Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 33
door G.L. Rogers


Het lijden van deze tijd.
Romeinen 8:18,19

18 Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.
19 Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods.
Eenheid met Christus betrekt Zijn leden bij Zijn lijden en deze gemeenschap in lijden is er opdat we ook deel kunnen nemen aan Zijn heerlijkheid. Omdat we in Christus Jezus zijn gedoopt, zijn we samen met hem in de ervaringen waar Hij doorheen gaat, zelfs in het delen van Zijn heerlijkheid. We zijn met hem begraven, tezamen geplant in de gelijkenis van Zijn dood en opstanding - onze oude mensheid werd met Hem gekruisigd, en omdat we met Hem zijn gestorven zullen we ook met Hem leven(6:4,5,6,8). In 8:17 zijn we met Hem verenigd als mede-lotdelers, en als we lijden, wat moet, dan is ook dat in verband met ons tezamen met Hem verheerlijkt worden. In het eerdere deel van deze brief werd over onze eenheid met Christus niet geschreven. Er wordt van ons niet gezegd dat we tezamen met Hem zijn in Zijn bloedstorting.

Heerlijkheid is het hoogtepunt van de redding. Het topt beide grote thema's van Paulus' schrijven: het evangelie en het geheim van het evangelie. Rechtvaardiging en vrede met God verzekeren ons van de heerlijkheid van God en kan daar niet blijven steken(5:1,2). Onmiddellijk nadat Paulus heeft gesproken over de verwachting van de heerlijkheid van God, houdt hij even halt, om kort te wijzen naar het huidige leed en het gevolg daarvan op die verwachting, aantonend dat ze deze niet ondermijnen, maar eerder bevestigen(5:3-11). Nu, opnieuw, keert hij zich in ons huidige hoofdstuk tot het onderwerp van lijden en heerlijkheid, Hij laat zien dat heerlijkheid het resultaat is van lijden. En opnieuw bereikt hij een hoogtepunt, want de redding wordt voleindigd in de heerlijkheid. Maar er is een verschil in de oorzaken van het lijden. In de eerdere passage schijnt het lijden voort te komen uit de boze daden van de mens. Hier, in overeenstemming met alles wat in 5:12 is gezegd, komt het lijden voort uit Adam's ongehoorzaamheid en de gevolgen daarvan voor heel het ras en de schepping. De schepping werd vanwege hem vervloekt, onze sterfelijkheid is door hem doorgegeven, en onze zwakte is veroorzaakt door raciale zonde. Van deze ongemakken heeft het geschenk van God ons nog niet verlost. Het huidige lijden, dat ons doet kreunen - terwijl we met verlangen onze verheerlijking afwachten, is iets dat we nu niet kunnen ontlopen. Ze zijn het lot van alle heiligen.

Het lijden is niet doelloos, maar is een welsprekende predikatie van de abnormaliteit van zonde, en is een belofte en profetie van de verheerlijking in Christus. Denk hieraan, lijdende heiligen, die verkrampt en verwrongen zijn in een schepping die onderworpen is aan ijdelheid!! De schepping zelf wacht op uw openbaar worden, wanneer u volledig de volle toewijzing zult genieten aan de zonen van God. Uw vroegere aspiraties zullen ten volle worden gerealiseerd. Kreupele krachten zullen hun plaats afstaan aan geperfectioneerde kunde en mogelijkheden. Verijdelde pogingen en teleurgestelde aanhankelijkheden zullen bloeien tot een volledige en ongedachte schoonheid. De slaaf van de vergankelijkheid zal in de nieuwe schepping komen boven drijven uit zijn gevangenis. Uw inspanningen zijn niet tevergeefs; hoe triest en onaantrekkelijk ook, ze zullen vrucht geven in heerlijkheid. Die dagelijkse zorgen, mislukte plannen, frustraties en mislukkingen bij het hedendaags najagen van ontwijkend goed, zijn de zaden van hemelse heerlijkheid. Ze zijn lijdende getuigen van het feit dat onze redding niet volledig kan zijn, totdat we één gemaakt worden aan het beeld van Gods Zoon in Zijn heerlijkheid. Lijden lijkt onverenigbaar te zijn met de voorrechten en waardigheid die toebehoren aan de kinderen en lotgenieters van God, en niet te verenigen met Zijn Vaderlijke liefde. Maar door Gods wil is een carrière van lijden het aan ons toegewezen pad tot heerlijkheid, net zoals het voor de Zoon van God Zelf was.

