Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 11

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 Het woord dat kwam tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH van JAHWEH, zeggend:
2 Hoor de woorden van dit verbond en spreek ze tot de mannen van JudaJuda = lof en tot de inwoners van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter.
3 En zeg tot hen: Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God. Vervloekt is de man die niet luistert naar de woorden van dit verbond,
4 dat Ik jullie vaders als instructie gaf in de dag dat Ik hen deed uitgaan vanaf het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) , vanaf de smeltkroes van het ijzer, zeggend: Luistert naar Mijn stem en doet alles wat Ik jullie als instructie zal geven en wordt Mij tot volk, dan zal Ik voor jullie tot Elohim zijn,
5 teneinde de eed te volbrengen die Ik zwoer aan jullie vaders, om hen een land te geven, gutsend van melk en honing, als deze dag. En ik antwoordde en ik zei: Amen, JAHWEH.
6 En JAHWEH zegt tot mij: Roep al deze woorden om in de steden van JudaJuda = lof en in de straten van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, zeggend: Hoort de woorden van dit verbond en doet ze.
7 Want Ik betuigde, ja betuigde tot jullie vaders in de dag dat Ik hen deed opgaan vanaf het land van Egypte en tot aan deze dag, vroeg opstaand en getuigend, zeggend: Luistert naar Mijn stem.
8 Maar zij luisterden niet en zij strekten hun oor niet uit, en ieder gaat in de verstoktheid van zijn kwade hart. En Ik breng over hen alle woorden van dit verbond, dat Ik als instructie gaf om te doen, maar dat zij niet deden.
9 En JAHWEH zei tot mij: Een samenzwering werd gevonden onder mannen van JudaJuda = lof en onder de inwoners van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter.
10 Zij zijn teruggekeerd naar de eerste verdorvenheden van hun vaders, die weigerden te luisteren naar Mijn woorden. Want zij gingen achter andere elohim aan, om hen te dienen. Het huis van IsraëlIsraël = strijder van God en het huis van JudaJuda = lof annuleerden Mijn verbond dat Ik met hun vaders sneed.
11 Daarom, zo zegt JAHWEH, aanschouw, Ik breng op hen een kwaad waaruit zij niet zullen kunnen uitgaan. En zij zullen het naar Mij uitschreeuwen, maar Ik zal niet naar hen luisteren.
12 En de steden van JudaJuda = lof en de inwoners van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter gaan en zij schreeuwen het uit naar de elohim voor wie zij wierook roken, maar zij zullen hen niet redden, niet redden in de tijd van hun kwaad.
13 Want zoals het aantal van jouw steden werden jouw elohim, JudaJuda = lof, en zoals het aantal van de straten van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter plaatsten jullie altaren voor het schaamtevolle, altaren om wierook te doen roken voor de BaälBaäl = heer - de anti-god.
14 En jij, het moet niet zo zijn dat jij bidt aangaande dit volk, en het moet niet zo zijn dat jij aangaande hen een dringend beroep en gebed aanheffen, want Ik luister er niet naar in de tijd van hun tot Mij roepen aangaande hun kwaad.
15 Wat is er voor Mijn geliefde in Mijn huis, wanneer zij haar vele beramingen doet en zij het vlees van de heilige plaats aan jou doen voorbij gaan? Wanneer jij kwaad doet, dan ben jij vrolijk!
16 Een bloeiende olijfboom, heel mooi van welgevormd fruit, JAHWEH riep jouw naam. Met het geluid van groot geraas vernielt Hij haar met vuur en haar takken worden vermorzeld.
17 En JAHWEH van legermachten, Die jou plantte, sprak kwaad over jou dankzij het kwaad van het huis van IsraëlIsraël = strijder van God en het huis van JudaJuda = lof, dat zij tot henzelf deden, om Mij te tergen door wierook te roken tot de BaälBaäl = heer - de anti-god.
18 En JAHWEH deed mij weten en ik weet het. Dan toonde Hij mij hun handelingen.
19 En ik was als een mannetjeslam, een huisdier, dat gehaald wordt om te slachten, en ik wist niet dat zij tegen mij plannen bedacht hadden. Wij zullen de boom ruïneren, met zijn brood, en hem afsnijden uit het land van de levenden, en zijn naam zal niet meer herinnerd worden.
20 En JAHWEH van legermachten, Rechter van rechtvaardigheid, Toetser van nieren en hart, ik zal Uw wraakneming zien op hen, want aan U vertrouw ik mijn rechtszaak toe.
21 Daarom, zo zegt JAHWEH over de mannen van AnatotAnatot = verhoringen die jouw ziel zoeken, zeggend: Als jij niet profeteert in de Naam van JAHWEH, dan zal jij niet door onze hand sterven.
22 Daarom, zo zegt JAHWEH van legermachten: Aanschouw, Ik breng gericht over hen. De uitgekozen jongemannen zullen sterven door het zwaard; hun zonen en hun dochters zullen sterven in de hongersnood.
23 En er zal geen overblijfsel voor hen zijn, want Ik zal kwaad brengen over de mannen van AnatotAnatot = verhoringen, het jaar van hun gericht!

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 12
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.