Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 25

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 Het woord dat kwam tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH over heel het volk van JudaJuda = lof in het vierde jaar van JojakimJojakim = JAH zal oprichten, zoon van JosiaJosia = JAH steunt, koning van JudaJuda = lof (dit was het eerste jaar van NebukadressarNebukadressar = Nabu, bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar), In zijn dagen kwam Nebukadressar, koning van Babel op en Jojakim wordt voor hem een dienaar, drie jaren; en hij keert om en hij rebelleert tegen hem. (SW)[2Kon. 24:1]
2 dat JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, de profeet, sprak tot heel het volk van JudaJuda = lof en tot alle inwoners van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, zeggend:
3 Vanaf het dertiende jaar van JosiaJosia = JAH steunt, zoon van AmonAmon = betrouwbaar, koning van JudaJuda = lof, en tot aan deze dag, deze drie en twintig jaren, kwam het woord van JAHWEH tot mij en ik sprak het tot jullie, vroeg opstaand en sprekend, maar jullie luisterden niet.
4 En JAHWEH zond tot jullie al Zijn dienaren, de profeten, vroeg opstaand en zendend, maar jullie luisterden niet en jullie strekten jullie oor niet uit om te luisteren,
5 toen zij zeiden: Keert terug, alstublieft, ieder vanaf zijn kwade weg en vanaf het kwaad van jullie handelingen en woont op de grond die JAHWEH aan jullie gaf en aan jullie vaders, vanaf de aion en tot aan de aion.
6 En het moet niet zo zijn dat jullie gaan achter andere elohim en zich voor hen neer te buigen. En tergt Mij niet door de daad van jullie handen, dan zal Ik geen kwaad over jullie brengen.
7 Maar jullie luisterden niet naar Mij, zegt JAHWEH met nadruk, zodat jullie Mij tergden door de daad van jullie handen, jullie ten kwade.
8 Daarom, zo zegt JAHWEH van legermachten, omdat jullie niet naar Mijn woorden luisteren,
9 aanschouw, Ik zend en Ik neem alle families van het noorden, zegt JAHWEH met nadruk, en NebukadressarNebukadressar = Nabu, bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar, Mijn dienaar, en Ik zal hen opbrengen over dit land en over haar inwoners en over al deze naties rondom. En Ik zal hen doemen en Ik zal hen plaatsen tot een troosteloosheid en tot een gesis en tot aionische woestenijen.
10 En Ik zal vanaf hen het geluid van opgetogenheid en het geluid van vreugde, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, het geluid van maalstenen en het licht van de lamp. En Ik zal uit de steden van Juda en uit de straten van Jeruzalem het geluid van uitgelatenheid uitroeien en het geluid van vreugde, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, want het land zal tot verlatenheid worden. (SW)[Jer. 7:34] 22 En het geluid van lierzangers en vermakers en van fluitisten en van trompettisten zal in jou niet meer gehoord* worden. En iedere kunstenaar en van ieder vak zal niet meer in jou gevonden* worden. En het geluid van de molensteen zal in jou niet meer gehoord* worden;
23 en het licht van een lamp zal in jou niet meer schijnen*, en het geluid van een bruidegom en bruid zal in jou niet meer gehoord* worden. Want jouw kooplieden waren de groten van de aarde, want door jouw betovering werden alle naties misleid*. (SW)
[Openb. 18:22,23]

