar gezag aanvaarden.

Wetten brengen een verantwoording aan die in deze hele passage anders niet te vinden is. Een van de functies is: zonde op onze rekening bijschrijven. Ze instrueert, stimuleert en versterkt het geweten. Ze doet een beroep op het beste dat in ons is, onze geest en wil in dienst nemend in de oorlog tegen de wet van de zonde en dood. Maar ze roept ook alle kwaad dat in ons is op tot rebellie, zo een ervaring gevend van het conflict met de zonde en de nederlaag daarin. Wet, toegevoegd aan de erfenis van zonde en dood, zal aan ieder mens een ervaring geven van de nederlaag, en wringt uit de ongelukkige de schreeuw om redding(7:24). Dit is de bedoeling van de Wetgever. De Wet is niet bedoeld om uit zonde te redden, maar om ons voor te bereiden op de verwijdering van de zonde door genade. De Wet kan niet uitgesteld of weggedaan worden. Het is nutteloos te zeggen dat ze alleen aan Israël gegeven werd. Eigenlijk zal ieder moreel ernstig mens die de Wet hoort, ze als de standaard van goed aanvaarden. De Wet gaat overal waar het evangelie gaat, en mensen aanvaarden ze sneller dan ze genade aanvaarden. Als ze werkelijk zichzelf onder de richtinggeving van de Wet stellen, dan zal ze hen uiteindelijk bij Christus brengen. Wanneer een mens eenmaal onder de veroordeling van de wet komt, dan zal hij geen verlossing vinden, behalve in de genade die in het verder ontvouwen van deze brief wordt gepresenteerd.

Het ontwerp van de wet is tweezijdig. Haar eerste doel is de toename van de overtredingen, maar het verder weg gelegen- en hoofddoel is dat genade moge heersen. De Wet kan alleen tevreden zijn als genade heerst. Christus verheerlijkte de wet en Saulus, de Farizeeër, was voldaan over de Wet van God. Het rechtvaardig verlangen van de Wet, de scherpzinnige wil van God, is voor de heilige aangenamer dan ze afschrikkend was voor de zondaar. Genade voleindigt de Wet.

Gods eerste doel bij het geven van de Wet is dat de overtreding zou toenemen. Het toenemen van de overtreding is niet alleen het gevolg, maar het goddelijk doel. Dit hoofddoel van de missie van de Wet moet niet als foutief worden afgewezen, want het komt overeen met alles dat Paulus er over zegt. Het zal geen recht doen aan de tekst als we zeggen dat het was om het bewustzijn over zonde te doen toenemen. Bewustzijn van zonde neemt inderdaad toe met de toename van de overtreding, in het bijzonder wanneer iemand er ernstig naar streeft de wet te gehoorzamen. Maar overtreding, zonde en genade zijn feitelijkheden die ver uitgaan boven ons bewustzijn of mening er over. De mens, in zijn gebrek aan zelfkennis, denkt dat hij de wet kan gehoorzamen(Ex. 19:8). In Israël nam onder de Wet de overtreding toe. Mozes en Christus verlangen beide geen geloof in de Wet, maar gehoorzaamheid er aan. "Doe dat"(Luc. 10:28). Door het horen en het falen er aan te voldoen, nam de overtreding toe. Iedereen die de Bergrede zonder een volkomen gehoorzaamheid leest en goedkeurt, vermenigvuldigt de overtreding en nodigt vernietiging uit(Matt. 7:26,27).

De overtreding is de overtreding die al eerder vier maal werd genoemd(verzen 15,17,18). De "vele overtredingen"(16) worden als een vermenigvuldiging van de overtreding van Adam beschouwd. Het enkelvoud, de overtreding, schijnt opzettelijk te zijn gekozen om aan te geven dat alle overtredingen op zich herhalingen zijn van de eerste overtreding. Overtreding in het hoofd herhaalt zich in de wetteloosheid en aanstotelijkheid van de hele familie. Iedere aanstoot gevende daad noemt zichzelf de nakomeling van de oorspronkelijke overtreding. De functie van de Wet is het bekendmaken dat de eerste overtreding in haar karakter alle mogelijke overtreding inhield. Ze laat zien dat de mensheid niet alleen de status van zondaren heeft geërfd, maar ook de neiging tot ongehoorzaam zijn. Terwijl zo Adam en het hele ras achter werden gelaten, bleven de krachten die hij in het ras had geïntroduceerd, zichzelf tonend in ieder mensenleven.