In vers zeventien werden twee thema's voorgesteld. Deze zijn het lijden van de huidige tijd en de heerlijkheid die op punt staat onthuld te worden. Deze zijn ingeweven in de verzen 18-30. Dan verenigt een lofzang de twee delen van de brief, en brengt de leerstellige uiteenzettingen op passende wijze tot een einde. Het nu aanwezige lijden overdenkend, stelt Paulus dat er geen overeenkomst is tussen het lijden en de toekomstige openbaarwording van heerlijkheid, 18; als het openbaar worden van de zonen van God zo'n geweldige gebeurtenis is dat zelfs de irrationele schepping er zuchtend op wacht, dan moet het wel ons huidig lijden verre ten bove gaan, 19; de reden dat de schepping tezamen met de heiligen op hun komende verheerlijking wacht, is dat de schepping samen met haar lijdende Meester leed en onderworpen was aan ijdelheid. Maar deze onderwerping werd vergezeld door een verwachting van verlossing uit verdorvenheid naar heerlijkheid, 20-21; het bewijs dat de onderwerping van de schepping niet zonder hoop is, ligt in het feit dat haar lijden niet dodelijk is, maar voortdurende geboorteweeën die een nieuwe schepping zullen voortbrengen.

18
" Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden. "
Want ik ben er zeker van, na zorgvuldig gepoogd te hebben het lijden en de heerlijkheid met elkaar in evenwicht te krijgen, dat het lijden van de tegenwoordige tijd, dat ik in heviger mate heb ondervonden dan anderen, niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden. Een soortgelijke afweging is te vinden in 2Korinthe 4:17,18, die opnieuw het gevolg laat zien van Paulus' geestelijke boekhouding. Over het lijden spreekt hij het meest in de tweede brief aan Korinthe, die dan ook wel "de brief van het gebroken hart" wordt genoemd. In deze verzen echter ontstaat ons lijden uit het feit dat we nog steeds op enge wijze zijn verbonden met de oude, lijdende schepping. We delen in haar kreunen en weeën, omdat, gezien de huidige ervaring en omgeving, we nog niet in de nieuwe schepping zijn. We behoren nu tot beide scheppingen en zijn zowel leden van de oude als van de nieuwe mensheid. Onze sterfelijke lichamen behoren tot de oude schepping, en we lijden pijn, verminderde vitaliteit en geestelijke energie. We verlangen naar het "land van pure vreugde, waar heiligen onsterfelijk regeren." En we lijden onder de geestelijke zwakte in onszelf en in onze mede-heiligen. Een paar zinnen vatten de oorzaken samen van een lijden dat te groot is om vast te leggen, behalve in de annalen van de universele menselijke ervaring, waarvoor een sympathiserende Redder niet ongevoelig kan zijn. Als heiligen niet alleen persoonlijk, maar ook met sympathie lijden, hoe veel te meer lijdt Christus met de leden van Zijn lichaam en met de mensheid waarvan Hij zo houdt!

Lijden is een noodzaak in een universum in wanorde. Het getuigt van een morele catastrofe. Pijn is het protest van de natuur tegen wanorde, een schreeuw om een helende bediening. Het is dwaas de leer te weerstaan dat de mens nu sub-normaal is. Dat te ontkennen staat gelijk aan het ontkennen van onze essentiële waardigheid als Gods schepselen. De Schrift en het lijden getuigen van het feit dat wij mensen niet op ons best zijn, wij zijn onszelf niet. Vertel een gebroken, invalide en door pijn gekraakte soldaat dat hij een nobel voorbeeld is van wat een man moet zijn, en hij zal uw compliment afwijzen als zijnde onoprecht en sarcastisch. Hij zal vragen: "Denkt u dat ik er altijd zo uitzag? Ooit was ik een knappe jonge vent en kende ik geen pijn." Verontwaardigd laat hij weten dat hij niet de man is die hij eens was. Zo laat ook lijden weten dat de mens en zijn toestand niet "zeer goed" zijn, zoals God hem ooit schiep. Lijden, net als de dood, is een groot prediker van zonde. Het zegt: "U bent ziek, u heeft redding nodig." Het wijst op de noodzaak van een Redder. Het is een vreemde in Gods schepping en kan noot genaturaliseerd worden.

Lijden onderricht de onwetende en bereidt de heilige voor op zijn verheerlijking. Het lijden disciplineert ons en roept denken op. Groot denken en grote boeken werden geboren in grote crises en tijden van lijden. Het lijden is een grote opvoedkundige, omdat ze een kennis en wijsheid geeft die niet in scholen geleerd kan worden.
De best opgeleide persoon is hij die leert van wat lijden hem aangeeft. Zo'n persoon verlangt naar gemeenschap aan het lijden van Christus. Pioniers en verkondigers van de waarheid moeten "de waarheid kopen en die niet weer verkopen." De prijs ervoor is lijden. Er is altijd een martelaarschap voor lichtdragers, omdat zelfs de ware kerk voortgaat met het doden van haar profeten en weigert haar redders te (h)erkennen. Uitverkoren zielen bevestigen vaak de waarheid door ervoor te sterven, en liefhebbers van de waarheid zijn gewillig het offer daarvoor te brengen. Heldhaftige verkondigers verspreiden het evangelie en schijnen "hongerig naar lijden en bang voor lofprijzing." Zij zien het huidig voordeel van lijden en de overweldigende onevenredige heerlijkheid waarnaar het leidt. Hoe groot ook het lijden is, het verdient geen vergelijk met de komende heerlijkheid.

De heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden is nog niet iets dat we ervaren, noch is het beschreven zodat het ons helpt er een indruk van te krijgen. Omdat we nu minder over de heerlijkheid weten dan over het lijden, zijn we ervan verzekerd dat het eerste het laatste verre overstijgen zal. Heerlijkheid kan waardering van een persoon zijn, uitgedrukt in het toedichten van lof, eer en aanhankelijkheid. Ook kan het de gemanifesteerde heerlijkheid zijn van iemands persoon, zijn karakter en zijn prestaties. De heerlijkheid van God is de perfectie, de grootsheid, luister, waardigheid en pracht die aanwezig is in Hem en Zijn onthulde karakter, Zijn scheppende prestaties, Zijn soevereine heerschappij, en Zijn reddende genade. Mozes kreeg als antwoord op zijn gebed de heerlijkheid van God te zien(Ex.33:18,19). God en Zijn Zoon zijn glorierijk en zullen verheerlijkt worden, maar waarom zouden mensen verheerlijking zoeken? Waarom belooft God heerlijkheid aan de mens? En waarom is onze verheerlijking tezamen met Christus een onlosmakelijk deel van onze redding? Zouden we niet gered kunnen worden zonder die verheerlijking? Waarom moeten we deelnemen in de heerlijkheid die God geeft aan de Tweede Mens? Waarom wordt ons geleerd vertrouwensvol de heerlijkheid van God te verwachten en te verlangen naar de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal gaan worden? Alleen het stellen van deze vragen leidt een heel eind naar het antwoord.

Gods schepping is heerlijk en ze verheerlijkt Hem. De eerste Adam was de bekronende heerlijkheid van die eerste schepping. De laatste Adam is de bekronende heerlijkheid van beide scheppingen. De mens werd gemaakt naar het beeld en gelijkenis van God. Hoewel verdorven, is hij nog steeds het beeld en de heerlijkheid van God(1Kor. 11:7). Als de rest van de schepping, onderworpen aan ijdelheid als ze is, al de heerlijkheid van God verkondigt, hoeveel meer de mens! De mens is verwant aan God en is zeer nauw met Hem verbonden(Hand. 17:28,29). Alles dat essentieel is in de mensheid, is van God afkomstig; het zijn de (voor ons schijnbare-) toevalligheden, de overweldigers zonde en dood die de mens ongelijk aan zijn Schepper maken. Hoewel deze zaken de mens doemen, kunnen zij niet volledig het beeld van God uitwissen.

Toen de mens zondigde en onder de heerschappij van de dood kwam, verloor hij veel van zijn oorspronkelijke heerlijkheid. Terwijl alle dieren op passende wijze gekleed waren, ondervond de mens plotseling dat hij naakt was, ontdaan van zowel de uiterlijke als innerlijke heerlijkheid die hem paste. Hoewel er bewijs voor zijn verwantschap met de Godheid blijft bestaan, ontbreekt het de mens aan nu de heerlijkheid van God, die hij eens had. De heerlijkheid is vertrokken, maar het verlangen naar wat bij hem hoort, als de door God benoemde heer van de schepping, blijft in hem. Hij verlangt naar waar hij voor werd geschapen: naar leven, maar hij vindt de dood; naar kennis, maar hij raakt verkrampt door onwetendheid; naar schoonheid, maar hij is gekenmerkt door de lelijkheid van misvorming; naar liefde, maar hij ondervindt haat en is zelf haatdragend; naar kracht, maar ziet slechts zwakte; voor heerschappij, maar hij wordt een slaaf; naar heerlijkheid, maar is overdekt met schaamte en oneer. Toch zijn deze nobele aspiraties nooit helemaal gedoofd door de teleurstellende ervaringen van dit leven, noch zijn de het gevolg van zonde. Hun bestaan verkondigt de goddelijke verwantschap van de mens, terwijl hun verijdeling diens wanorde aantoont. De mens, als Gods schepsel, moet geëerd worden(1Petr. 2:17). Een mens onteren slaat terug op de Schepper. God houdt van Zijn schepselen, zelfs als er wordt gestraft onteert de mens Hem niet geheel. Nederigheid gaat samen met waardigheid. Zelfrespect is een deugd, terwijl trots een dwaze ondeugd is. De Zachte en Nederige was altijd waardig en vol zelf-respect.