11 En heel dit land wordt tot een woestenij, tot troosteloosheid, en deze naties dienen de koning van BabelBabel = wirwar zeventig jaren. in jaar één van zijn regering, begreep ik, Daniël, uit de rollen, dat het aantal van de jaren dat het woord van JAHWEH tot Jeremia, de profeet, kwam voor het vervullen van de verlating van Jeruzalem, zeventig jaren was. (SW)[Dan. 9:2]
12 En het zal zijn als de zeventig jaren vervuld zullen zijn, dat Ik gericht zal brengen op de koning van BabelBabel = wirwar en die natie, zegt JAHWEH met nadruk, en op het land van de Chaldeeën, voor hun verdorvenheid. En Ik zal hen plaatsen tot aionische troosteloosheden.
13 En Ik zal over dat land al Mijn woorden brengen die Ik er tegen sprak, al wat geschreven is in deze boekrol die JeremiaJeremia = verhogen doet JAH profeteerde over al de naties.
14 Want zij dienen hen, ook zij, vele naties en grote koningen. En Ik betaal hen terug naar hun tot stand brenging en naar de daad van hun handen.
15 Want zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God, tot mij: Neem deze wijnbeker (die van de woede) vanaf Mijn hand en geef hem te drinken aan al de naties tot wie Ik jou zend. dan drinkt hij ook van de furie van °God, onverdund gemengd in de drinkbeker van Zijn °verontwaardiging en zal hij beproefd worden in vuur en zwavel, voor de ogen van heilige boodschappers en voor de ogen van het Lammetje. (SW)[Openb. 14:10]
16 En zij drinken en zij zwieren en zij raaskallen vanwege het aangezicht van het zwaard dat Ik te midden van hen zend.
17 En ik neem de beker vanaf de hand van JAHWEH en ik geef al de naties te drinken tot wie JAHWEH mij zond,
18 JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter en de steden van JudaJuda = lof en hun koningen en hun oversten, om ze te geven tot een leegte, tot een troosteloosheid, tot een gesis en tot een vloekuitspreking, zoals in deze dag,
19 FaraoFarao = het grote huis, koning van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), en zijn dienaren en zijn oversten en heel zijn volk,
20 en al de mensen van gemengde afkomst en alle koningen van het land van UsUs - kracht en alle koningen van het land van de Filistijnen en AskelonAskelon = het vuur van de schande of ik zal gewogen worden en GazaGaza = de versterkte, de sterke en EkronEkron = landverhuizing of ontworteld en het overblijfsel van AsdodAsdod = vesting,
21 EdomEdom = rood en MoabMoab = (afstammend) van de vader en de zonen van AmmonAmmon = van een stam,
22 en alle koningen van TyrusTyrus = ?rots en alle koningen van SidonSidon = visserij (-stad) en de koningen van het kustland, dat aan de overkant van de zee is,
23 en DedanDedan = laagland en TemaTema = woestenij en BuzBuz = bespotting en allen die de zijkant van hun haar wegsnijden,
24 en alle koningen van ArabiëArabië = steppeland en alle koningen van de mensen van gemengde afkomst die verblijven in de wildernis,
25 en alle koningen van ZimriZimri = zanger en alle koningen van ElamElam = eeuwigheid en alle koningen van MediëMedië = (land van het) midden,
26 en alle koningen van het noorden, die nabij zijn en die veraf zijn, ieder naar zijn broeder, en al de koninkrijken van de aarde die op de oppervlakte van de grond zijn. En de koning van SesachSesach = jouw fijn linnnen zal na hen drinken.
27 En jij zal tot hen zeggen: Zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God: Drinkt en wordt dronken en braakt en valt. En jullie zullen niet opstaan vanwege het zwaard dat Ik te midden van jullie zend.
28 En het zal zijn wanneer zij weigeren de beker vanaf jouw hand te nemen om van te drinken, dat jij tot hen zal zeggen: Zo zegt JAHWEH van legermachten, jullie zullen drinken, ja drinken!
29 Want aanschouw, in de stad over welke Mijn Naam wordt geroepen, over haar begin Ik kwaad te brengen. Zullen jullie dan vrijgesteld worden, ja vrijgesteld worden? Jullie zullen niet vrijgesteld worden, want Ik roep het zwaard over alle inwoners van de aarde, zegt JAHWEH van legermachten met nadruk.
30 En jij, jij zal al deze woorden tot hen profeteren en jij zal tot hen zeggen: JAHWEH zal vanaf de hoogte brullen en vanaf de bewoning van Zijn heiligheid zal Hij Zijn stem geven. Brullen zal Hij, ja brullen, over Zijn hoeve. Met oogstfeestgeroep als van druiventreders zal Hij antwoorden aan alle inwoners van de aarde.
31 Het tumult zal tot aan het einde van de aarde komen, want JAHWEH heeft een aanklacht tegen de naties. Hij oordeelt alle vlees, de slechten geeft Hij over aan het zwaard, zegt JAHWEH met nadruk.
32 Zo zegt JAHWEH van legermachten: Aanschouw, kwaad gaat uit van natie tot natie en een hevige storm wordt opgewekt vanaf de uithoeken van de aarde.
33 En er zullen in die dag gesneuvelden door JAHWEH zijn, vanaf het einde van de aarde tot aan het einde van de aarde. Zij zullen niet berouwklaagd worden en zij zullen niet verzameld worden en zij zullen niet begraven worden. Zij zullen tot mest op de oppervlakte van de grond zijn.
34 Jammert, herders, en schreeuwt het uit en wentelt jezelf, edelen van de kudde kleinvee, want jullie dagen zijn vervuld voor het slachten en voor jullie verstrooiing, en jullie zullen vallen als een vat van begeerlijkheid.
35 En het vluchten zal vergaan vanaf de herders en ontkoming vanaf de edelen van de kudde kleinvee.
36 Hoor het geluid van geschreeuw van de herders en het huilen van de edelen van de kudde kleinvee, want JAHWEH verwoest hun beweiding.
37 En de vredige oases worden stil gemaakt vanaf de hitte van de boosheid van JAHWEH.
38 Hij heeft, zoals de beschutte leeuw, Zijn schuilplaats verlaten, want hun land werd tot troosteloosheid vanwege de hitte van die tiranniseert en vanwege de hitte van Zijn boosheid.

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 26
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.