|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En kwam in de buurt van , bij , de priester. En beefde om te ontmoeten en hij zei tot hem: "Wat is de reden dat u alleen bent en er niemand met u is?"
2 En zei tot , de priester: "De koning gaf mij instructie over een zaak op en hij zei tot mij: Het moet niet zo zijn dat iemand iets weet van de zaak waarvoor ik jou zend en die ik jou als instructie gaf. En de knapen heb ik plaats zus en zo bekend gemaakt.
3 En nu, wat is er onder uw hand? Geef vijf broden in mijn hand, of wat er gevonden wordt."
4 En de priester antwoordde en hij zei: "Er is geen ongewijd brood onder mijn hand, behalve alleen brood van heiligheid; indien de knapen zich echter bij vrouwen in acht nemen."
5 En antwoordde de priester en hij zei tot hem: "Maar de vrouwen van ons werden beteugeld, zoals gisteren en eergisteren, bij mijn uitgaan. En de wapens van de knapen zijn heiligheid en het is een ongewijde weg; en inderdaad, vandaag wordt men geheiligd in het wapen."
6 En de priester gaf aan hem het heilige brood, want er was daar geen brood, behalve alleen brood van de aanwezigheid dat weggenomen werd van voor het aangezicht van JAHWEH, om plaats te maken voor warm brood in de dag dat het weggenomen werd.
7 En er was iemand van de dienaren van in die dag, in vrijheidsbeperking zijnde voor het aangezicht van JAHWEH. En zijn naam is , de Edomiet, een stoere herder die bij hoorde.
8 En zei tot : "En is er hier onder uw hand geen speer of zwaard, want noch mijn zwaard, noch mijn wapens nam ik in mijn hand, want de zaak van de koning was dringend."
9 En de priester zei: "Het zwaard van , de Filistijn, die u neersloeg in de vallei van , aanschouw!, het is gehuld in een kledingstuk achter de efod. Indien u het neemt voor uzelf, neem het, want er is geen ander hier dan dit in deze plaats." En zegt: "Er is er geen zoals dit! Geef het aan mij."
10 En stond op en hij rende in die dag weg van het aangezicht van . En hij kwam bij , koning van .
11 En de dienaren van zeiden tot hem: "Is deze niet , koning van het land? Is deze niet degene die zij antwoordden in reidansen, zeggend: sloeg zijn duizenden neer en zijn tienduizenden?"
12 En plaatste deze woorden in zijn hart en hij vreesde uitermate voor het aangezicht van , koning van .
13 En hij veranderde zijn smaak voor hun ogen en hij lofprees in hun hand. En hij maakte tekens op de deuren van de poort en hij deed zijn speeksel neerdalen op zijn baard.
14 En zei tot zijn dienaren: "Aanschouw!, jullie zien een man die zich als een waanzinnige gedraagt. Waarom brengen jullie hem bij mij?
15 Ontbreken mij waanzinnigen, dat jullie deze, die zich als een waanzinnige gedraagt, bij mij brengen? Zal deze tot mijn huis komen?"
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 22
|
|