Mensen worden over het algemeen geregeerd door een instinctieve drang naar macht en heerlijkheid, maar toch zoeken ze niet de heerlijkheid die alleen van God komt(Joh. 5:44). Wat ze daarentegen vinden is kenodoxia, lege heerlijkheid. Een ieder van ons zou zich moeten realiseren "dat de lege heerlijkheid van de wereld me teveel kost." Met die valse halo's verheerlijken we onszelf, onze prestaties en onze geliefden! Hoe ijverig pogen we op allerlei manieren onze eigen reputatie te verbeteren! Als ondeugden verdraaide deugden zijn, dan zal het verlangen naar heerlijkheid degenereren tot een ijdele waan. Ijdelheid verklaart veel van onze heldenverering, onze dienstbaarheid aan religieuze en politieke leiders, aan wie we ten onrechte alle ideale eigenschappen toedichten die we voor onszelf verlangen. We doen dat omdat we willen geloven in een soort supermens, in wie we onze verloren grootheid willen zien. We maken hem tot het verwezenlijkte ideaal van onszelf, dat wat wij graag zelf zouden willen zijn, als we maar aan onze zwakte en incompetentie konden voorbijzien. De held is onze vertegenwoordiger, het onfeilbare en glorieuze ideaal dat we verlangen te zijn. De lelijke waarheid over hem moet niet verteld worden, want in hem zijn we glorieus bij volmacht; daarom berooft kritiek niet alleen de held maar ook ons van de halo van heerlijkheid die we ons hebben aangemeten.

"Niemand is een held voor zijn bediende." Nauwkeurig onderzoek ontdekt het gore, valse en onheroïsche. Slechts Één zal het nauwkeurigste onderzoek doorstaan. Hoewel de meerderheid in Hem niet de schoonheid zag die ze van Hem verlangden, hebben zij die Hem van zeer nabij bekeken zich verbaasd over Zijn heerlijkheid, de heerlijkheid als van Iemand die een alleengeborene is van de Vader, vol van genade en waarheid. Deze goddelijke en geestelijke grandeur was al de heerlijkheid die Hij bezat, nadat Hij Zichzelf had ontledigd. Alle heerlijkheid die wij nu verlangen komt als we de heerlijkheid van de Heer als in een spiegel bekijken en we getransformeerd worden in hetzelfde beeld, van heerlijkheid naar heerlijkheid. Een andere heerlijkheid zoeken uit een andere bron is een boze zaak en schadelijk. Terwijl we wachten op de komst van de heerlijkheid lijden we oneer, en moeten we niet heerlijkheid van elkaar ontvangen(Joh. 5:44). Geloof wacht standvastig, totdat Hij verschijnt en ons zal overdekken met Zijn reddende heerlijkheid. Slechts verheerlijking tezamen met Hem kan onze instinctieve verlangens bevredigen en de volheid van Gods redding onthullen, de heerlijkheid van de nieuwe schepping.

We zien niet uit naar slechts hervinding van onze verloren gegane heerlijkheid. De heerlijkheid van de laatst Adam en Zijn menselijkheid overstijgt verre die van de eerste mens. "Dat zal heerlijkheid zijn voor Hem," maar niet voor Hem alleen. Alle heerlijkheid die aan het Hoofd gegeven zal worden zal ook de leden ten deel vallen. De tweede Mens zal Zijn grandeur delen met Zijn leden, en de zonen van God zullen allen één gemaakt worden aan het beeld van Gods Zoon. Verheerlijking is de voleinding van redding. De nieuwe schepping zal de heerlijkheid van God tentoonstellen op een wijze zoals de oude dat nooit kon. Zonder een heerlijke nieuwe schepping kan het doel van God in Christus, en de triomf van Zijn reddende genade, nooit worden bereikt. Zonder heerlijkheid zouden de door God ingeplantte verlangens van de mens voortdurend verijdeld worden en zou de mens nooit tot het zijne kunnen komen. Alleen heerlijkheid kan zowel God als Zijn schepselen tevreden stellen.

Heerlijkheid staat de zonen van God goed. Zij die bevrijd zijn van de aanwezigheid van zonde en overwinnaars zijn over de dood, zullen in staat zijn "het brandend geluk te dragen." Zij zullen als de allerhoogste prestatie van genade, geplaatst worden in een omgeving, en een status bereiken, die past bij hun hoge positie. De mens zal niet alleen met waardigheid en zonder vrees wandelen, maar zijn hart zal tervreden gesteld worden. Al het nobele streven dat voortkomt uit zijn verwantschap aan God, zal bereikte doelen worden. Al die wenken van heerlijkheid die de ijver van de geest aan de heiligen geeft, zullen ervaren werkelijkheden worden. De zonen van God zullen zoveel gelijkenis vertonen met hun heerlijke Vader als hun zoonse relatie met Hem zal laten zien.

