Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
2Samuël
Hoofdstuk 6

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 En DavidDavid = lieveling verzamelde opnieuw elke gekozene in IsraëlIsraël = strijder van God, dertigduizend.
2 En DavidDavid = lieveling stond op en ging en heel het volk dat met hem was, van Baäla-JudaBaäla-Juda = de bezitters/bewoners van Juda, om van daar de kist van de Elohim te doen opgaan (Wiens naam genoemd wordt: de Naam van JAHWEH van legermachten), waarop de cherubs wonen. En Ik zal Mij daar aan een afspraak met jou houden, en Ik spreek met jou vanaf het beschermdeksel, van tussen de twee cherubim die boven de kist van het getuigenis zijn, al wat Ik jou zal opdragen voor de zonen van Israël. (SW)[Exo. 25:22]
3 En zij deden de kist van de Elohim rijden op een nieuwe wagen. En zij droegen hem weg vanaf het huis van AbinadabAbinadab = mijn Vader (=God) is mild, dat op de heuvel was. En UzzaUzza = kracht en AchioAchio = broertje of broeder is Jah, zonen van AbinadabAbinadab = mijn Vader (=God) is mild, leidden de nieuwe wagen. 1 En de stervelingen van Kiriath-Jearim komen en zij nemen de kist van JAHWEH op en zij brengen die naar het huis van Abinadab, op de heuvel. En zij zonderden Eleazar, zijn zoon, af om de kist van JAHWEH te bewaken.
2 En het gebeurt vanaf de dag van het neerzetten van de kist in Kiriath-Jearim, dat er vele dagen zijn, en zij worden twintig jaren; en heel het huis van Israël klaagt achter JAHWEH aan. (SW)
[1Sam. 7:1,2]

4 En zij droegen hem weg van het huis van AbinadabAbinadab = mijn Vader (=God) is mild, dat met de kist van de Elohim op de heuvel mv. En AchioAchio = broertje of broeder is Jah ging voor de kist uit.
5 En DavidDavid = lieveling en heel het huis van IsraëlIsraël = strijder van God maakten plezier voor het aangezicht van JAHWEH, met allerlei houten instrumenten van cipressen en met harpen en met citers en met tamboerijnen en met ratels en cimbalen.
6 En zij kwamen tot aan de dorsvloer van NachonNachon = stevig, en UzzaUzza = kracht zond uit naar de kist van de Elohim en hij hield hem vast, want de ossen raakten los.
7 En de boosheid van JAHWEH was heet tegen UzzaUzza = kracht en de Elohim sloeg hem daar neer vanwege de onachtzaamheid. En hij stierf daar, bij de kist van de Elohim.
8 En DavidDavid = lieveling was heet omdat JAHWEH een bres sloeg, een bres tegen UzzaUzza = kracht. En men noemde die plaats Peres-Uzzabreuk van Uzza (Uzza = kracht), tot aan deze dag.
9 En DavidDavid = lieveling vreesde JAHWEH in die dag en hij zei: "Hoe zal de kist van JAHWEH tot mij komen?"
10 En DavidDavid = lieveling wilde de kist van JAHWEH niet tot zich wegnemen, naar de stad van DavidDavid = lieveling. En DavidDavid = lieveling deed hem afbuigen naar het huis van Obed-EdomObed-Edom = knecht van Edom (Edom = rood), de Gatiet.
11 En de kist van JAHWEH was gesitueerd in het huis van Obed-EdomObed-Edom = knecht van Edom (Edom = rood) de Gatiet, drie maanden. En JAHWEH zegende Obed-EdomObed-Edom = knecht van Edom (Edom = rood) en heel zijn huis. 5 Ammiël, de zesde, Issachar, de zevende, Peülletai, de achtste; want Elohim zegende hem. 6 En aan Semaja, zijn zoon, werden zonen geboren, de heersers voor het huis van hun vader, want zij waren machtige mannen van dapperheid. (SW)[1Kron. 26:4,5]
12 En aan koning DavidDavid = lieveling werd verteld, zeggend: "JAHWEH zegende het huis van Obed-EdomObed-Edom = knecht van Edom (Edom = rood) en al wat van hem is, vanwege de kist van de Elohim." En DavidDavid = lieveling ging en hij deed met vreugde de kist van de Elohim opgaan van het huis van Obed-EdomObed-Edom = knecht van Edom (Edom = rood) naar de stad van DavidDavid = lieveling.
13 En het gebeurde toen de dragers van de kist van JAHWEH zes stappen marcheerden, dat hij een stier en een gemest dier offerde.
14 En DavidDavid = lieveling huppelde met alle kracht voor het aangezicht van JAHWEH en DavidDavid = lieveling was omgord met een linnen efod.
15 En DavidDavid = lieveling en heel het huis van IsraëlIsraël = strijder van God deden de kist van JAHWEH opgaan met gejuich en met het geluid van een ramshoorn.
16 En de kist van JAHWEH kwam de stad van DavidDavid = lieveling binnen. En MichalMichal = korte vorm van Michaël = wie is als God?, dochter van SaulSaul = afgebeden (van God), staarde door het raam en zij zag de koning, DavidDavid = lieveling, springend en huppelend voor het aangezicht van JAHWEH, en zij verachtte hem in haar hart.
17 En zij brachtten de kist van JAHWEH en zij stelden hem op zijn plaats in het midden van de tent die DavidDavid = lieveling er voor had gespannen. En DavidDavid = lieveling deed opstijgoffers opgaan en vrede-offers voor het aangezicht van JAHWEH.
18 En DavidDavid = lieveling beëindigde het doen opgaan van het opstijgoffer en de vrede-offers, en hij zegende het volk in de naam van JAHWEH van legermachten.
19 En hij deelt aan heel het volk, aan heel de schare van IsraëlIsraël = strijder van God, van man tot vrouw, aan ieder één geperforeerde broodkoek en één dadelkoek en één rozijnenkoek. En heel het volk ging, ieder naar zijn huis. Alzo toog het ganse volk henen, een iegelijk in zijn huis; en David keerde zich, om zijn huis te gaan zegenen. (SV)[1Kron. 16:43]
20 En DavidDavid = lieveling keerde terug om zijn huis te zegenen. En MichalMichal = korte vorm van Michaël = wie is als God?, dochter van SaulSaul = afgebeden (van God), ging uit om DavidDavid = lieveling te ontmoeten en zij zei: "Hoe roemrijk was vandaag de koning van IsraëlIsraël = strijder van God, die zich vandaag onthulde voor de ogen van de dienstmeisjes van zijn dienaren, zichzelf onthullend zoals één van de leefhoofdigen onthuld wordt."
21 En DavidDavid = lieveling zei tot MichalMichal = korte vorm van Michaël = wie is als God?: "Voor het aangezicht van JAHWEH, Die mij verkoos boven jouw vader en boven iemand van zijn huis, mij instructie gevend als bewindvoerder over het volk van JAHWEH, over IsraëlIsraël = strijder van God, ja, ik maakte plezier voor het aangezicht van JAHWEH.
22 En ik onteerde mijzelf meer dan dit en ik werd laag in mijn ogen. En met de dienstmeisjes van wie jij sprak, met hen zal ik verheerlijkt worden."
23 En MichalMichal = korte vorm van Michaël = wie is als God?, dochter van SaulSaul = afgebeden (van God), er was voor haar geen kind, tot aan de dag van haar dood.

Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 7
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.