Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 42
door G.L. Rogers


God kan niet onrechtvaardig zijn!
Romeinen 9:14-18

"14 Wat zullen wij dan zeggen: Zou er onrechtvaardigheid zijn bij God? Volstrekt niet!
15 Want Hij zegt tot Mozes: Over wie Ik Mij ontferm, zal Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik barmhartig zijn.
16 Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt.
17 Want het schriftwoord zegt tot Farao: Daartoe heb Ik u doen opstaan, opdat Ik in u mijn kracht zou tonen en mijn naam verbreid zou worden over de gehele aarde.
18 Hij ontfermt Zich dus over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil. "
Vele eeuwen lang is dit hoofdstuk het slagveld geweest waarop nijvere tegenstanders elkaars vakkundigheden hebben bestreden, totdat, in de ogen van de toeschouwer, het leek dat het slagveld zelf in het conflict verduisterd raakte. Calvinisten en Arminianen hebben over iedere zin gevochten. De geschiedenis van de interpretatie van deze passage is een duidelijk getuigenis van de dwaasheid en boosheid van menselijk redeneren. Allen proberen wijzer te zijn dan wat er staat geschreven. De onbevooroordeelde toeschouwer, als zo iemand al bestaat, zou zien dat de meeste van de strijders, bewust of niet, schuldig zijn aan het verdraaien van de Schrift naar de vorm van hun eigen theologische inzichten. Hier en daar hebben mensen die de waarheid meer liefhebben dan het vestigen van een partijdige theorie, veel verdriet opgelopen door de extremen waarin goede mensen zich hebben begeven.

Waarheid spreekt waarheid niet tegen. Toch hebben leden van beide partijen elkaar met de Schrift bekogeld. Geen enkele partij kan de hele waarheid en niets dan de waarheid voor zich opeisen. IJver voor een paar favoriete delen van de waarheid, of de een of andere lievelingstheorie, is een val die naarstig moet worden vermeden. We zijn in meerdere of mindere mate theologen, en we proberen onze theologie in een systeem vast te leggen. Het geïnspireerde woord zal, indien we niet proberen het te verbeteren, ons redden van onze onjuiste en eenzijdige systemen. We doen er goed aan naar God te luisteren en alles te geloven wat Hij zegt. Theologieën zijn pogingen om de ruimte van goddelijke onthulling samen te persen in een menselijk systeem. Wij kunnen met ons beperkte begrip de ongelimiteerde waarheid van God niet omvatten. Waarheid is een organisme; goddelijke onthulling wordt op juiste wijze afgemeten en gesystematiseerd.

Laten we er zeker van zijn dat we alle feiten kennen, voordat we conclusies gaan trekken. Er is een Centrum waar alle waarheid harmonieus is. Iedere fase van waarheid leidt naar Hem Die de Waarheid is. Wanneer mensen de Schrift zo gebruiken dat het ene deel een ander deel tegenspreekt, dat kunnen we er zeker van zijn dat ze ergens zwaar de fout in zijn gegaan. Onze systemen lopen vast omdat ze fout zijn, en ze zijn fout omdat ze, ondanks het feit dat we het gezag van goddelijke inspiratie claimen, ze in werkelijk de onze zijn.

De Schrift is volmaakte waarheid; iedere zin er van is noodzakelijk. Geen enkel deel mag veronachtzaamd worden. Waarheid is als een wiel waarin twaalf spaken zijn, en waarvan iedere spaak een bepaald aspect van de waarheid verbeeldt. Zouden we een wiel maken waarin een of meer spaken langer is dan de andere en door de band heen naar buiten steekt, dan zouden we met ons wiel precies dat gedaan hebben wat de zelfdenkende theologen met de waarheid gedaan hebben. Sommige delen van de onthulling hebben voorrang gekregen over andere. Daaruit worden dan conclusies over deze getrokken die de andere kant van de waarheid ontkennen. Dit roept dan op zijn beurt weer protest op, met als gevolg dat een andere groep feiten ter hand wordt genomen: een rivaliserende theologie wordt geboren. Calvinisten en Arminianen stonden beide op goede grond toen ze vasthielden aan de Schrift en het deze toestond hen naar Christus te leiden. Ze hadden het beide fout toen ze uitgebreide theologieën produceerden, die de grote feiten van onthulling weglieten.