God heeft individuen lief en geeft aan ieder een eigen, persoonlijke heerlijkheid. Ieder mens is Zijn bijzondere schepping, een apart woord van God, gegoten in een unieke persoonlijkheid. Geen enkele persoon is gelijk aan een ander, want de Oneindige schept met oneindige variatie. Hij maakt geen twee personen volgens hetzelfde patroon. Er wordt wel gezegd dat wanneer God een groot man schept, Hij daarna de vorm vernietigd; maar dit is onjuist, want het geldt voor iedereen. God legt grootheid op aan allen die Hij maakt naar Zijn beeld; het werk van Zijn handen verheerlijkt Hem. Zonde heeft ieder spoor van de natuurlijke grootheid van de mens verduisterd en haar gezicht ontnomen, ja, bijna geheel vernietigd; maar op z'n onwaardigst voelt ieder mens dat hij gemaakt werd om groot te zijn. De heerlijkheid zal de grootheid van iedere persoonlijkheid redden en versterken. Iedereen zal zijn unieke heerlijkheid hebben, net zoals iedereen nu zijn eigen unieke ervaring van lijden heeft en speciale begrip van waarheid. God verliest nooit de enkeling in de massa; Hij handelt speciaal met een ieder van hen. Iedereen zal een verhaal te vertellen hebben over de heerlijkheid van Gods genade en allen zullen het willen horen. Ieder fragment van waarheid dat iemand heeft geleerd, ieder segmentarisch verstaan van God in Christus, zal samengevoegd worden in een complete rechtvaardiging van Gods wegen met de mensheid. Het koor dat de lof van God zal zingen, zou onvolledig zijn als één enkele stem niet te horen zou zijn. Op zo'n bijzondere wijze redt God ieder mens, en zo bijzonder zal Hij een ieder verheerlijken. De majesteit van persoonlijkheid zal niet ten volle verschijnen, totdat de zonen van God geopenbaard zullen zijn in heerlijkheid.

19.
"Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods."
Deze woorden introduceren het onderwerp van de lijdenden en de verwachting van de schepping. Het herhaalde want in de verzen 19-22 verbindt deze verzen met elkaar, vers negentien de houding van de schepping tot de verheerlijking van de mens weergevend, en de andere verzen tonend waarom ze een verwachting heeft die afhankelijk is van de komst van de heerlijkheid. Deze verwachting getuigt van de zekerheid van de heerlijkheid, te midden van het lijden in deze tijd. De band met het vorige vers, aangegeven door het woord want, is dat de schepping het feit bevestigt dat onze redding onvolledig is, omdat ze, net als wijzelf, haar doel nog niet heeft bereikt. Hoewel we gered zijn in geest, omdat we in Christus Jezus zijn en als zodanig nieuwe schepselen zijn, zijn we nog niet uiterlijk gered, omdat we op vele manieren nog nauw verbonden zijn met de oude schepping. Lichamelijk zijn we uit de grond afkomstig, en in onze dood keren we er naar terug. Chemici laten ons weten hoeveel we tot deze oude orde behoren en uit hoeveel elementen we lichamelijk zijn opgebouwd en de exacte hoeveelheden daarvan. Zolang we nog een relatie hebben met de eerste mens, zullen we tot deze schepping en oude mensheid behoren(Gen. 3:19; 1Kor.15:47-49). De vreemde tegenstelling tussen onze ervaring en onze verwachting vindt z'n parallel in de schepping, die ons niet alleen omringt, maar in zo grote mate het soort leven bepaalt dat we nu hebben.

Wat wordt er bedoeld met de schepping? Augustinus leerde dat het hier ging om de ongeredde mens. We zullen zien dat zo'n uitleg onmogelijk is. Sommige Arminianen denken dat het verwijst naar hen die geschapen zijn in Christus Jezus. Maar de nieuwe schepping in Hem kan niet onderworpen zijn aan ijdelheid, noch kreunt ze en heeft ze pijn van de weeën. Ons lijden komt voort uit onze deelname aan de doem van de oude orde. De apostel denkt in deze verzen niet aan ongeredde mensen, noch denkt hij aan geredde mensen. Wat hier wordt bedoeld is de schepping waarboven de mens werd geplaatst als heer en die, vanwege diens zonde, onderworpen werd aan ijdelheid. Het woord schepping wordt soms gebruikt om geheel de schepping, levend en niet levend, aan te duiden, en soms wordt het gebruikt voor een heilige en elders weer voor de nieuwe, of jonge, mensheid(Kol.1:15,16; 2 Kor.5:17; Gal.6:15; Efe.2:10; Kol.3:9,10). Paulus is de profeet van de nieuwe mensheid, en wanneer hij er naar verwijst als zijnde een nieuwe schepping, verbindt hij ze met de laatste bedeling en met de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde. De schepping van onze tekst omvat geheel de levende en niet-levende schepping, mogelijk heel het universum, de mens en andere intelligenties uitgezonderd. Er is een echte affiniteit en sympathie tussen de schepping en haar gevallen heer. Ze geeft antwoord op zijn val en wederopstanding, een neemt deel aan zijn geluk. Dichters interpreteren de taal van de natuur in behulpzame en verlichtende woorden, maar in deze poëtische passage overtreft Paulus ze allemaal, want hij verstaat de worsteling en de verlossing van de schepping als deel van een goddelijke beweging. Hij verpersoonlijkt bijna de natuur als ware die in nauwste sympathie met het lijden van Christus en de heerlijkheid die daarop volgt.