"Waar echter geen wet is, is ook geen overtreding[van de Wet]," maar dit kan niet gezegd worden van overtreding in het algemeen. Overtreding heeft een veel weidsere betekenis. Heidenen, zonder wet, en zelfs heiligen overtreden [in de zin van aanstoot geven aan God]. Het woord houdt de betekenis in van iedere daad van ongehoorzaamheid die gedaan wordt, of dat nu onder de Wet is of daarbuiten. Christus werd overgegeven vanwege onze overtredingen, maar als dat alleen overtredingen tegen de Wet waren, dan zou het evangelie beperkt blijven tot hen die de Wet kennen. De wereld heeft overtreden(2Kor. 5.19); heiligen geven aanstoot aan hun Vader en aan elkaar(Gal. 6:1; Efe. 1:7; Kol.2:13). Mensen zonder wet weten voldoende van God en wat goed is, om hun zonden het karakter van ongehoorzaamheid te geven(2:14,15). Door het geven van een volledige onthulling van God en de mens, gaf de Wet voeding aan nog meer gelegenheden voor het beledigen en overtreden. Onder de Wet roept iedere bepaalde overtreding op tot boetedoening, hetzij door een offer, hetzij door een straf. Zo kwam er door inzettingen en straf een betere kennis van zonde en een grotere toename van zonde.

Door de Wet wordt zonde niet vernietigd, maar de overtreding wordt er door bevorderd. Dat is het enig mogelijke gevolg van het geven van een geestelijke wet aan mensen die tot zondaren gesteld zijn. De overtreding is latent in het hart van de mensheid aanwezig. De beërfde toestand van het vlees is vijandschap voor God, en wet, die deze toestand ontmoet, wekt haar slapende antagonisme en vermenigvuldigt zo de overtreding. Wet maakt van iedere beweging van zonde een echte overtreding, want de kracht van de zonde is in de wet. Wanneer God de barrière van de Wet opwerpt tegen de zonde, dan weet Hij dat zonde in de zwakste mens sterk genoeg is om die barrière af te breken. Het verbreken van de Wet dient om het beledigende principe aan te tonen dat woont in het hart van ieder kind van Adam. Kalk is rustig en koel, totdat er water aan wordt toegevoegd. Hoewel er in het toegevoegde water geen warmte zit, is het gevolg toch dat de kalk begint te borrelen en koken. Zo ook wekt de geestelijke wet de overtreding op.

Wet schept geen zonde, ze geeft een oorlogsverklaring af waarop zonde de aanval kiest tegen God. Een lucifer die in iemands zak zit is vrijwel gevaarloos, totdat er wrijving op wordt toegepast. Wrijf hem tegen een ruw voorwerp en hij gaat branden. Zo slaapt ook de mensheid tot ze Gods Wet ontmoet, dan branden ze verder in overtredingen. De mens heeft zo'n bewijs van zijn inwonende vijandschap nodig, want hij is vaak niet op de hoogte van het feit dat de overtreding die hij in Adam en anderen veroordeelt, in zijn eigen boezem sluimert. Zonde maakt mooi weer, totdat hij door wet wordt ontmaskerd. Wet vraagt niet om overtreding, maar terwijl ze ze verbiedt ontdekt ze deze. Doktoren proberen door middel van de lichaamssignalen de ziekte te ontdekken. God ontwikkelde door wet de latente overtreding en bracht ze zo tot aktie, zodat de zonde niet kan zeggen dat niet al haar krachten in de strijd waren toen de genade met haar de slag aanging.

We hebben een Redder nodig, Eén Die in staat is leven te geven, want de overtreding heeft de dood gebracht. De wet is geestelijk, maar ze kan noch rechtvaardigheid noch leven geven(Gal. 3:21).

