Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 59
door D.H.Hough


De diepten van Gods heerlijkheid.

Romeinen 11:33-36

"33 O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!
34 Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?
35 Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?
36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in de aionen! Amen."
Die innerlijke kalmte en blijdschap, waar we allen zo naar verlangen vanwege de chaos van deze aion, is alleen blijvend te vinden in een verwerkelijking van God en Zijn allesoverstijgende heerlijkheid(Kol. 1:10-12). We zingen "In acceptance lieth peace," maar we zouden niet slechts een aanvaarding van ons lot moeten bedoelen, maar een triomferende aanvaarding van ons lot als een deel van Gods heerlijke doelstelling. De waardering van Gods liefde, macht en wijsheid is in alles de sleutel voor echte vrede en onvervalste vreugde. Het is met dit in beeld voor ogen dat we binnengaan in Paulus' grote lofzang in Romeinen 11:33-36 en dat we komen tot een erkenning en ervaring van haar macht om af te rekenen met onze angsten en onze geesten te verheffen.

We leerden in Romeinen 3:23 dat het grote menselijk gebrek het ontbreken van de heerlijk van God is. We zijn, voor zover het onze eigen mogelijkheden betreft, hopeloos verwijderd van de perfecte heerlijkheid van zekerheid en zegen door Zijn aanwezigheid. Toch hebben we ook ontdekt dat we, als gelovigen, mogen "roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods"(Rom. 5:2). Tenslotte, en zeer vreugdevol, is ons getoond dat "de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods"(Rom. 8:21).

Dit alles is gebaseerd op het fundament van het kruis van Christus. Het is waar dat de dood van Christus, die het hart is van het evangelie en zo fundamenteel voor de heerlijkheid van God, een onderwerp is dat nog niet naar voren is gebracht in Romeinen 9, 10 en 11. Dit echter is meer te wijten aan het feit dat Paulus aan de oppervlakte bezig is geweest met het probleem van Israël's blindheid, meer dan met enige niet ter zaken doende kanten van het kruis voor het onderliggende thema van de goddelijkheid van God. Hoewel het bloed van Christus onlosmakelijk verbonden is met de verlossing van Israël(zie bijvoorbeeld 1Petr. 1:18,19), is dit nog niet ten volle aan hen geopenbaard, zeker niet op een wijze zoals nu aan ons. Desalniettemin liggen de dood van Christus en Zijn opstanding, die zeker stelt dat dit offer effectief is, ten grondslag aan de afsluitende woorden van Romeinen 11. De genade waardoor God de toestand van de menselijke koppigheid omdraait, zou nooit geschonken kunnen worden buiten de gehoorzaamheid van onze Heer tot de dood aan het kruis om. Alles wat in de eerste acht hoofdstukken van Romeinen werd geschreven ligt net zo zeer ten grondslag aan Romeinen 11:33-36 als dat wat in 9:1-11:32 werd opgetekend.

33a.

"O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods..."
De prelude tot deze lofzang was groots en wonderlijk:
"Want ik schaam mij het evangelie niet.... een rechtvaardigheid van God is onthuld..... Daarom is het alles uit geloof, opdat het zou zijn naar genade... we vrede zouden hebben met God... verzoend zijnde, zullen we gered worden in Zijn leven... we zullen ook van de opstanding zijn... niets, daarom, is nu veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn... we zijn meer dan overwinnaars door Hem Die wij liefhebben... want God sluit allen gezamenlijk op onder ongehoorzaamheid, opdat Hij genadig zal zijn aan allen."
Dit alles en meer doet Paulus' geest uitroepen:
"O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods..."
(Rom. 11:33a).

We worden verleid om Paulus' woorden een beetje te herschrijven en te spreken van de diepten van de rijkdommen van Gods wijsheid en kennis. Natuurlijk zijn de wijsheid en kennis van God vol van rijkdommen. En toch, sprekend van de rijkdommen van God als een apart onderwerp voor onze lof, is het duidelijk dat er iets essentieels aan is toegevoegd. Het evangelie en de zaak van Israël's redding zijn bewijzen van Gods enorme schatten van macht en liefde, net zoals ze bewijs zijn voor Zijn wijsheid.

Zoals pastor George L. Rogers in een niet gepubliceerde preek op deze passage aanduidde, de diepte van Gods heerlijkheid wordt in deze verzen op drie manieren behandeld, de volgorde van de openingszin omkerend. Daarom zien we de diepte van Gods kennis gepresenteerd in vers 33b, de diepte van Gods wijsheid in 33c en 34, en de diepte van Zijn rijkdommen in de verzen 35 en 36. Het is waar, de heerlijkheid van God is zonder maat diep en wijds!

De diepte van Gods kennis.
33b.

"...hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!"
De vromen in Israël waren er zeer van overtuigd dat Gods oordelen altijd goed zijn.
"de verordeningen[lett. oordelen] des Heren zijn waarheid, altegader rechtvaardig."
(Psalm 19:9)
Maar dit betekent niet dat zij altijd Gods oordelen begrepen of er de rechtvaardigheid, waarvan zij geloofden dat die er was, daarvan ook werkelijk inzagen. De huidige vorm die het goddelijk oordeel aanneemt is vaak niet erg aangenaam, zoals in het geval van Job, en is daarom ondoorgrondelijk. Voor Job was het voldoende om het getuigenis van de Heer te horen dat Zijn hand betrokken was in alle dingen en dat Hij precies wist wat Hij aan het doen was en waarom.