De verwachtende houding van de schepping naar heerlijkheid wordt doorheen heel de passage uitgedrukt in levendige termen. Het is als het afwachten van een bevallende vrouw. Twee Griekse woorden, het zelfstandig naamwoord apokaradokia-voorafgaande waarschuwing, en het werkwoord apekdechomai - verwachten, beschrijven samen de gespannen houding van een lijdende schepping. Het zelfstandig naamwoord is samengesteld uit drie delen. Het blijkt moeilijk te zijn er één woord voor te vinden, voorkomend in het hedendaags taalgebruik, dat de volledige betekenis weergeeft. Karadokia, zoals gebruikt in het klassieke Grieks en in sommige versies van de Septuagint, wordt vertaald met "verlangend uitzien", of "kijken met uitgestoken hoofd", want kara betekent schedel of hoofd. Dit wordt voorafgegaan door het voorzetsel apo, van. De volgende voorbeelden en parafrases kunnen de lezer mogelijk interesseren: "zien met uitgestrekt hoofd," "verlangde staren met uitgestrekte nek," "wachten zoals toeschouwers die over de touwen hangen om een eerste glimp op te vangen van de een of andere triomf-optocht." Hoewel geleerden dit beeld zien in de elementen van het woord en haar oude betekenis, zouden ze het niet in een zo sobere vertaling willen weergeven. Ze vertalen met: "vurig verlangen," "vurig uitzien," "geheel in beslag genomen, volharden verlangen," "attente observatie," "smachtend verlangen," en andere vertalingen. Dan het werkwoord apekdechomai, VAN-UIT-ONTVANGEN, dat is samengesteld uit dechomai - ontvangen en twee voorzetsels: ek - uit en apo - van; hiervan wordt gezegd dat het betekent: "iets ontvangen van iemand die het van verre doet toekomen." Maar in sommige samengestelde woorden, meer dan in andere, is er een graduele fusie van de kracht van de aparte elementen. Met verwijzing naar de tekst is het mogelijk voldoende te zeggen dat de schepping kennis heeft gekregen van een verlossing, en deze verwacht van slechts één bron - de volledige redding door verheerlijking, die aangebracht zal worden bij de onthulling van de Here Jezus Christus en de zonde van God als de nieuwe heren van de schepping.

Het openbaar worden der zonen Gods zal aan alle toeschouwers het wonder van een voleindigde redding laten zien. De zonen zijn nu geopenbaard zoals de eniggeboren Zoon dat Zelf was, toen Hij geopenbaard werd in een tent van menselijk vlees. Hoewel de heiligen nu zonen zijn van God en de geest van vertrouwen hebben die de hunne zal zijn wanneer ze als zonen geplaatst zullen worden en gemanifesteerd zullen zijn in heerlijkheid; zij hebben echter die zoon-plaatsing en heerlijkheid in werkelijkheid nog niet, waardoor ze nu incognito in deze wereld wandelen. Het beeld dat ze dragen is duidelijk niet dat van de hemelse Mens, en de redding die ze ontvangen hebben is verre van de vervulling van hun verwachtingen. Uiterlijk manifesteren ze een winterse naaktheid die op de dood lijkt, omdat ze stervende zijn, terwijl hun leven verborgen is met Christus in God. Innerlijk zijn ze verblijfplaatsen van Godheid en deelnemers in een leven dat zal openbarsten in de schoonheid van de lente en hen zal inpakken in een nooit verdorrende zomerse heerlijkheid.