"Ja, gij zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven"(Lev. 18:5;NBG), maar dit betekent niet dat de doodstraf teruggenomen wordt. Het betekent dat rechtvaardigheid aanleiding geeft een lang leven te hebben, zoals in Spreuken 3:1,2,7,8. De zegen van het houden van de Wet zal te zien zijn tijdens het millennium, wanneer Gods Wet geschreven zal zijn in nieuwe harten; als gevolg daarvan zal dan het leven sterk verlengd worden. Maar, aan de andere kant zegt de Wet tegen iedere wetbreker: "Vervloekt"(Gal. 3:10). "Doe dit en gij zult leven" is geen goed nieuws voor mensen die door beërving zondaren zijn. Door de eerste overtreding is alle hoop op verlossing door wet verloren gegaan. Indien er een rechtvaardig mens gevonden kon worden, dan zou de Wet laten zien dat hij rechtvaardig was en hem gezegend noemen. Er is slechts Één zo'n Mens geweest.

De uiteindelijke tegenstelling wordt aangedragen door de woorden waar evenwel de zonde toenam. Waar is overal waar zonde is, en dat is zo wijd als de wereld waarin de zonde binnentrad. Er wordt niet gezegd waar de overtreding toenam, of wanneer wet de overtreding ontdekt. Zonde is groter van omvang dan alle overtredingen en ze drukt beter de totale som van het kwaad en de verdorvenheid van de mens uit. Genade handelt met zonde in z'n geheel, zowel met de zondige staat als met de ongehoorzame daad. Zonde is in alle mensen hetzelfde, hoewel ze zich niet bij allen in dezelfde overtredingen voordoet. De heiligen delen dezelfde erfenis van zonde als de dief, de echtbreker en de moordenaar. Als genade alleen handelde met de overtreding en niet met alle zonde, dan zou ze als reddingsmiddel niet afdoende zijn, omdat zonde weidser is dan de overtreding. Slechts weinige zondaren hebben alle overtredingen begaan waartoe de zonde hen aanzette. Genade moet handelen met de boze staat van mensen, met de verdorvenheid en geestelijke doodheid, zowel als met de daden van ongehoorzaamheid.

Zonde nam toe in alle mensen. Ze vermenigvuldigt samen met de vermenigvuldiging van het ras. Ieder kind dat in de wereld wordt geboren brengt meer zonde binnen. Een zondaar van 50 centimeter zal uitgroeien tot een zondaar van 1 meter 80. Het woord toenemen schildert de vruchtbaarheid van zonde. Ze vermenigvuldigt als zuurdesem, één zonde baart vele anderen. Deze onbeperkte capaciteit van vermenigvuldiging is het meest walgelijke feit over zonde, ziende op alles dat het kwaad door één zonde heeft voortgebracht. Waarom staat God toe dat de zonde zo vermenigvuldigt? Waarom voorkwam hij deze monsterlijke toename niet door de eerste zondaren te vernietigen? Omdat zonde, ondanks al haar vruchtbaarheid, nooit kan toenemen boven de kracht van de genade om ze te overwinnen en uit te schakelen. Hoe groter de zonde, hoe overweldigender de genade blijkt te zijn.

Genade overstijgt de uiterste toename van zonde. Paulus moest een paar woorden verzinnen, omdat hij in zijn taal er geen vond die groot genoeg waren om de waarheid aan te geven die hij te onthullen had. Huperperisseuoo was er een van. Hij nam het woord perisseuoo, op zichzelf al een sterk woord dat overvloed uitdrukt, en versterkte het nog eens door er het voorzetsel huper voor te plakken, OVER, super, het woord zo een superlatieve kracht gevend. De overeenkomende woorden toenemen en allesoverstijgen zijn met elkaar verbonden als vergelijkend en superlatief.
Dit superlatieve woord is veel sterker dan het veel meer, dat we in de andere contrasten vinden. De toename van zonde moet ver overtroffen worden. Genade is niet alleen voldoende en ook niet méér dan genoeg; het is allesoverstijgend boven alle vermenigvuldiging van zonde. Toen Christus de menigte voedde, werden allen verzadigd en was er een groot overschot(Matt. 14:20). Zo overstijgt Gods weelde aan genade al onze noden, vragen of denken. Zonde neemt toe, maar genade niet. Er is geen mogelijkheid van toename van Gods genade, hoewel er een toename van uitingen kan zijn(6:1). Genade neemt niet toe omdat God niet toeneemt. Hoewel zonde zou moeten proberen de toevloed van genade in te dammen, vloeit de allesoverstijging van de genade over en overmeestert en verpulvert ieder obstakel.