Ook voor ons gaan de huidige ervaringen van het leven vaak boven ons begripsvermogen, en vaak nog meer dan toen omdat God het goed heeft gedacht de gelovigen een aanvullende ervaring van vervolging te geven(2Tim. 3:12) en van lijden(Filip. 1:29). Maar we hebben ook het getuigenis dat God alles onder controle heeft, want Zijn liefde wordt in onze harten uitgestort(Rom. 5:5).

En dat is waarom de ondoorgrondelijkheid van Gods oordelen wordt omgevormd van een klacht naar een lied. Wij kunnen ons huidig verdriet niet begrijpen, en we voelen ze diep, maar we zijn er van overtuigd dat ze in overeenstemming zijn met Gods doelstelling ten goede, en dat Hij weet hoe ieder detail in het geheel past.

Pastor Rogers schreef:

"Gods liefde verklaart Gods geschenken, maar alleen Zijn verstand en Zijn wijsheid verklaren Zijn voorzienigheid of de manier waarop Hij die giften van liefde effectief maakt."
Gods oordelen zijn ondoorgrondelijk, maar dat zij voortkomen uit Zijn grote en perfecte intelligentie is duidelijk en zeker. Achter ieder oordeel is Zijn hart van liefde en de kennis van de hoogste en beste manier om aan die liefde een uitdrukking te geven.

De diepte van Gods wijsheid.

33c.

"...en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!"
De onverwachte ontwikkeling van gebeurtenissen en de oneindige variëteit aan ervaringen in deze wereld maakt het onmogelijk de volle betekenis te vatten van Gods wegen. Geen computer zou zelfs het kortste verslag kunnen bevatten van alles wat God in deze seconde aan het doen is, laat staan het belang uitleggen van de gebeurtenissen doorheen de aionische tijden.
Geschiedkundigen hebben dikke delen vol geschreven in een poging om de patronen in de opkomst en ondergang van de natiën en samenlevingen na te speuren, en zij zijn er als de kippen bij om de fouten in elkaars pogingen aan te wijzen. Nogmaals Rogers citerend, vinden we in deze woorden van Romeinen 11;33 dat
"zij de gezindheid van enige filosofen en theologen zouden moeten controleren om alles uit te leggen."

Wat wij nodig hebben, is dat we in staat zijn om niet allen te zeggen dat Gods wegen de beste zijn, maar dat ze ook onze vreugde zijn. De onnaspeurlijke wegen van God zijn inderdaad een afspiegeling van de diepte van Zijn wijsheid.


34.
De Septuagint citerend van Jesaja 40:13,14, vraagt Paulus:

"Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?"

Terug kijkend kunnen we de wijsheid van God zien, bijvoorbeeld in het leven van Jozef, toen Hij door zijn broers verkocht werd naar Egypte of toen hij in de gevangenis verdween vanwege Potifar's vrouw. Daarom zien we ook nu hoe wijs God Israël geleid heeft in die veertig jaren van rondwandelen in de woestijn, of hoe Hij de herder David koos om Saul te vervangen, of hoe Hij Hezekia tuchtigde door ziekte. Maar wie kon tijdens van deze gebeurtenissen de gedachten van de Heer vermoed hebben? En wie zou de heerlijkheid voorzien hebben die Hij in beeld had? Jacob of Samuel of Hezekia's vrienden zouden zeker anders geadviseerd hebben, als hen dat gevraagd zou zijn.

Laten we de les leren dat we afhankelijk zijn van de levende God, Wiens wegen gericht zijn op redding(1Tim. 4:9,10) en verzoening(Kol. 1:20). Dagelijks worden we in onplezierige en hartverscheurende situaties gebracht. Wat is het dan belangrijk voor onze vrede om te weten dat deze uit God zijn! Nu mogen ze ellende brengen, maar in Zijn wijsheid heeft God ze nodig voor het goed van allen en voor heerlijkheid.

35.

"Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?"
De diepte van Gods rijkdommen.
Aan het eind van Jesaja 40:14 voegen de Alexandrinus en bewerkte Sinaïticus manuscripten van de Septuagint een vraag toe die in de Hebreeuwse tekst niet aanwezig is:
"of wie heeft Hem eerst iets gegeven en zal niet door Hem terug betaald worden?"
Gelijke woorden zijn te vinden in Job 41:11, waar de Heer Zelf vraagt:
"Wie geeft aan Mij eerst opdat Ik terug betale?"
Dit zijn duidelijk de passages die Paulus in gedachten had toen hij Romeinen 11:35 schreef.

God heeft van ons niets nodig, behalve de eerbied en liefde die Hij Zelf in ons heeft gelegd. Hij kan nooit schuldenaar van de mens zijn, want Hij is God, en alles behoort aan Hem toe.

36a

"Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen:"
Sommigen hebben angst voor deze woorden, want ze lijken immoraliteit toe te staan, en anderen hebben ze gebruikt om leerstellingen van een wrede en onbetrouwbare godheid te ondersteunen. Pas wanneer we deze woorden ontvangen voor wat ze zeggen, zowel uitdrukkelijk als onvoorwaardelijk, kunnen we verwachten veel geestelijk profijt in hen te vinden. Er zijn geen uitzonderingen op wat uit God en door Hem en voor Hem is. En net zo zijn er geen uitzonderingen op wat zal uitlopen in de heerlijkheid van God.

36b.
Paulus heeft het hier over de rijkdommen van God, Die eigenaar is van alles, en ten volle aan Zijn verantwoordelijkheid tegemoet komt. Er is niets kwaads dat buiten Zijn controle is of dat eindeloos is in zijn karakter. Al het goede is overwinnend, Dit is waar omdat alles uit God is en door Zijn handelen toestroomt en voor Hem is.

"Hem zij de heerlijkheid tot in de aionen! Amen!"




Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 76, pagina 139
Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier



www.schriftwoord.nl