Dit openbaar worden moet niet gezien worden als zijnde een eenmalige gebeurtenis. Het openbaar worden van de zonen van God heeft lang geduurd, maar de openbaring zal een voortgaande openbaring zijn. De afwezigheid van Christus heeft meer dan negentien eeuwen geduurd, maar zijn parousia - aanwezigheid zal nooit van de heiligen wijken, nadat ze Hem eenmaal in heerlijkheid hebben ontmoet. Zelfs het boek dat "De openbaring van Jezus Christus, die God aan Hem geeft" heet, spreidt zich uit over een deel van deze aion en de twee aionen die nog komen. Het voert ons voorbij de dag van de wraak, voorbij het millennium, naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Als eenmaal Christus en Zijn heiligen zijn onthuld, dan kunnen ze nooit meer verborgen blijven, noch zal hun heerlijkheid verminderd raken. Geen enkele Schriftplaats beperkt de duur van de openbaarwording; het zijn de verduistering en het lijden die tijdelijk zijn. De aandacht van de schepping is niet op een eenmalige gebeurtenis gericht. De wegrukking van de gemeente om de Heer te ontmoeten in de lucht is niet waar de schepping op wacht. Profetiestudenten weten dat de verwijdering van de gemeente gevolgd zal worden door grote rampen in de cosmos. De gemeente verwacht geen heerlijkheid op Aarde en is niet het voorbestemde verlossingskanaal voor dit deel van de schepping. Maar terwijl ze hier is, echter, deelt ze in de ramp die is voortgebracht door onze eerste ouder, om wie de grond vervloekt werd toen hij "de dood in de wereld bracht."

God heeft andere zonen dan wij. Deze zullen binnengaan in de komende eeuw en zonen Gods zijn, zonen van de opstanding(Luc. 20:35,26). Hun verheerlijking op Aarde zal de eerste verlichting brengen aan de schepping. Dit is het begin van haar verlossing, maar voleindigt dit niet. De finale verlossing wordt pas gerealiseerd als de nieuwe schepping is bereikt en voltooid. De heerlijkheid van het millennium is die van een renovatie, het herstel waarvan God sprak door de profeten, de paligenesia, wedergeboorte, van de oude schepping(Hand. 3:21; Matt. 19:28). Wanneer deze schepping een Sabbatsrust zal hebben ondergaan, dan zal er een heerlijke achtste dag volgen. Hier spraken de profeten van Israël al van. Het is Johannes die ons vertelt dat de Aarde en de hemel zullen vluchten van het gezicht van Hem Die zit op de troon en dat een nieuwe hemel en een nieuwe Aarde zullen verschijnen. Jesaja en Petrus onthullen ook de laatste aion(Openb.20:11; 21:1; Jes.65:17; 66:22; 2 Pet.3:12,13). Zo kon de schepping, net als de zonen Gods, alleen doorgaan tot haar hoogste heerlijkheid door een volledige ontbinding en een transformatie.
Vernietiging en opstand volgen op de duizend jaren van vrede. Hoewel tijdens die tijd de vloek over de Aarde in grote mate zal zijn verwijderd, hoewel Satan gevangen zit, en hoewel oordeel en straffen de heerschappij van de rechtvaardigheid bevestigen, eindigt de aion in de grootste geweldsuitbarsting van de geschiedenis en met het laatste oordeel. De schepping vergaat niet door water, maar door vuur. Dit is niet het doel van de verwachting van de schepping. Er ligt nog wat verderop, en uit dat "verderop" komt een stem van de troon die zegt: "Zie, Ik maak alle dingen nieuw!" Er is geen tussentijds doel.

Het lichaam van Christus is al aan de nieuwe schepping verwant in geest(2Kor. 5:1). We hebben nu een relatie met de oude en zullen iets van doen hebben met haar verdwijnen. Ons wordt geleerd dat we de wereld en ook boodschappers(engelen; WJ) zullen oordelen(1Kor. 6:1-3). Dit is niet op de Aarde tijdens het koninkrijk, maar in het toekomstige oordeel, wanneer we samen met onze Heer zullen optrekken in Zijn uiteindelijke oordeel. De zonde-vervloekte oude schepping kan Zijn aanwezigheid niet verdragen, maar vlucht er voor weg(Openb. 20:11).