Genade wijst op zonde. Ze is meer dan liefde: ze is liefde die de grootste zondaar kan stoppen en hem rechtvaardig omsluiten. Genade wordt alleen gevonden waar zonde is, maar waar zonde is, daar is genade in rijke overvloed aanwezig. Genade is de enige manier van redding; ze is de karakteristieke waarheid van het evangelie. Zonder genade is er voor de zondaren geen evangelie. Paulus, die de eerste plaats onder de zondaren inneemt(zoals hij zelf in 1Tim. 1:15 zegt), verkondigt uit zijn ervaring en uit onthulling de genade. Het woord wordt in ieder deel van ieder van zijn brieven gevonden, want in dat ene woord schildert het zijn evangelie. God is Één, en Hij is altijd een God van genade(Ex. 33:19; 34:6).

Alleen genade kan zonde afschaffen. Kenden we alleen de wet en haar straffen, dan zouden we de toename van zonde moeten verwachten die weer een overeenkomende uitbarsting van goddelijke verontwaardiging oproept. Maar bestraffing zou de zonde nog steeds als overwinnaar laten voortbestaan. Straffen redden niet. Twee-en-een-half millennium bestraffing zijn over Israël gekomen en nog is het volk niet gered. Maar het volk zal opeens voortgebracht worden, wanneer God er de geest van genade en smeking over uitstort. Niemand, Jood noch Griek, kan ooit gered worden, anders dan door genade. Genade is de enige kracht die zonde kan overwinnen en afschaffen, want zolang de rechtvaardige straf over zonde bestaat, heerst de zonde nog steeds in de dood. Bestraffing laat de zonde nog als overwinnaar bestaan en de genade blijft onbevredigd.

Juist de allesoverstijging van de genade verzekert ons van haar uiteindelijke zege over alle zonde. Genade en zonde zijn onverzoenbare vijanden. Tussen hen moet er wel een aionen-lang conflict zijn, want genade zal zonde nooit vergoelijken of tolereren. Ze kan nooit haar tegenstand tegen de zonde en dood doen ophouden, totdat beide volkomen zijn uitgewist. Kunnen we er zeker van zijn dat de kracht van God voor redding afdoende is voor die taak? We betuttelen genade en onderschatten de kracht van God wanneer we denken dat ze nauwelijks groot genoeg zijn om om te gaan met "gewilde zonde". Sommigen schijnen te denken dat genade goede mensen kan redden, maar dat in bijzonder slechte gevallen genade afhankelijk is van hulp van de zondaar zelf. Genade alleen is afdoende voor de taak. Ze versmaadt het gebruik van middelen niet, maar sluit ze in. Medewerking zou niet overwogen moeten worden in een passage die als contrast de twee grote kernfeiten naar voren brengt die de hele geschiedenis en bestemming van het ras bepalen. Genade overstijgt in alle opzichten haar tegenstander, de zonde, en zal daarom niet de voortgang van zonde in Gods mensheid toestaan. Zoals de antiseptische eigenschappen van de oceaan de toename van rotting voorkomt, die vanuit verschillende bronnen er in wordt gestort, zoals de helende krachten van de natuur voortdurend in strijd zijn met ziekten, zo keert en overwint de genade de zonde. Het laatste woord is aan de genade, en niet aan de zonde.

