Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 81
door D.H.Hough


Genade gegeven aan Paulus.

Romeinen 15:14-16

"14 Ik heb echter, mijn broeders, zelf al de overtuiging van u, dat gij zelf reeds vol van goedheid zijt, vervuld met al de kennis, in staat ook elkander terecht te wijzen.
15 Toch heb ik u hier en daar bij wijze van herinnering ietwat vrijmoedig geschreven, krachtens de mij van God geschonken genade,
16 om een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen te zijn in de heilige dienst van het evangelie Gods, opdat de offergave der heidenen Gode welgevallig zou wezen, geheiligd door de heilige Geest. "
In onze tijd, meer dan negentienhonderd jaren nadat Paulus zijn brief aan de Romeinen verzond, kunnen we nauwelijks het aparte van haar boodschap bevatten en de stoutmoedigheid van de apostel die er de aandacht op richtte. Veel gelovigen slagen er zelfs niet in de nadruk op te merken die de apostel plaatst op het bijzondere karakter van zijn boodschap, laat staan dat ze het belang van deze nadruk verstaan.

Maar de nadruk is er; Paulus staat er op dat er iets unieks is aan zijn apostelschap, en we zouden daar niet aan voorbij moeten gaan. Let er op dat al in het prille begin van deze brief, Paulus zichzelf introduceert als

"een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God, ... aangaande zijn Zoon .... Jezus Christus, onze Here, door wie wij genade en het apostelschap ontvangen hebben om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor zijn naam onder al de heidenen"
(Rom. 1:1-5)

En over zijn bediening schrijft hij:

"Van Grieken en niet-grieken, van wijzen en onwetenden ben ik een schuldenaar. Vandaar mijn bereidheid om ook u te Rome het evangelie te brengen."
(Rom. 1:14,15)

Later, als hij nadenkt over Gods doelstelling voor Israël, schrijft Paulus:

"Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening.."
(Rom. 11:13)

Het is niet alleen dat hij zich tot heidenen uit alle windstreken richt, maar dat de boodschap op zich gekarakteriseerd wordt door haar nadruk op Gods genade "om niet" in Christus Jezus, en dit voor allen, zonder uitzondering.

" Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods."
(Rom. 3:21-23)

Het feit dat de boodschap geen vleselijk onderscheid kent tussen volkeren, maakt in feite wel een onderscheid tussen de boodschap zelf en die welke aan Israël werd gegeven, iets wat een onderscheid tussen natiën erkende. Dat Christus kwam als "de Dienaar van de Bensijdenis"(Rom. 15:8) laat zien dat Zijn bediening in het Land een beperkte was, zeker waar het de directe kant betrof. Het was Paulus gegeven om de natiën te dienen, en wat hem gegeven werd te zeggen verschilde in vele belangrijke opzichten van wat in het Oude Testament werd geleerd of in de bediening van Jezus aan de Besnijdenis.

De beloften die in Romeinen 15:9-12 worden opgesomd, zijn genomen uit alle drie delen van Israël's Schriften: de Wet, de Psalmen en de Profeten. Maar Paulus' bediening was niet in hoofdzaak bedoeld om te getuigen van de waarheid van deze beloften. Hier gebruikt hij deze Oudtestamentische passages om de voorrang te tonen van zijn boodschap, maar hij wil in het geheel niet veronderstellen dat ze directe profetieën waren van zijn bediening. Hij bracht een boodschap aan zowel Joden als Grieken die nieuw was en anders, niet alleen voor wat betreft de geadresseerden, maar in haar karakter en inhoud.

Wat Paulus te vertellen had stemde overeen met de patriarchale beloften, in het bijzonder waar ze spraken van Gods doelstellingen voor de natiën. Maar de sleutel voor Paulus' evangelie is genade, niet de wet of het verbond, en de inhoud er van was een openbaring van de "de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus,"(Rom. 5:15). Deze nadruk is uniek in heel de Schrift.

Het was, toen Paulus deze begon te verkondigen, een verrassende, en zelfs revolutionaire boodschap, zo zeer zelfs dat regelmatige herhaling en uitlegging nodig was, zelfs binnen de grenzen van een enkele brief. Daarom, nu we het einde van Romeinen gaan naderen, waar hij samenvat wat hij te zeggen had over ons dienstbetoon in de Heer, over onze wandel en onze gezindheid tot anderen, verbindt de apostel deze zaak van houding met het ongebruikelijke karakter van zijn bediening. Niet alleen het onderwijs dat we geloven, maar het ook gedrag dat we tonen heeft een onderscheiden geur, die tentoon gespreid wordt in Paulus' eigen roeping en gemotiveerd door het evangelie dat hij bracht.