Paulus spreekt over deze openbaring in 2Thessalonicenszen 1:5-10. Niet alleen zij die de eerste heiligen in Thessaloniki lastig vielen, maar ook de vervolgers van de gemeente doorheen heel de periode van haar verblijf op Aarde, zullen op die groet dag geoordeeld en veroordeeld worden. Is dat niet de reden waarom het lichaam van Christus zal dienen als rechter van de wereld en van de boodschappers(engel; WJ)? Deze vervolgers zullen niet opstaan voordat de duizend jaren voorbij zijn. Dan zullen voor de eerste keer de verheerlijkte voorwerpen van de eerdere vervolging hun vervolgers ontmoeten. Dat is het moment van de onthulling van de Here Jezus uit de hemel, in vlammend vuur wraak uitdelend. Hij zal droefheid uitbetalen aan hen die droefheid deden toekomen aan de heiligen en wie onwetend zijn over God en het evangelie niet gehoorzamen, met aionische uitroeiïng uit het gezicht van de Heer en uit de heerlijkheid van Zijn macht.
Maar wat dan de heiligen? Hij zal verheerlijkt worden in (niet door) Zijn heiligen en bewonderd worden in (niet door) allen die geloofden. In die dag, wanneer de heerlijkheid van Zijn macht geopenbaard zal worden, zullen wij gerechtvaardigd worden voor de mensen, die in ons alleen dat zullen zien wat Hem heerlijkheid brengt. Zij die ons gekend hebben en ons als minderwaardig bestempeld hebben, zullen zich verwonderen over het werk van Christus in ons. Zij die ongelovigen zijn, zullen om wat ze in ons zien, tezamen met de heiligen beginnen de Here Christus te verheerlijken en zich voor de eerste maal in Hem verwonderen. Als dit het gevolg is van de openbaring over hen die geoordeeld zijn, is het dan niet omdat het getuigenis van de verheerlijkten in de komende aionen de alleroverstijgende rijkdom tentoonstelt van Gods genade in Zijn vriendelijkheid jegens ons in Christus Jezus? Onze beste bediening zal pas plaats vinden na onze verheerlijking! (Efe. 2;10).

Op zo'n openbaring wacht de schepping, zodat ze haar uiteindelijke en blijvende perfectie kan krijgen. Oordeel en straf en het voorbijgaan van de huidige hemel en de huidige Aarde zijn slechts de verwijdering van de primitieve zaken. "Hij breekt het eerste af, zodat Hij het tweede kan vestigen" is een principe en programma dat toepasbaar is op meer zaken dan de verbonden. Niet het geestelijke is het eerste, daarom moet het eerste verwijderd worden. Het zal een passende woonomgeving voor God, voor Zijn Zoon en Zijn zonen zijn; niet een gerenoveerde schepping, maar een nieuwe schepping. Die schepping zal tot stand worden gebracht wanneer de nieuwe schepselen in Christus Jezus openbaar worden gemaakt. De oude orde gaat voorbij met het laatste oordeel, omdat het vervloekt was in het eerste oordeel(Gen. 3:17-18).

Het Christendom is een hele aion kwijt geraakt die nodig is voor het bereiken van het goddelijk doel. En samen met de verloren aion is een groot deel van het evangelie verduisterd geraakt, samen met de vrijheid die aan een tot slaaf gemaakte schepping moet worden gebracht. Populaire theologie verwacht niets na het voorbijgaan van de oude schepping dan een denkbeeldige "eeuwigheid." Het wordt de schepping niet eens toegestaan haar prille heerlijkheid te bereiken, waarin noch zonde noch dood was om dat te bederven wat de Schepper zag dat zeer goed was. Een hele lange aion van goddelijke scheppende activiteit is uit het zicht geraakt en het boek werd gesloten waar het verhaal verre van haar einde is, mysteriën en onopgeloste problemen achterlatend, idealen niet verkregen. Ons wordt verteld dat in ieder geval een deel van de schepping altijd de mismaaktheid en ijdelheid van eeuwige zonde en dood zal ondergaan. Maar toch verwacht de schepping dat er iets beters voort zal komen uit het openbaar worden van de zonen van God. Het Paradijs zal herwonnen worden, met haar boom des levens, waarvan de bladeren de volkeren zullen genezen. De nieuwe schepping zal net zo vrij van zonde en dood zijn als de eerste was, voordat ze aan ijdelheid werd onderworpen. Haar lijden zal gecompenseerd worden in een hogere perfectie, passend bij de hogere heerlijkheid van de tweede Mens, Die God verlangt te verheerlijken. Oordeel en straf is niet het laatste wat de schepping te horen krijgt. De verwachting van de schepping is: haar deelname in onze heerlijkheid, net zoals ze nu deelneemt in ons lijden, ons kreunen en onze ijdelheid.

"De echte shekinah is in de Mens," zei Johannes Chrysostomus. De shekinah was de naam die in de oude Joodse literatuur werd gebruikt voor de heerlijkheid over de Tabernakel en in het bijzonder over het verzoendeksel. Deze heerlijkheid is uit de Tempel vertrokken en is nooit teruggekeerd in welke tempel dan ook die door mensenhanden is gemaakt. Maar zoals de heerlijkheid eens de tempel vulde, zo vult ze de tempel van het lichaam van onze Heer en zo zal ze ook de tempel vullen van Zijn lichaam, de gemeente. God zal Zijn heerlijkheid laten zien in en door al Zijn zonen, zowel op Aarde als in de hemelen, en Hij zal Zijn uiteindelijke verblijfplaats vinden, wanneer Hij Alles wordt, in de volle en gevarieerde volmaaktheden en heerlijkheden van Zijn wezen, in al Zijn schepselen.





Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 26, pagina 43.
Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier



www.schriftwoord.nl