Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 43

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 En het was toen JeremiaJeremia = verhogen doet JAH eindigde met tot heel het volk spreken van alle woorden van JAHWEH, hun Elohim, die JAHWEH, hun Elohim, tot hen gezonden had, al deze woorden,
2 dat AzarjaAzarja = hulp is JAH, zoon van HosajaHosaja = redding geeft JAH, en JochananJochanan = JAH is genadig, zoon van KareachKareach = kaal, en alle arrogante mannen die tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH zeiden: U spreekt onwaarheid. JAHWEH, onze Elohim, zond u niet om te zeggen: Jullie zullen EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) niet binnenkomen om daar tijdelijk te verblijven.
3 Want BaruchBaruch = gezegend, zoon van NeriaNeria = mijn licht is JAH, zet u tegen ons op, teneinde ons in de hand van de Chaldeeën te geven, om ons ter dood te brengen en ons naar BabelBabel = wirwar te deporteren.
4 En JochananJochanan = JAH is genadig, zoon van KareachKareach = kaal, en alle oversten van de gewapende eenheden en heel het volk luisterden niet naar de stem van JAHWEH om te wonen in het land van JudaJuda = lof.
5 En JochananJochanan = JAH is genadig, zoon van KareachKareach = kaal, en alle oversten van de gewapende eenheden namen heel het overblijfsel van JudaJuda = lof, die terugkeerden uit alle naties waarheen zij verdreven werden, om tijdelijk te verblijven in het land van JudaJuda = lof,
6 de machtigen en de vrouwen en de peuter en dochters van de koning en elke ziel die NebuzaradanNebuzaradan = Nabu geeft nageslacht, bevelhebber van de lijfwachten, achter liet bij GedaljaGedalja = groot is JAH, zoon van AchikamAchikam = mijn broeder staat op (tot hulp), zoon van SafanSafan = klipdas, en JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, de profeet, en BaruchBaruch = gezegend, zoon van NeriaNeria = mijn licht is JAH,
7 en zij kwamen het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) binnen, want zij luisterden niet naar de stem van JAHWEH. En zij kwamen tot aan TachpanchesTachpanches = hoofd van het land. En al het volk staat op, van de kleine tot aan de grote, met de leiders van de legers, en zij komen in Egypte, want zij waren bang voor het aangezicht van de Chaldeeën. (SW)[2Kon. 25:26]
8 En het woord van JAHWEH kwam tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH in TachpanchesTachpanches = hoofd van het land, zeggend:
9 Neem grote stenen in jouw hand en begraaf ze in de kleivloer, onder het tegelwerk dat in het portaal van het huis van FaraoFarao = het grote huis is in TachpanchesTachpanches = hoofd van het land, voor de ogen van Judeese mannen.
10 En jij zegt tot hen: Zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God: Aanschouw!, Ik zend en Ik neem NebukadressarNebukadressar - Nabu, bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar, Mijn dienaar, en Ik plaats zijn troon bovenop deze stenen die Ik begroef, en hij spant zijn statietapijt over hen uit.
11 En hij zal komen en hij zal het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) slaan, zij die voor de dood zijn ter dood en zij die voor de krijgsgevangenschap zijn tot de krijgsgevangenschap en die voor het zwaard zijn voor het zwaard. 13 Het woord dat JAHWEH sprak tot Jeremia, de profeet, over de komst van Nebukadressar, koning van Babel, om het land van Egypte te slaan. (SW)[Jer. 46:13] Indien iemand in gevangenschap leidt, zal hij zelf in gevangenschap gaan. Indien iemand met het zwaard doodt*, zal hij zelf met het zwaard gedood worden*. Hier is de volharding en het geloof van de heiligen. (SW)[Openb. 13:10]
12 En Ik zal een vuur aansteken in de huizen van de elohim van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) en het zal hen verbranden. En hij neemt hen krijgsgevangen en hij omhult zichzelf met het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), zoals de herder zich omhult met zijn mantel. En hij gaat van daar uit in vrede.
13 En hij breekt de monumenten van het Huis van de Zon af, die in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) zijn en de huizen van de elohim van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) zal hij in het vuur verbranden.

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 44
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.