14.
Paulus' overtuiging.

"Ik heb echter, mijn broeders, zelf al de overtuiging van u, dat gij zelf reeds vol van goedheid zijt, vervuld met al de kennis, in staat ook elkander terecht te wijzen."
Natuurlijk, er is niets unieks in het naar voren brengen van goedheid en kennis en waarschuwing als idealen. Toch is het van belang dat Paulus dit ideale gedrag niet presenteert in termen van vereisten, en zelfs niet in termen van een oproep(zoals hij vaak doet), maar in termen van een persoonlijke overtuiging! Paulus spreekt zelfs niet in termen van een mogelijkheid, zoals wij vaak doen; hij is er van overtuigd dat goedheid en geestelijke bruikbaarheid aanwezig zijn in de gelovigen, of ze het nu wel of niet genieten of tonen.

Daarenboven: het is iemand die als Hebreeër geboren was uit Hebreeërs, die nu overtuigd is van goedheid in anderen, ook in niet-Israëlieten. Het is iemand die opgeleid was als een Farizeeër aan de voeten van een groot en geleerd leraar, Gamaliël, en nu met zekerheid sprak van de kennis van God in alledaagse, gewone mensen, en bovenal heidenen! Het was iemand die een leider van zijn generatie was geweest, die met vertrouwen spreekt van de mogelijkheden van deze Romeinen om elkaar te vermanen. Hij zelf is het die hiervan overtuigd is betreffende hen zelf. En hij spreekt niet over mede-Farizeeërs, maar van Grieken, barbaren, wijzen en dwazen, Joden en heidenen van alle slag, en zelf van de minste soorten, omdat zij allen zondaren waren en vijanden en goddelozen.

Paulus' overtuiging was een aspect van zijn geloof. Door Gods liefde te geloven, die te zien is in Christus' dood voor zondaren(Rom. 5:8), werd deze man er zeker van dat niets deze liefde in de weg kon staan of de werking er van kon dwarsbomen(Rom. 8:38,39). Zo ook raakte Paulus, door te geloven dat Christus zondaren aanvaard heeft buiten vleselijk onderscheid om(Rom. 15:7), er van overtuigd dat de zaden voor goedheid en kennis en bruikbaarheid in dienstbetoon aan Gods heerlijkheid, in onze harten geplant waren.

15.
Gedurfd schrijven.

"Toch heb ik u hier en daar bij wijze van herinnering ietwat vrijmoedig geschreven, krachtens de mij van God geschonken genade,"
Paulus was er van overtuigd dat goedheid overvloedig aanwezig was in de gelovigen in Rome, omdat hij de gevolgen kende van het woord der genade in de levens van hen die geloven. Hij wist dat Gods geest, daar waar geloof in het evangelie aanwezig is, op deze wijze opereert. Genade roept in ons goedheid en kennis op, en het vermogen anderen te helpen.

Maar ook de vrucht van minzaamheid in gelovigen roept in andere gelovigen een juist gedrag op. Vandaar dat Paulus, door te durven open en eerlijk te zijn over de gevolgen van genade, een kwaliteit aan het versterken was die er al was.

Uiteraard waren velen in Rome, net als bij ons vandaag, onvolwassen en op zichzelf gericht, zodat de goedheid en behulpzaamheid, die in hen geplant was, niet veel groei had gezien in hun levens. Maar haar ontwikkeling in Paulus, zoals getoond door zijn echte liefde en zorg voor deze mensen en zijn zekerheid van Gods kracht voor redding in het door hen geloofde evangelie, is er op berekend dat ze de groei in hen aanspoort.

Dit is inderdaad een gedurfde aanpak! Voor menselijke wezens in het vlees is dit misschien een hopeloze en dwaze benadering. Maar daar waar Gods genade aanwezig is, waar het evangelie dat door Paulus werd gebracht ontvangen en vastgehouden wordt in geloof, is het juiste benadering en de enige manier die met gevolg goedheid in onze levens zal oproepen, echte kennis van God en Zijn manier van handelen en waar vermogen om anderen op te voeden en te vermanen, voor wederzijds voordeel. We moeten nooit terughoudend zijn bij het verkondigen van Gods genade, of twijfelachtig zijn in het tonen van genade aan anderen, hoe weinigen ook de boodschap schijnen te ontvangen, of hoe sterk de tegenstand lijkt te zijn.
Dit zijn kanalen die Gods geest vandaag gebruikt om Zijn uitverkorenen tot volwassenheid te brengen.


