Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 45

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 Het woord dat JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, de profeet, sprak tot BaruchBaruch = gezegend, zoon van NeriaNeria = mijn licht is JAH, toen hij deze woorden op een boekrol schreef vanaf de mond van JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, in het vierde jaar van JojakimJojakim = JAH zal oprichten, zoon van JosiaJosia = JAH steunt, koning van JudaJuda = lof, zeggend: In zijn dagen kwam Nebukadressar, koning van Babel op en Jojakim wordt voor hem een dienaar, drie jaren; en hij keert om en hij rebelleert tegen hem. (SW)[2Kon. 24:1]
2 Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God, over jou, BaruchBaruch = gezegend:
3 Jij zegt: Wee mij, want JAHWEH voegde kwelling toe aan mijn pijn. Ik ben vermoeid van mijn zuchten, maar ik vind geen rust.
4 Zo zal jij tot hem zeggen: Zo zegt JAHWEH: Aanschouw, wat Ik bouwde zal Ik slopen en wat Ik plantte zal Ik uitplukken, ja heel het land.
5 Maar jij, jij zoekt voor jouzelf grote dingen. Het moet niet zo zijn dat je zoekt! Want aanschouw, Ik breng kwaad over alle vlees, zegt JAHWEH met nadruk, en Ik geef aan jou jouw ziel tot buit in alle plaatsen waarheen jij gaat.

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 46
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.