Voor iedere spaak die uit de as naar de band loopt is er een andere die precies in de andere richting loopt. Uitspraken die tegengesteld lijken, zijn in werkelijkheid aanvullend. In deze hoofdstukken wordt Israël's verwerping eerst toegeschreven aan het feit dat niet alle Israëlieten tot de uitverkorenen behoren naar de genade. En dan weer wordt hun verwerping toegeschreven aan hun eigen koppige geloof. Zullen wij "allen" geloven, of zovelen als wij in kunnen weven in ons eigen kleine systeem? Indien we toelaten dat één onthullingsfeit een ander uitwist, waar blijft dan de inspiratie? En... zijn we ongelovigen, of rationalisten die slechts dat aanvaarden wat we kunnen begrijpen?

Tegen Paulus' betoog dat Gods keuze niet bepaald wordt door menselijk gedrag, wordt aangevoerd dat dit God onrechtvaardig zou maken. Hij wijst de suggestie vastberaden van de hand, 14. Hij verwijst naar de Schrift, die door de Israëliet als gezaghebbend wordt aanvaard, en bewijst dat God genade en bestraffing toedeelt naar Zijn wil, 15-18; waarna hij voortgaat met het aantonen van de rechtvaardigheid en absolute rechten van God, 19-24. God was Mozes genadig, omdat Hij genade wilde tonen, 15; uit deze verklaring leidt Paulus het grote principe af dat Gods genade niet beïnvloed wordt, 16; een ander Schriftdeel verklaart het feit van Gods verontwaardiging tegen Farao, en dat Hij Farao deed opstaan zodat ook deze kant van Zijn activiteit gezien zou worden, 17; Paulus leidt hier opnieuw van af dat dientengevolge Gods wil bepaalt of Hij genade betoont, of dat Hij een zondaar verhardt, 18.

14.

"Wat zullen wij dan zeggen: Zou er onrechtvaardigheid zijn bij God? Volstrekt niet!"
Wat zullen wij dan zeggen? Deze vraag wordt zeven maal in Romeinen gesteld, en nergens anders in de Griekse Schrift. Zes maal wordt ze gevolgd door een tegenwerping, die alleen gegeven wordt om te weerleggen.
Zou er onrechtvaardigheid zijn bij God? Het zou veronderstelt een negatief antwoord, alsof de tegenwerper bedoelde: "Zeg me nou niet dat er bij God onrechtvaardigheid zou bestaan!" En de gevolgtrekking is dat als wat Paulus zojuist had gezegd waar zou zijn, God onrechtvaardig zou zijn, maar omdat wij Joden weten dat er in Gods hof geen onrecht kan zijn, moet wat je zojuist stelde fout zijn. Paulus verwerpt de gedachte aan onrechtvaardigheid van God en richt zich dan tot de tegenwerper. De verworpen Israëliet kon niets fouts vinden in de keuze van Isaäk en Jacob, noch vond hij iets onrechtvaardigs in het feit dat Ismaël en Ezau werden verworpen. Hij protesteerde tegen de toepassing van het principe op zichzelf. Paulus' voorbeelden illustreerden een principe dat de uitsluiting van Israëlieten zou rechtvaardigen, die dachten dat zij veilig waren omdat ze Abrahams zaad waren en ook nog eens ijverig voor God waren. Paulus had een woord gesproken dat fataal was voor hun verwachting: "niet uit werken." Ze waren op zoek naar een rechtvaardigheid "uit werken"(vers 32). Zij hadden zo de wet misverstaan door te denken dat het gedrag van de mens de keuzes van God kon sturen door een claim op Hem te leggen. Zelfs vandaag de dag geloven massa's Christenen zowel als Joden dat Gods uitverkiezing of verwerping afhankelijk is of veroorzaakt wordt door de een of andere menselijke verdienste of wanprestatie. De Jood was bewust de morele superieur van de Griek. Zijn opleiding onder de wet had veel voor hem gedaan. Hij was respectabel en hij ondervond dat zijn moraliteit zeer voordelig voor hem was. Hij had het echter fout toen hij dacht dat hij zo rechtvaardig was dat hij de genade van God niet nodig had of dat hij Diens zegen had verdiend.