Zonde en genade ontmoetten elkaar op Golgotha en namen daar elkaar de maat. Zonde toonde het uiterste van zijn vijandschap in de moordaanslag op de Zoon van God. Het werd toegestaan dat hij naar voren kwam, om zich op z'n kwaadst te tonen en het meest vreselijke te doen, opdat er centraal en finaal mee afgerekend kon worden. Genade liet aan het kruis de werkelijke aard van zonde zien. Wie bewees de grootste te zijn? Haat ontmoette lijdende liefde; zonde werd te niet gedaan door genade. Als we alleen de zonde van de mens zien die de zondeloze Zoon des Mensen kruisigde, dan moeten we uitzien naar de sterkste verontwaardiging die Hem bezocht. In plaats van wraak maakte de genade haar entree. Maar als we de zonde van de mens gekruisigd zien, dan zien we de overwinning en troonsbestijging van de genade. De genade die de bloedschuld van zonde tentoon spreidt door deze te overmeesteren, neemt alle twijfel weg van de uiteindelijke zaak. De overwinning van genade stelt redding voor heel de mensheid veilig.

21.

opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here.
Deze vergelijking wordt gemaakt tussen Zonde en Genade, gepersonifieerd als twee rivaliserende koninginnen. Deze koninklijke figuren bezetten twee tronen. Elk beschouwt de ander als haar onverzoenlijke vijand en haar rivaal in de worsteling naar absolute soevereiniteit op het terrein van de mensheid. Genade is een oorlog van uitzetting begonnen en heeft haar superieure kracht in het veld gebracht om te vechten tot de overwinning is behaald.

Het ultieme ontwerp bij het geven van wet en de in dienst neming van de kracht van genade is opdat... genade zou heersen in aionisch leven. Gods uiteindelijke doel in Zijn gebruik van wet was niet om de overtreding te doen toenemen, hoewel dat wel een gevolg is, maar om haar onmacht te laten zien om te redden, en ons zo voor te bereiden voor de heerschappij van genade. Zonde in het vlees is sterker dan externe goddelijk wet. Wet is niet de tegenstander van zonde, noch helpen werken der Wet Genade in haar oorlog tegen Zonde. Wet trekt zich terug en laat de twee vechters achter op het slagveld. De wederkerigen gelijk en zo ook benadrukken opnieuw een exacte overeenkomst. Als zonde werkelijk in dood heerst, dan zal het door genade bereikte niet achter blijven, of dat nu in omvang of in werkzaamheid is, achter dat van zonde. Beide eisen het zelfde terrein op. Waar Zonde haar heerschappij uitbreidde, daar zal Genade met haar grotere macht en autoriteit komen. Hoewel Genade pas later op haar troon kwam, zal haar heerschappij voortduren wanneer Zonde al onttroond is.

Zonde heerst in de dood. Zonde is hier niet een daad, maar een toestand. Ze is groter dan de overtreding. Door de overtreding kwam de zonde de wereld binnen en nam bezit van de mens. Het is deze toestand die alle openlijke daden en overtredingen oproept. Genade is op gelijke wijze niet een daad; daden heersen niet. Achter de activiteiten van de genade zit een goddelijke prestatie en een genadevolle houding. Achter de activiteiten van de zonde zit een beginsel en houding die vijandig is tegenover God. Het is uit dit kwaad dat de heilige verlossing zoekt.

Zonde voegde de dood toe, en de dood ging door in alle mensen en zo regeert de dood. Maar waar de dood regeert, daar regeert ook de zonde. Zonde en dood wisselen van plaats als oorzaak en gevolg. Zoals zonde de dood voortbracht, zo zet de dood de zonde op de troon. Hoewel het loon van de zonde de dood is, regeert zonde op haar beurt dankzij de dood. We kunnen met evenveel waarheid zeggen dat de dood regeert in de zonde. De sterfelijkheid en verdorvenheid van de mens rust op zijn onderschikking aan de zonde. Maar dit is niet wat er in dit vers beweert wordt. De heerschappij van de zonde is niet, zoals sommige vertalingen zeggen, tot de dood. Ze heerst in het koninkrijk van de dood. Dit is natuurlijk niet alleen de fysieke dood, want de heerschappij van zonde over de mens begint al bij hun geboorte en leidt ze naar hun fysieke dood. De fysieke dood is een illustratie en figuur van de geestelijke doodsheid die de oude mensheid karakteriseert. Deze dood is een provincie die zonde voor zichzelf heeft gewonnen, en ze heeft de loyale steun van haar onderdanen. Het meest trieste en meest overtuigende bewijs van haar slagkracht is onze bewusteloosheid, die moeilijk te breken is, over onze slavernij aan de tirannie van de zonde.

