|
(Ga met de muis op een groene naam staan, dan ziet u de betekenis. Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 Er was nu iemand, een zwak zijnd mens, van , vanuit het dorp van en van , haar °zuster.
[Commentaar]
2 Het was nu die de Heer insmeerde* met zalfolie en Zijn °voeten afdroogde* met haar °haren, van wie de broeder zwak was.
3 De zusters dan vaardigen* naar Hem toe af, zeggend: "Heer! Neem waar, die van wie U veel houdt is zwak."
4 °, dit nu horend*, zei: "Deze °zwakheid is niet tot de dood, maar ten behoeve van de heerlijkheid van °, opdat de Zoon van ° er door verheerlijkt zou worden."
[Commentaar]
5 ° nu had en haar °zuster en ° lief.
6 Als Hij dan hoort* dat hij zwak is, dán blijft* Hij inderdaad in de plaats in welke Hij was, twee dagen.
7 Vervolgens, na dit, zegt Hij tot Zijn °leerlingen: "Wij zullen weer tot in ° gaan."
8 De leerlingen zeggen tot Hem: ", de Joden nu zochten U te stenigen* en U gaat weer daarheen?"
9 antwoordde: "Zijn er niet twaalf uren in de dag? In het geval dat iemand in de dag zou wandelen, stoot hij zich niet, want hij bekijkt het licht van deze wereld.
[Commentaar]
10 Maar in het geval dat iemand zal wandelen in de nacht, stoot hij zich, want het licht is niet in hem."
11 Hij zei deze dingen en na dit zegt Hij tot hen: ", onze °vriend, is ten ruste gelegd, maar Ik ga opdat Ik hem uit de slaap zou halen."
[Commentaar]
12 De leerlingen dan zeiden tot Hem: "Heer, indien hij ten ruste is gelegd, zal hij gered worden."
13 ° echter had uitgesproken aangaande zijn °dood, maar zij menen* dat Hij zegt aangaande de ten ruste legging van de slaap.
14 Dan, op dat moment, zei ° in vrijmoedigheid tot hen: " stierf.
15 En Ik verheug Mij vanwege jullie, het was opdat jullie zouden geloven, ziende dat Ik niet daar was. Maar wij zullen naar hem toe gaan."
[Commentaar]
16 dan, die genoemd wordt, zei tot de medeleerlingen: "Ook wij zullen gaan, opdat wij met Hem zullen sterven."
17 ° dan, komend tot in , vond hem reeds vier dagen in het grafgewelf zijnde.
[Commentaar]
18 ° nu was nabij °, ongeveer vanaf ver.
19 Velen nu vanuit de Joden waren naar ° en toe gekomen, opdat zij hen zouden troosten over hun °broeder.
20 ° dan, als zij hoort* dat komt, gaat* Hem tegemoet. Maar was gezeten in het huis.
21 ° dan zei tot °: "Heer, indien U hier was, was mijn °broeder nooit gestorven.
22 Maar ook nu heb ik waargenomen dat zoveel als U ook maar ° zou verzoeken, ° aan U zal geven."
23 ° zegt tot haar: "Jouw °broeder zal opstaan."
24 ° zegt tot Hem: "Ik heb waargenomen dat hij zal opstaan in de opstanding in de laatste dag."
25 ° zei tot haar: "Ik ben de Opstanding en het Leven. Die in Mij gelooft, ook indien hij zal sterven, zal leven.
-
[Commentaar]
26 En elk die leeft en in Mij gelooft, zal tot in de aion zeker niet sterven. Geloof jij dit?"
-
27 Zij zegt tot Hem: "Ja, Heer, ik heb geloofd dat U de bent, de Zoon van °, Die tot in de wereld komt."
-
28 Dit zeggend kwam zij weg en ontbiedt* , haar zuster, heimelijk, zeggend: "De Leraar is aanwezig en Hij ontbiedt jou."
29 Deze nu, als zij het hoort*, kwam snel overeind en kwam naar Hem toe.
30 ° echter was nog niet in het dorp aangekomen, maar was nog op de plaats waar ook Hem tegemoet gaat*.
31 De Joden dan die met haar in het woonhuis zijn en haar troosten, waarnemend dat ° vlug opstond en naar buiten kwam, volgen* haar, menend* dat zij heen gaat naar het grafgewelf, opdat zij daar zou huilen.