Alle vragen van de tegenwerper zijn van belang, en ook logisch! Zou Paulus begrepen moeten worden dat hij leerde dat God Jacob koos en Ezau verstootte om niet te ontdekken redenen anders dan Zijn eigen wil, dan zou de vraag niet op logische wijze gesteld kunnen worden. Menselijk redeneren zou de keuze van Jacob goedkeuren, vanwege zijn voorziene waardering van geestelijke waarden, en van de verwerping van Ezau vanwege zijn voorziene wereldsheid. Zou Paulus gezegd hebben dat Gods keuze voor Jacob en de verstoting van Ezau was vanwege het karakter van beide mannen, dan zou er geen gedachte over onrechtvaardigheid van God zijn opgekomen. Maar mensen voelen dat er onrecht gedaan wordt wanneer God kiest omdat Hij dat zo wil en om redenen die Hij niet te kennen geeft.

Voor velen lijkt het evangelie van niet verdiende genade voorbij te gaan aan goedheid en hoog moreel gedrag. Zij prefereren die vele Schriftgedeelten die spreken van rechtvaardigheid ten leven en haar beloningen. De ongelovige moralist voelt dat hij met vertrouwen een beroep kan doen op de rechtvaardigheid van God. Hij gelooft dat een Farizeeër beter is dan een tollenaar. Toch wil Paulus dat zij geloven dat God aan enige van hen die in de ogen van mensen eerlijk en fatsoenlijk geleefd hebben voorbij gaat en de voorkeur geeft aan de niet hoog aangeschrevenen. Saulus van Tarsus zelf heeft net zo veel behoefte aan genade als de tollenaren en de dames van lichte zeden. Zulke tegenwerpingen zullen altijd gemaakt worden door hen die het eerdere deel van deze brief niet hebben gelezen en geloofd. Dat was nu precies de vraag: was de wet bedoeld om voor alle mensen vast te stellen of op het gebied van rechtvaardigheid iemand iets van God te eisen had. Het volk dat stond op hun wettelijke moraliteit was in aanvaring gekomen met de levende, vleesgeworden wet in de persoon van hun Messias, Die alle rechtvaardigheid vervulde. Hun moraliteit was zodanig dat het ze toestond de Zoon van God te vermoorden.

15.

"Want Hij zegt tot Mozes: Over wie Ik Mij ontferm, zal Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik barmhartig zijn."
Want Hij zegt tot Mozes.. Hier spreekt God. In vers 17 spreekt de Schrift. Het gesproken woord van God en het geschreven woord van de Schrift worden als identiek beschouwd. In het latere vers wordt de Schrift gepersonifieerd. Deze citaten zijn beslissend. Paulus' woord mag misschien betwijfeld worden, maar nooit dat van de Hebreeuwse Schrift. Paulus noch zijn tegenstanders kennen enig hoger gezag. Tegen Gods woord was geen beroep mogelijk. Gezegend zijn zij die beven bij Zijn Woord(Jes. 66:2). In twee citaten zal Paulus twee verschillende manieren laten zien waarmee God met mensen omgaat. De tegengestelden Mozes en Farao zijn uitgekozen als illustratie. Alle Israëlieten keuren Gods behandeling van deze mannen goed.

"Over wie Ik Mij ontferm, zal Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik barmhartig zijn." Paulus citeert van de Septuagint, in plaats van het Hebreeuws. Over wie/Jegens wie[de NBG vertaalt hier vrijelijk;WJ], hon an, komt in beide clausules voor, nadruk leggend op het feit dat God bepaalt wie de voorwerpen van Zijn genade en mededogen zijn. Genade verschilt van mededogen zoals een daad verschilt van de emotie die er de aanleiding voor gaf. Genade laat zich zien in daden van clementie naar overtreders die het recht zou bestraffen; mededogen is een gevoel van erbarmen, opgewekt door de ellende van anderen, iemand aanzettend tot het verlenen van bijstand. Gods genade tempert altijd Zijn rechtsgevoel; Zijn mededogen uit zich in troost aan de bedroefden.