Zo ook de genade zou heersen. Genade overstijgt niet alleen zonde, maar bezet ook een supertroon. Zonde wordt in het hart van zondaren op de troon gezet, maar genade bezet de troon van het universum, de troon van God. De Rechter is gezeten op een troon van genade. En de reddende genade van God heeft z'n komst voor alle mensen gemaakt, aan allen vrede verkondigend. Het is genade, niet rechtvaardigheid, die de rivaal is van zonde. Om rechtvaardigheid op de troon te zetten zou leiden tot de vernietiging van de zondaar. Het recht kan een zondaar(nog) niet redden. Maar genade redt rechtvaardig en waar genade heerst daar verblijft rechtvaardigheid. Terwijl genade zondaren redt, veroordeelt ze zonde en schaft die af. Genade is net zo tegengesteld aan zonde als rechtvaardigheid dat is; ze is gekomen om zonde en dood te dwarsbomen.

Zal de heerschappij van genade net zo effectief en wijdverspreid zijn als die van de zonde? Zonde heerst nog steeds over de overgrote meerderheid van de mensen; de schepping zelf is onderworpen aan ijdelheid, en heiligen zuchten nog steeds om volledige verlossing uit haar tirannie. De toekomst hoort de genade toe. Het goddelijk doel is dat genade zou heersen, net zoals zonde heerst. Heerst is een tijdloos gezegde; zou heersen ligt in de toekomst. Hoe zal genade heersen? Hoe heerst zonde? Zo ook zal de heerschappij zijn van genade. Zonde is een overweldiger, maar ze heeft de wet aan haar zijde, want "de kracht van de zonde ligt in de wet"(1Kor. 15:56). Maar genade heeft de wet bevredigd, ze is het domein van de zonde binnengedrongen en als ze de slachtoffers van de overweldiger vrij worstelt, zegt ze tegen hen: " de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade"(6:14). Iedere toekering naar God, iedere opstanding, redt de onderschikten van zonde. Uit de grote nadruk die op de allesoverstijgendheid van genade wordt gelegd, en het zo ook van de vergelijking, kunnen we terecht opmaken dat de overwinning van genade universeel zal zijn. Dat feit werd bevestigend gesteld in de verzen 18 en 19; de huidige tekst verzekert dat genade voldoende gezag en kracht heeft om zelfs het hardnekkigste hart te breken. Of zonde of de Redder moet in dit duel tot de dood ten onder gaan. Ze zullen nooit overeenkomen de inzet van de slag te verdelen.

Genade zal heersen door rechtvaardigheid in aionisch leven. Gevarieerd maar accuraat gebruik van voorzetsels is kenmerkend voor Paulus' schrijven. Zie bv. het door en in. De heerschappij van genade is niet in rechtvaardigheid, wat zo zou zijn als rechtvaardigheid onze rechtvaardiging zou betekenen, maar door rechtvaardigheid, wat betekent dat de rechtvaardigheid van God is die Hij aan het kruis openbaar maakte. De uitkomst van het heersen is aionisch leven. De eisen van wet en recht zijn bevredigd en rechtvaardigheid heeft genade op de troon gebracht, zodat ze aionisch leven kan schenken aan de onderschikte slaven van de zonde. De huidige boze toestand van de wereld zal door goddelijke, dat wil zeggen: rechtvaardige, principes worden gecorrigeerd. Genade rust op fundamenten van onaantastbare rechtvaardigheid, maar zonde zit op een wankelende troon, nog zwakjes haar steun zoekend bij wet waaraan inmiddels in het hoogste tribunaal volkomen voldaan is. Zo worden zondaren gered door een God Wiens methoden moreel zijn, een heilig God Die recht doet en oordeelt ten koste van Zichzelf.