16.
Genade van God.
Paulus' werken werden niet ondersteund door kracht die hij in zijn jaren van opleiding in de wet en toewijding aan de daarin gelegen hoge standaarden had verzameld. Zijn bediening was niet gebouwd op gedisciplineerde gewoonten vanuit zijn achtergrond als Farizeeër. Integendeel! Alles wat hij zei en schreef was in antwoord op en in het bewustzijn van de genade die hen door God was bewezen:

"om een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen te zijn in de heilige dienst van het evangelie Gods, opdat de offergave der heidenen Gode welgevallig zou wezen, geheiligd door de heilige Geest."
Het was Gods genade dat Paulus deze bediening was gegeven:
" Maar toen het Hem, die mij van de schoot mijner moeder aan afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft, behaagd had, zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem onder de heidenen verkondigen zou, ben ik geen ogenblik te rade gegaan met vlees en bloed; "
(Gal. 1:15,16).
"zeer overvloedig is de genade van onze Here geweest, met het geloof en de liefde in Christus Jezus. "
(1Tim. 1:14:
" Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Here of voor mij, zijn gevangene, maar wees mede bereid voor het evangelie te lijden in de kracht van God, die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is voor eeuwige tijden, doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie. En ik ben daartoe aangesteld als verkondiger, apostel en leraar."
(2Tim. 1:8-11)

Het was Gods genade die in deze zo genadevol aan Paulus gegeven bediening wordt onthuld:

" Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. "
(Efe. 2:8-10)

Zo was het ook, zoals we lezen in Romeinen 15, Gods genade die Paulus er toe zette zo gedurfd te spreken van de opmerkelijke gevolgen van deze genade in de levens van gelovigen.

"Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods.... Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader. "
(Rom. 8:1,2,15)

Een leven dat bol staat van goedheid, en gevuld is met de kennis van Gods rechtvaardigheid(Rom. 3:21), liefde(Rom. 5:8) en wijsheid(Rom. 11:33) en het vermogen anderen te instrueren ten voordele van henzelf en de heerlijkheid van God(Rom. 15:5-7), is ons "logisch dienstbetoon"(Rom. 12:1,2). Het is een offer aan God. Hier in Romeinen 15:16 noemt Paulus het "de offergave der heidenen"(omdat hij speciaal de gelovigen uit de heidenen op het oog had). Het is een levend offer van onszelf, een presentatie aan God van een nederige en wederkerige gezindheid, een wandel in liefde, een geest van vrede, geduld en fatsoen. Dit is het ideale offer dat Paulus aan het uitwerken was, om het als een "priester" aan God te presenteren. Dit was een bijzonder aan hem gegeven bediening, die in haar van aangezicht-tot-aangezichts aspect tot een afsluiting aan het komen was toen hij deze brief schreef, maar dat toch ook voor ons, met een vitale toepassing in onze levens, vol van betekenis blijft.

"Terwijl de priesters in Jeruzalem nog steeds in overeenstemming met de wet de offers offerden, waren hun bedieningen niet meer aanvaardbaar voor God, want zij hadden het ware Lam van God verworpen. God had geen genoegen in het bloed van geslachte beesten, want de harten van de offeraars waren ver van Hem verwijderd. Is het niet wonderlijk hoe God, in Zijn wijsheid, ware aanbidders vindt in de verachte vreemdelingen, die zichzelf aanboden als levende offers, Hem genoegen doende? In geest neemt de bediening van Paulus onder de natiën de plaats in van het goddelijk ritueel in Jeruzalem. Hij oefent het ambt uit van priester. Hoewel niet geheiligd door het altaar in Jeruzalem, werden zij geheiligd door de heilige Geest. Zo zou het ook vandaag moeten zijn. Hoewel de tempeldienst is opgehouden, is het ons voorrecht zo te wandelen, dat we een zoete geur zijn van Christus."(*)
(* A.E. Knoch - Concordant Commentary, p. 245)




Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 80, pagina 41
Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier



www.schriftwoord.nl