Het citaat doet ons denken aan Israël's vreselijke overtreden van de wet in de Sinaï. De hele natie, uitgezonderd Mozes en Jozua, had de wet gebroken en de doodstraf opgelopen. Het wettelijk verbond had bewezen een bediening van de dood te zijn. De wet vervloekte het uitverkoren volk en Jehovah sloeg het volk. Hij zei:

"Want Ik zal in uw midden niet optrekken, daar gij een hardnekkig volk zijt, opdat Ik u niet onderweg vertere.... gij zijt een hardnekkig volk. Indien Ik ook maar een ogenblik in uw midden zou optrekken, zou Ik u vernietigen."
(Ex. 33:3,5
Mozes identificeerde zich in zijn smeekbeden met het volk. Hij was een bemiddelaar voor wie de zaak van het volk de zijne was geworden, net zoals Hij Gods heerlijkheid tot doel had. Hij zei: "Wij... Ik en Uw volk." Jehovah zei tot Mozes: "Ook deze zaak, waarover gij gesproken hebt, zal Ik doen, omdat gij genade in mijn ogen gevonden hebt en Ik u bij name ken." Mozes ontving de belofte van de aanwezigheid van Jehovah, Die, als gunst aan Mozes zelf, met het volk zou optrekken, en dat niet slechts als een persoonlijke gunst, maar aan hem als vertegenwoordiger van het veroordeelde volk. Zou God, op Mozes en Jozua na, heel het volk uitgewist hebben, dan had niemand aan Zijn rechtvaardigheid getwijfeld hebben. Als mensen van God zeggen dat Hij ze onrechtvaardig heeft behandeld, dan vergeten zij dat ze onder de vloek van een overtreden wet staan. Zou God alleen rechtvaardig geweest zijn, dan had de natie het niet overleefd. Israël's huidige bestaan kan alleen verklaard worden vanuit het mededogen en trouw van God. Zijn trouw werd al aangetoond in 3:3,4; Zijn rechtvaardigheid wordt in dit hoofdstuk verdedigd.

Toen Hij Mozes' gebed inwilligde, maakte God het duidelijk dat Hij handelt uit genade en mededogen omdat Hij dat zo wil. Zelfs Mozes kan niet van recht spreken. En als Mozes al geen rechtvaardige eis heeft, dan kan iemand anders dat zeker niet. Gods eigen verslag van Zijn reddende actie had indruk gemaakt op Paulus, en hij is geïnspireerd om ons het verslag voor ogen te brengen. Deze woorden zouden, speciaal in deze democratische dagen, overwogen moeten worden. Het eerste van Gods soevereine rechten is dat Hij genade en mededogen kan tonen aan wie Hij maar wil. God kan niets fout doen. Maar Hij weigert gebonden te zijn aan Zijn wet, die de dood van de overtreders vereiste. Hij is vrij om genadevol te handelen, in plaats van strikt de eis van het recht te volgen. Maar Zijn vrijheid kostte Hem wel veel. Vanwege Zijn verdraagzaamheid, getoond in het voorbijzien aan zonden, toonde God Zijn rechtvaardigheid door Christus voor te stellen als een Zoenmiddel(3:26). Zijn genade is niet een goedkoop gedogen van zonden. Israël had de vloek van de wet over zich afgeroepen; die viel op Christus(Gal. 3:13).

Gods genade en mededogen worden niet opgewekt door verdienste, noch zijn ze beperkt tot de uitverkoren natie. Hij is genadevol aan wie Hij wil, of dat nu een Israëliet is of een heiden. Zo maakte God zelfs in de Sinaï aan Mozes Zijn recht bekend om aan anderen dan Israël genade te betonen. Soevereine genade kan niet beperkt worden tot hen die onder het verbond zijn, noch kan het verbond iemand het recht toe geven om het op te eisen. Als genade opgewekt wordt door hulpeloosheid, dan hebben ook de heidenen het nodig. Israël zou niet mogen spreken van rechtvaardigheid, want rechtvaardigheid vereiste dat zij uitgewist zouden worden. Als zij leven uit Zijn genade en mededogen, zullen zij dan proberen God te beperken in het tonen van Zijn goedheid aan anderen?

16.

"Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt."
Dit is Paulus geïnspireerde gevolgtrekking, en ze is alleen waar omdat Paulus geïnspireerd was. Zijn voorbeeld geeft geen garantie voor of gezag aan niet-geïnspireerde redeneringen. Speciaal in geestelijke zaken kunnen mensen niet correct redeneren. De zonde heeft het menselijk intellect verzwakt en de mens voor waarheid afhankelijk gemaakt van Gods onthullingen, net zoals ze dat voor redding zijn van Zijn genade. Wanneer God een feit geeft en een correcte gevolgtrekking, dan is er voor ons geen excuus andere gevolgtrekkingen te bouwen op die ene die Hij heeft gegeven. Menselijk redeneren wordt geregeerd door het vlees, met haar passies en vooroordelen. Het, dat wil zeggen, Gods genade, wordt niet verkregen door een sterke wil of een krachtige inspanning. Dit is voor mensen een harde les om te leren. Omdat mensen in staat zijn te willen, zouden zij hun willen tot de beslissende factor maken in Gods keuzes en reddend handelen. Jammer genoeg zet veel zogeheten evangelisme de menselijke wil op de troon en gaat men vrijwel geheel voorbij aan de Hogere wil.

De figuur van lopen[lett.: "rennen";WJ] is één van Paulus' favorieten(1Kor. 9:24,26; Philip. 2:16; Gal. 2:2; 5:7). Op het gebied van de dienst is het nodig rennende figuren te hebben. Maar wanneer mensen proberen de genade en het mededogen bij God te verkrijgen door verdienstelijke inspanningen, bewijzen zij dat zij onbekend zijn met de betekenis van deze woorden en met het karakter van God.

God vindt in de mens nooit een aanleiding voor Zijn gratis genade. De vastberadenheid en de vasthoudende religieuze inspanningen van de mens tasten Gods vrije keuzes niet aan, anders zouden ze niet vrij zijn. Zou de mens genade kunnen verdienen, dan zou het ophouden genade te zijn en schuld worden. Als mensen proberen Gods genade te verdienen, zijn ze juist bezig die te verdringen. God toont genade alleen maar omdat Hij God, de Genadevolle is. Hij handhaaft Zijn goddelijk recht op initiatief. Als Hij het recht heeft genade te tonen, dan heeft Hij ook het recht dit te weerhouden. Hij kan nooit onrechtvaardig zijn; Hij kan niet liegen; Hij kan Zichzelf niet ontkennen. Gods keuzes worden altijd in genade gedaan. Hij laat ons niet raden naar Zijn redenen; Hij zegt dat het komt omdat Hij het zo wil. Natuurlijk spreekt Hij van "de Raad van Zijn wil," daarmee tonend dat Zijn wil niet slechts willekeurig is. Hij heeft redenen waarover Hij niets hoeft te zeggen, behalve dat zij in Hem Zelf zijn(Jes. 43:25; 48:9,11).

Gods wil is te kennen door Zijn keuzes. Abraham wilde dat de belofte via Ismaël zou komen, maar God koos Isaäk. Isaäk wilde de zegen aan Ezau geven, maar God had ze aan Jacob gegeven. Wanneer het willen en rennen van de mens in harmonie is met Gods wil, dan is dat het gevolg van de goddelijk inwerking na de schenking van Zijn genade(Phil. 2:12,13). Gods genade is gratis, opdat de mens op de juiste manier kan willen en rennen. Gods wil is de uitdrukking van Zijn liefde, gedirigeerd door wijsheid, en gereguleerd door rechtvaardigheid.

17.

"Want het schriftwoord zegt tot Farao: Daartoe heb Ik u doen opstaan, opdat[lett: zodat;WJ] Ik in u mijn kracht zou tonen en mijn naam verbreid zou worden over de gehele aarde."
Want het schriftwoord zegt tot Farao. Paulus citeert uit de Septuagint en past de woorden aan om ze te laten passen bij zijn betoog. Als hij zo de Schrift gebruikt, dan is hij geïnspireerd. Gods handelen met Farao werpt licht op Zijn handelen met Ezau en de niet-uitverkorenen binnen de nationale uitverkiezing, net zoals de genade die aan Mozes werd getoond stoelt op de keuze voor Jacob en het uitverkoren overblijfsel van de natie. Paulus bediscussieert hier niet het hele onderwerp van de verharding van Farao's hart. Hij neemt een woord van God dat licht doet schijnen op de gehele geschiedenis van Zijn handelen met Farao. De woorden in het Hebreeuws betekenen dat God Farao bewaard had voor de dood door de builen, zodat Hij nog meer Zijn macht kon laten zien. Maar Paulus generaliseert deze gedachte. In plaats van hem van een ziekbed te doen opstaan, laat hij zien dat God Farao deed opstaan op het veld van de geschiedenis. Hij plukte één man uit de massa en zette hem op de troon van het grootste rijk van die tijd, hem op die wijze niet alleen opvallend makend voor zijn tijdgenoten, maar voor alle mensen in alle tijden. Net zoals Nebukadnessar en anderen leerden dat de Allerhoogste de koninkrijken van mensen regeert en ze geeft aan wie Hij wil, zo werd Farao gezegd: Ik heb u doen opstaan. In zijn overspelig ongeloof had hij gevraagd: "Wie is de Here, naar wie ik zou moeten luisteren om Israël te laten gaan? Ik ken de Here niet"(Ex. 5:2). Farao kwam er een beetje achter wie Jehovah was. Hem werd verteld dat het Jehovah was Die hem over Egypte deed regeren en waarom Hij deed wat Hij deed.