De aanpassing van een zondige mensheid aan een rechtvaardig God werd bewerkt door Jezus Christus, onze Heer. Door rechtvaardigheid wordt ons verzekerd dat genade niet slechts door scheidsrechterlijke weg heerst. Een onrechtvaardige genade zou de troon van God ondermijnen. Goddelijke genade is een verre van toegefelijke en onrechtvaardige liefde, die zowel de Liefhebber als de geliefde ruïneert. Er is geen genade zonder rechtvaardigheid. En verder: genade is door Jezus Christus, Die Gods rechtvaardigheid verdedigde aan het kruis. Door Gods rechtvaardigheid en door de gehoorzaamheid van Jezus Christus begon de heerschappij van de genade.

Genade is alleen mogelijk door het kruis, en het kruis demonstreert in één keer zowel Gods liefde voor zondaren als Zijn haat voor zonde. Het lost een probleem op. Hoe kan de liefde van God de hopeloze vernietiging van een zondaar toestaan? Aan de andere kant: Hoe kan het recht van God hem redden? God, net zoals Zijn Zoon, "heeft de rechtvaardigheid lief en haat onrecht." Hij houdt van een wereld vol zondaren, maar Hij houdt ook van het recht! Hij zal niet redden ten koste van het recht! Zo zijn Gods middelen gescheiden door zonde. Een wederzijdse verzoening moest tot stand gebracht worden tussen liefde en rechtvaardigheid, tussen medelijden en waarheid. Deze wederzijdse verzoening van de eisen van liefde en rechtvaardigheid in God werd bereikt aan het kruis. Genade is door de verlossing die is in Christus Jezus. Het is uitgaan van alles dat in de Godheid is, in een reddende zoektocht naar de zondigende mensheid. Genade is een synthese van alle goddelijke middelen; het is de wederzijdse verzoening van alle houdingen ten opzichte van de zondaar. In genade is goddelijke rechtvaardigheid net zo goedgunstig voor de zondaar als de goddelijke liefde.

Genade is tot aionisch leven, en leven is de inclusieve gift. Het is de toewijzing van het leven van Christus, dat bevrijdt van de wet van zonde en van dood. Genade overtreft de wet, want ze geeft rechtvaardigheid die aan de terechte verlangens van de wet tegemoet komt, een rechtvaardigheid die uit God is tot geloof(Phil.3.9).

Genade zal de troon bestijgen in het leven van hen die het verkrijgen(17). Dit zijn de uitverkorenen die tijdens de komende tijden zullen regeren, als partners in de bemiddelende heerschappij van Christus, en de allesoverstijgende rijkdom van Zijn genade ten toon spreiden(Efe. 2:7).

Er zit een bedelings-aspect aan de heerschappij van genade dat het zo ook volledig bevredigt. Zonde heerst in de dood van allen. Wanneer zal genade ook over alle mensen heersen? Wanneer zal het feitelijk worden zoals zonde dat nu is? Zelfs nu krimpt het domein van de zonde. Deze bedeling van genade duurt al langer dan welke andere bedeling ook. In de twee volgende tijdperken zullen ontelbare menigten heiligen op Aarde en in de hemel aionisch leven genieten, met een volkomen verlossing van zonde en dood. Maar er is een aion van onbelemmerde genade, een aion die de theologie is kwijt geraakt, waarin genade over de mensheid zal heersen zoals ze dat nu niet doet, en die heerschappij zal zijn voor aionisch leven tot de uitsluiting van de dood. Zondaren uit eerdere tijdperken zullen onderworpen worden aan de tweede dood, die moet ophouden te bestaan wanneer de laatste vijand, de dood, overwonnen en onttroond zal zijn en alle levend gemaakt. Maar tijdens de hele laatste aion zal er geen sterven meer zijn.

De aion die volgt op het Grote Witte Troon gericht zal waarschijnlijk alle aionen waarin de zonde regeerde in de dood in duur overtreffen. Het is God betrouwbare gewoonte om de tijden van wraak te bekorten en de tijden van genade te verlengen. De laatste aion zal een tijd van onvermengde genade zijn. De generaties van het Adamische ras zullen voortbestaan in de aion der aionen(Efe.3.21). De Schrift geeft de aionen weer als tijden van menselijke voortplanting. Vele generaties zullen nog komen. Israël's toekomstige plaats op deze Aarde wordt aangegeven door het feit dat Gods verbond met hen duizend generaties zal duren(Deut.7:9; 1Kron.16.15; Jes.66:22). Duizend generaties van het lage aantal van twintig jaren per generatie, beginnend bij Adam in plaats van Abraham, zou nog tien- tot twaalfduizend jaren over laten voor de laatste aion!