32 ° dan, als zij kwam waar ook was, Hem waarnemend, valt* aan Zijn °voeten, tot Hem zeggend: "Heer, indien U hier was stierf mijn °broeder nooit."
33 dan, als Hij haar huilend waarnam en de met haar meekomende Joden, huilend , briest* in de geest en verontrust* zichzelf.
34 En Hij zei: "Waar hebben jullie hem geplaatst?" Zij zeggen tot Hem: "Heer, kom en neem waar."
35 ° weent*.
[Commentaar]
36 De Joden dan zeiden: "Neem waar hoeveel Hij van hem hield!"
37 Maar sommigen van hen zeiden: "Kon deze, die de ogen van de blinde opende*, ook niet maken* dat deze man niet zou sterven?"
38 dan, weer briesend in Zichzelf, komt tot in het grafgewelf. Het was nu een grot en een steen lag op het grafgewelf.
39 ° zegt: "Neemt de steen weg!" De zuster van de overledene, , zegt tot Hem: "Heer, hij stinkt reeds, want het is de vierde dag."
[Commentaar]
40 ° zegt tot haar: "Zei Ik niet tot jou dat, in het geval dat jij zou geloven, jij de heerlijkheid van ° zou zien?"
41 Zij dan nemen* de steen weg. En ° heft* Zijn °ogen opwaarts en zei: "Vader, Ik dank U dat U Mij hoort*!
42 Ik nu had waargenomen dat U Mij altijd hoort, maar vanwege de omheen staande schare zei Ik het, opdat zij zouden geloven dat U Mij afvaardigt*."
-
43 En deze dingen zeggend, roept* Hij luidkeels, met een grote stem: "! Kom hier, naar buiten!"
44 En de gestorvene kwam naar buiten, de voeten en de handen gebonden zijnde met wikkeldoeken en zijn gelaat was rondom gebonden met een zweetdoek. ° zegt tot hen: "Maakt hem los en laat hem heengaan."
45 Velen dan vanuit de Joden, die naar ° toe kwamen en gadeslaan* wat *, geloven* in Hem.
46 Maar sommigen vanuit hen kwamen weg naar de en zeiden tot hen zoveel als doet*.
47 De hogepriesters en de verzamelden een en zij zeiden: "Wat doen wij? Want deze °mens doet vele tekenen!
48 In het geval dat wij hem zo zullen laten, zullen allen in hem geloven, en de inen zullen komen en zij zullen van ons én de plaats én de natie wegnemen."
49 Eén iemand vanuit hen nu, , de hogepriester van die °jaargang zijnde, zei tot hen: "Jullie hebben niets waargenomen,
[Commentaar]
50 en ook rekenen jullie niet dat het voor ons nuttig is dat één mens zal sterven ten behoeve van het volk en niet de hele natie verloren zou gaan."
51 Dit nu zei hij niet uit zichzelf, maar hogepriester van die °jaargang zijnde, profeteert* hij dat op het punt stond ten behoeve van de natie te sterven,
52 en niet ten behoeve van de natie alleen, maar opdat Hij ook de kinderen van °, die uiteen gestrooid werden, zal verzamelen tot in één.
53 Vanaf die °dag dan beraden* zij zich gezamenlijk, opdat zij Hem zullen doden.
[Commentaar]
54 ° dan, wandelde niet meer in vrijmoedigheid onder de Joden, maar Hij kwam weg van daar tot in de landstreek nabij de woestijn, tot in een stad genaamd , en daar blijft* Hij met Zijn °leerlingen.
-
55 En het van de Joden was nabij en velen vanuit de landstreek gingen vóór het omhoog tot in , opdat zij zichzelf zouden zuiveren.
[Commentaar]
56 Zij dan zochten ° en zij zeiden, met elkaar staande in de gewijde plaats: "Wat denken jullie? Dat hij niet naar het feest zal komen?"
57 De hogepriesters en de , echter, hadden voorschriften gegeven dat in het geval dat iemand zal weten waar Hij is, hij het zou aangeven, zodat zij Hem zouden pakken.
Terug naar de index.
Naar Johannes 12
|
|