Daartoe heb Ik u doen opstaan, opdat Ik in u mijn kracht zou tonen. Niemand kan in het licht van deze verklaring de geschiedenis lezen, zonder te zien wat God aan het doen was met het hart van Farao, en hoe Hij Farao's verzet gebruikte om Zichzelf te verheerlijken. De reden die daarvoor gegeven wordt is niet dat Farao een van de slechtste mensen was, maar dat God er voor koos hem tot een opvallend voorbeeld te maken van Zijn verontwaardiging. Zou Farao een gemakkelijk bang te maken koning zijn geweest, dan zou de macht van God om alle vernietigende machten van de natuur te gebruiken niet bekend zijn geweest bij de verlossing van Israël. De goden van Egypte zouden niet voor de ogen van Israël geoordeeld zijn. God verhardde het hart van Farao door hem over te geven aan zijn eigen koppigheid en door de openbaarmaking van zijn ongehoorzaamheid zo te sturen dat alle tien plagen op hem terecht zouden komen. Iedere genadevolle verlichting bracht alleen maar hardheid voor de Farao. Hij werd alleen zwak onder de druk van vrees en pijn.

Een paar van de veranderingen die Paulus aanbracht zijn waard nader bekeken te worden. In plaats van hina(opdat), wat een directe en primaire doelstelling uitdrukt, zoals in de Septuagint, vervangt Paulus door hopos, (zodat), op deze wijze. Om de een of andere reden past hij de verklaring aan om zo te voorkomen dat hij zegt dat de tentoonspreiding van Gods macht bij straffen Diens hoogste en enige doel was bij het plaatsen van Farao op de grootste troon in de (toenmalige)wereld. God doet álle koningen en heersers opstaan als Zijn dienaren, en ondanks dat ze tegen Hem rebelleren, wordt Hij nooit gehinderd in Zijn plan. Ja, hoe meer Farao rebelleerde, hoe meer God werd verhoogd. Zijn hardnekkigheid diende om de goddelijke macht te laten zien.

..opdat[lett: zodat;WJ] Ik in u mijn kracht zou tonen. Dit is een voorbeeld van Gods macht om de boze daden van de mens zo te sturen dat Hij doelen bereikt die door de bemiddelaren(Mozes en Aäron;WJ) niet voorzien waren. Op gelijke wijze stuurde Hij het zo dat Israël, door de handen van de wetteloze heidenen, de Messias zou kruisigen en slaan, Die voor dit lot overgegeven was door de bijzondere raad en voorkennis van God(Hand. 2:22,23). Zo zorgde Hij er voor dat Farao, zo lang als dit verslag gelezen zou worden, zou staan als een opvallend monument van Zijn straffende macht. Mozes vroeg:

"Wie kent de sterkte van uw toorn, en uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt? "
(Psalm 90:11)
Hoe weinigen merken de zekerheid en kracht op waarmee de goddelijke toorn opereert tegen de zonde! Hoe weinig mensen staan de waarheid toe binnen te dringen in hun hart en geest, zodat er een eerbiedig ontzag voor God ontstaat! Mozes, samen met alle toegewijde mensen, vraagt zich af waarom de mensen God zo weinig vrezen. De kracht van God, tentoongesteld in het geval van Farao en doorheen de onthulling van Zijn verontwaardiging tegen zonde, is een onlosmakelijk element van Zijn foutloze perfectie. Farao was gepikeerd over het feit van Gods toorn, net zoals veel van hedendaagse mensen dat zijn; maar het feit werd hem wel onder de neus gewreven! Lezers van Romeinen slaan vaak het deel over dat spreekt van de onthulling van goddelijke verontwaardiging, 1:18-3:20. Als gevolg daarvan wordt de zegen van de rechtvaardiging ondergewaardeerd, omdat men zich niet herinnert dat ze daardoor gered zijn van de toorn van God. De voorwaarde voor ware evangelisatie is de uitroeping van het feit dat de toorn van God blijft over mensen, totdat ze óf gerechtvaardigd óf vergeven zijn. Genade redt van de toorn. Het prediken van de genade die de toorn ontkent is vals en vernielend.