Zondaren zullen op de nieuwe Aarde geboren worden, maar toch kan God bij hen 'tabernakelen' zoals Hij met zondig Israël tabernakelde. Hij kan dit doen op basis van de verzoening(2Kor.5.17-19), zoals Hij in de oude tabernakel kon verblijven op basis van het bloed van het zondoffer. Het is de laatste bedeling, het beheer van de voleinding van de era's, wanneer alle tekortkomingen van de eerdere era's verwijderd zullen zijn en het leven van de mens, als mens, op Aarde gezegend zal zijn met betere omstandigheden dan ooit daarvoor. Zonde zal nog aanwezig zijn. Er zullen tranen zijn waar zonde is(Openb.21:4). De volkeren zullen ziekten hebben die door de bladeren van de bomen des levens genezen zullen worden(Openb.22:2); regering en gezag zullen nog nodig zijn om de anarchie van zonde te onderdrukken. De koningen zullen de heerlijkheid en eer van de volkeren in de heilige stad binnen brengen, maar de gruweldoeners en de valserikken kunnen er niet binnen komen(Openb. 21:26,27). De rivier van het water van leven en de boom des levens zijn nodig voor het voortbestaan van het leven van de volkeren.

Hoewel de zonde geërfd zal blijven, zal er geen dood meer zijn. Zonde heerst niet langer in de dood(Openb.21:4). Het eten van de boom des levens zou Adam en Eva bewaard hebben. Ze zouden heel het tijdperk geleefd hebben(Gen.3:22). Zij die de bladeren van de boom des levens te eten krijgen zullen heel die aion leven. De lange levensduur van de mensen die voor de Zondvloed leefden zal in het millennium overtroffen worden, maar tijdens de laatste aion zal er geen sterven meer zijn. Er zal ook geen oordeel, geen veroordeling meer zijn, want de Dag des Heeren is dan voorbij. Genade zal leven uitdelen aan de mensheid, zoals zij dat nu aan de uitverkorenen doet, met levendmaking voor allen bij de voleinding.

Genade en zonde blijven over, maar zonde is onttroond en tentoon gesteld. Zien neemt de plaats in van geloof. God is gekend en de Lasteraar wordt vastgehouden in de Poel des Vuurs. De heerschappij van genade brengt de mensen aionisch leven. Er zal geen opstand zijn; allen zullen onderschikt zijn aan de Zoon. Zelfs de bewoners van de onderwereld zullen, vóór de voleinding, hun knie buigen in de naam van Jezus(Phil. 2.10). Zonde zal niet slechts onttroond worden, maar door God verstoten worden als gevolg van de heerschappij van genade.

Gods genade zal regeren door Jezus Christus, onze Heer. Over de begraven naam van Adam bloeit de naam van Jezus. In die naam buigen nu de heiligen; we noemen Hem Heer, onze Heer, tot eer van God, de Vader. Wij zijn in deze een soort eerstelingen van Zijn schepselen. Christus Zelf is DE Eersteling. Als het rechtvaardig was de Zondedrager uit de doden op te wekken, dan is het rechtvaardig genadevol te zijn aan allen voor wie Hij stierf en weer opstond. Als we weten wat genade is, dan weten we wat Gods hoogste eer is en weten we dat wat God het meeste eert de bestemming van de mens zal zijn. De rijkdommen van genade zijn de rijkdommen van onze Heer. Wij zien nu nog niet dat alle dingen aan Hem onderschikt zijn, maar we zien Hem gekroond met heerlijkheid en eer. Zo is ook genade op de troon gezet, maar nog niet iedereen is aan haar onderschikt. Genade zal al haar rechten krijgen, wanneer alle dingen aan Hem onderschikt zijn.




Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 22, pagina 497. Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier


www.schriftwoord.nl