Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 37

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 En koning SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH, zoon van JosiaJosia = JAH steunt, regeerde in plaats van ChonjaChonja = JAH bevestigt, zoon van JojakimJojakim = JAH zal oprichten, die koning NebukadressarNebukadressar = Nabu, bescherm de erfzoon koning maakte in het land van JudaJuda = lof. 17 En de koning van Babel stelt Mattaniah, zijn oom, in zijn plaats, en hij verandert zijn naam in Sedekia. (SW) [2Kon. 24:17]
2 En hij luisterde niet, hij en zijn dienaren en het volk van het land, naar de woorden van JAHWEH, die Hij sprak door de hand van JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, de profeet.
3 En koning SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH zond JuchalJuchal = JAH is machtig, zoon van SelemjaSelemja = vrede is JAH, en SefanjaSefanja = verlenging geeft JAH, zoon van MaäsejaMaäseja = werk van JAH, de priester, naar JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, de profeet, zeggend: Bid alstublieft aangaande ons tot JAHWEH, onze Elohim!
4 En JeremiaJeremia = verhogen doet JAH kwam en ging uit te midden van het volk, want zij gaven hem nog niet in het huis van de detentie.
5 En de strijdmacht van FaraoFarao = het grote huis ging uit van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Path - (koptisch) het zwarte land (tov. van de witte woestijn), en de Chaldeeën, die JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter belegerden, hoorden hun bericht en zij gingen op vanaf JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter.
6 En het woord van JAHWEH kwam tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, de profeet, zeggend:
7 Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God! Zo zullen jullie zeggen tot de koning van JudaJuda = lof, die jullie tot Mij zond om Mij te raadplegen: Aanschouw, de strijdmacht van FaraoFarao = het grote huis die naar jullie uittrok als hulp, keert terug naar zijn land, EgypteEgypte = (egyptisch) huis van 8de god) Path - (koptisch) het zwarte land (tov. van de witte woestijn).
8 En de Chaldeeën zullen terugkeren en vechten tegen deze stad en zij zullen haar veroveren, en zij verbranden haar in het vuur.
9 Zo zegt JAHWEH: Het moet niet zo zijn dat jullie je zielen verleiden, zeggend: De Chaldeeën zullen van ons gaan, ja gaan, want zij zullen niet gaan.
10 Want indien jullie heel het leger van de Chaldeeën, die met jullie vechten, neersloegen, en onder hen doorstoken mannen overbleven, elk in zijn tent, dan zullen zij opstaan en deze stad in het vuur verbranden.
11 En het was bij het opgaan van de strijdmacht van de Chaldeeën vanaf JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, vanwege het aangezicht van de strijdmacht van FaraoFarao = het grote huis,
12 dat JeremiaJeremia = verhogen doet JAH uittrok van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter om naar het land van BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind te gaan, om daar een deel te verkrijgen te midden van het volk.
13 En hij kwam in de poort van BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind en daar was de bezitter van de controlepost en zijn naam was JiriaJiria = JAH grondvest, zoon van SelemjaSelemja = vrede is JAH, zoon van ChananjaChananja = genadig is JAH, en hij greep JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, de profeet, vast, zeggend: Jij bent een afvallende aan de Chaldeeën!
14 En JeremiaJeremia = verhogen doet JAH zei: Dat is niet waar! Ik ben geen afvallende aan de Chaldeeën! Maar hij luisterde niet naar hem en JiriaJiria = JAH grondvest greep JeremiaJeremia = verhogen doet JAH vast en hij bracht hem naar de oversten.
15 En de oversten waren driftig tegen JeremiaJeremia = verhogen doet JAH en zij sloegen hem. En zij gaven hem in het huis van de boeien, in het huis van JonatanJonatan = JAH heeft gegeven, de schrijver, want zij hadden dat tot huis van de hechtenis gemaakt.
16 Toen JeremiaJeremia = verhogen doet JAH in het huis van de kerker kwam en in de cellen, zat JeremiaJeremia = verhogen doet JAH daar vele dagen. Doch anderen kregen* een beproeving van bespottingen en geselingen, maar ook boeien en gevangenis. (SW)[Hebr. 11:36]
17 En koning SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH zond en men nam hem. En de koning vroeg hem in het geheim in zijn huis en hij zei: Is er een woord van JAHWEH? En JeremiaJeremia = verhogen doet JAH zegt: Dat is er! En hij zei: U zal in de hand van de koning van BabelBabel = wirwar gegeven worden.
18 En JeremiaJeremia = verhogen doet JAH zegt tot de koning, SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH: Hoe zondigde ik tegen u en tegen uw dienaren en tegen dit volk, dat jullie mij aan het huis van de hechtenis gaven?
19 En waar zijn jullie profeten, die tot jullie profeteerden, zeggend: De koning van BabelBabel = wirwar zal niet tegen jullie komen en tegen dit land?
20 En nu, hoor alstublieft, mijn heer de koning, laat alstublieft mijn smeekbede voor uw aangezicht vallen. En het moet niet zo zijn dat u mij doet terugkeren naar het huis van JonatanJonatan = JAH heeft gegeven, de schrijver, en laat mij daar niet sterven.
21 En koning SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH gaf instructie en zij vertrouwen JeremiaJeremia = verhogen doet JAH toe aan de hof van de gevangenis en gaven hem een koek van brood per dag, van de straat van de bakkers, tot er een einde kwam aan al het brood van de stad. En JeremiaVerhogen doet JAH zat in de hof van de gevangenis.

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 38
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.