..en mijn naam verbreid zou worden over de gehele aarde. De koninklijke rebel werd tot voorbeeld gesteld. Als God iemand kan overwinnen die door Zijn macht op de hoogste positie geplaatst werd, die Hij in leven gehouden heeft nadat diens leven verspeeld was, die Hij verhardde zodat alle weerstand die hij bood er toe bijdroeg dat nog méér straf over hem heen kwam, hoe kunnen lager geplaatste mensen dan denken dat ze God kunnen weerstaan? God maakte Zijn Naam bekend. Een naam laat het karakter zien. Vanuit Egypte werd Zijn Naam over heel de Aarde bekend gemaakt, in alle tijden die er na kwamen. Waarom wil God dat zo'n naam bekend gemaakt wordt?

"Toen zag Israël, welk een machtige daad de Here tegen Egypte gedaan had; en het volk vreesde de Here en zij geloofden in de Here en in Mozes, zijn knecht."
(Ex. 14:31)
En niet alleen Israël hoorde, maar ook de volkeren hoorden en "zij sidderden; beving greep de bewoners van Filistea aan"(Ex. 15:3; 11-16). Rachab hoorde en het verslag zorgde er voor dat ze geloofde(Jozua 2:10). De verlossing van Israël uit Egypte werd gezien als de grootste demonstratie van goddelijke macht, tot de opstanding van Jezus Christus kwam.

18.

"Hij ontfermt Zich dus over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil."
Dit is een dubbele gevolgtrekking die getrokken wordt uit beide geciteerde passages, en ze vat het antwoord samen op de vraag in vers 14. De herhaling van wie Hij wil legt de nadruk op het feit dat Gods wil beslissend is. Hij is vrij om hardhandig te handelen of genadevol te zijn, maar Hij is niet vrij om onrechtvaardig te zijn. Zou Hij niet vrij zijn om te verharden wie Hij wil, dan zou Hij niet vrij zijn om genade te tonen aan wie Hij wil. God wordt door niets gehinderd dan Zijn eigen natuur en Zijn beloften. De Zijne is de enig absolute vrije wil in heel het universum.
Zelfs Christus zei: "Niet Mijn wil." Alles wat God wil kan in deze passage niet opgesomd worden, zonder de grenzen van het betoog te overschrijden, anders zouden we 1Tim. 2:4 genoemd hebben. God had, als Hij daarvoor had gekozen, Farao net zo gered kunnen hebben als Hij dat met Saulus van Tarsus deed. Paulus zou nooit toestaan dat of Farao of Judas de grootste aller zondaren zou zijn. Toch maakte God Paulus het grootste voorbeeld van Zijn genade en Farao het grootste voorbeeld van Zijn toorn.

Paulus laat hier zien dat er in God geen onrechtvaardigheid is, want noch Mozes noch Farao hadden een rechtvaardige eis ten opzichte van God. Hij komt hier op voor Gods rechten tegen Israël's arrogantie en hij stelt het ongelovige Israël op het niveau van Farao. Zij zijn net zo verhard en vereelt als hij was, en toch had een overblijfsel genade ontvangen. Een aantal van de redenen wordt in het volgende hoofdstuk gegeven. Men kan tegenwerpen dat God niet allen op dezelfde wijze behandelt. Dat is waar. Een uurtje lang kijken naar de mensen zal bewijzen dat ze niet allen op gelijke wijze bevoorrecht zijn bij hun geboorte, opvoeding, sociale positie, persoonlijk talent, ras, kleur of gezondheid. Voor Gods oordeelszetel is er geen aanzien des persoons(Hand. 10:34; Rom. 2:11; Efe. 6:9; Kol. 3:25; Jac. 2:1). Maar daar waar het gaat om uitverkiezing kiest God zoals Hij wil, zonder aanzien van personen, of van hun willen of wandelen. Rechtens kan Hij geven wat de mens verdient, in genade is Hij vrij zonder limiet te geven aan hen die niets dan verontwaardiging verdienen.

Het zou een grote triomf van de genade zijn geweest om de Farao te redden; maar het was minstens zo'n grote triomf om genade te tonen aan Mozes, toen hij vroeg om het leven van de natie. Hij verhardt is geleend van de geschiedenis van Farao. Paulus houdt geen rekening met alle feiten die in de gedachten van iedere Jood moeten zijn geweest. Nadat hij Farao heeft genoemd, leidt Paulus een principe van goddelijk handelen af dat toepasbaar is op Gods behandeling van alle niet-verkozenen. God verlaat nu zondaren voor het verhardend gevolg van de zonde. Zijn behandeling van Farao zegt iets aan allen, omdat het niet verschilt van Gods gebruikelijke methoden. Mensen van vandaag zien dit proces en noemen het psychologische wet; Paulus zegt dat het de oplegging van Goddelijke toorn is. Het hart is verhard en ontoegankelijk gemaakt voor het ontvangen van geestelijke indrukken. Drie maal wordt in Romeinen van God gezegd dat Hij de mensen verlaat(1:24,26,28). Deze verklaringen zouden bestudeerd moeten worden, want dit goddelijke verlaten gaat duidelijk allemaal over ons. Deze mensen hadden geweigerd de waarheid vast te houden die zij kenden. Met iets dat net zo vreselijk is als het verharden van het hart van Farao, wordt gedreigd in 2Thess. 2:10-12, en daar wordt de reden van de strafoplegging drie maal gesteld. Navolgende delen van Romeinen zullen Gods redenen laten zien voor het verharden van Israël en het brengen van toorn over de meerderheid van de natie, maar eerst moeten Gods rechten gehandhaafd worden.

Paulus is niet maar een beetje aan het theoretiseren. Hij is, op de wijze van Nathan, de ongelovige Israëliet aan het zeggen: "Gij zijt die mens!" Hij zegt: jullie zijn opnieuw Farao. Hij maakt Israël tot dezelfde klasse als Farao, wiens zonde de hardnekkige afwijzing van de boodschapper van God was. Heeft niet Israël een Grotere afgewezen dan Mozes? Net als Farao werd Israël verhard door juist de genade en lankmoedigheid die God had getoond. Kastijding had de natie niet terug bij God gebracht(Jes. 1:5-9). Toen genade en waarheid in Jezus Christus tot Israël kwamen, weigerden zij Hem in hun vuur voor een wet die ze niet gehouden hadden. In de naam van Mozes kruisigden zij de Christus als een godslasteraar, en wezen daarna het getuigenis van de heilige geest af. Zoals Farao tekenen had gezien, zo hadden zij ze gezien. Tekenen, wonderen en dergelijke bevestigden aan dit teken-verzot zijnde volk de boodschap van God. Paulus had zeker geprobeerd bij het geweten van dit volk te komen door ze het voorbeeld van Farao voor ogen te stellen. Genade en verharding zijn te zien in Gods huidige behandeling van de natie Israël, net zoals ze te zien zijn on Gods behandeling van de mensen in andere natiën.

...en Hij verhardt wie Hij wil zijn vreselijke woorden. Stel ze naast de woorden van Christus aan de natie:

"14 En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt:
Met het gehoor zult gij horen
en gij zult het geenszins verstaan,
en ziende zult gij zien
en gij zult het geenszins opmerken;
want het hart van dit volk is vet geworden,
en hun oren zijn hardhorend geworden,
en hun ogen hebben zij toegesloten,
opdat zij niet zien met hun ogen,
en met hun oren niet horen,
en met hun hart niet verstaan en zich bekeren,
en Ik hen zou genezen. "

(Matt. 13:14,15).
En dit is ook uit Jesaja:
"God gaf hun een geest van diepe slaap,
ogen om niet te zien
en oren om niet te horen,
tot de dag van heden. "

(Rom. 11:8)
Israël staat zij aan zij met Farao, één van de miljoenen voorbeelden waardoor de toorn van God vanuit de hemel onthuld wordt. Hij zou best rechtvaardig een paar van ons verhard kunnen hebben.





Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 28, pagina 77.
Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier



www.schriftwoord.nl