Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jesaja
Hoofdstuk 30

Jesaja trad op van ca. 750 tot ca. 700 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)

1 Wee, zonen van koppigen, zegt JAHWEH met nadruk, om een beraadslaging te doen, maar niet van Mij, en om een drankoffer van een plengoffer te brengen, maar niet uit Mijn geest, opdat men zonde toevoegt aan zonde,
2 die gaan om af te dalen naar EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), maar naar Mijn mond vroegen zij niet, om sterkte te zoeken in het bolwerk van Farao en om een toevlucht te nemen in de schaduw van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn).
3 Want het zal voor jullie zijn dat het bolwerk van Farao tot schaamte zal zijn en de toevlucht in de schaduw van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) tot schaamrood.
4 Want zijn oversten kwamen in SoanSoan = plaats van vertrek en zijn boodschappers bereikten ChanesChanes = genade is gevlucht.
5 Ieder wordt beschaamd vanwege een volk dat hen niet baat, niet voor hulp, niet voor baat, maar tot schaamte en ook tot smaad.
6 Een last over de beesten van de NegevNegev = zuiderland.
In een land van benauwdheid en beklemming, van de ouder leeuw en de langmanige leeuw, van de pof-adder en de brandende, vliegende slang dragen zij hun vermogen op de schouder van veulens en hun schatten op bulten van kamelen, op verzoek van een volk dat hen niet zal baten.
7 En EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) is zinloosheid en zij zullen met niets helpen. Daarom roep Ik tot deze: Dat zij ophouden met hun vermetelheid.
8 Kom nu, schrijf het op een plaat voor hen en teken het op op een boekrol en het zal worden voor een latere dag, voor de toekomst, tot aan de aion.
9 Want het is een volk van rebellie, zonen van huichelachtigheden, zonen die niet willen luisteren naar de wet van JAHWEH,
10 die zeggen tot de zieners: Jullie zullen niet zien, en tot de visioenzieners: Jullie zullen voor ons geen correctheden waarnemen. Spreekt tot ons gladde woorden, neemt futiliteiten waar.
11 Trekt je terug vanaf de weg! Buigt af vanaf het pad! Doet de Heilige van IsraëlIsraël = strijder van God van ons ophouden vanaf onze aangezichten!
12 Daarom, zo zegt de Heilige van IsraëlIsraël = strijder van God, omdat jullie dit woord verworpen hebben en jullie vertrouwen in afpersing en afwijking, en jullie er op leunen,
13 daarom zal over jullie deze verdorvenheid komen, als een bres die valt, een uitstoting in een onneembare muur, waarvan haar breking plotseling, in een ogenblik, komt.
14 En haar breken is als de breking van een kruik van een pottenbakker, die kapotgeslagen wordt, die niet gespaard wordt en er zal niets gevonden worden in zijn brokstukken, geen potscherf om vuur te harken vanaf de gloeiende haard en om water te scheppen vanaf een poel.
15 Want zo zegt mijn Heer JAHWEH, de Heilige van IsraëlIsraël = strijder van God: In terugkeer en rust zullen jullie gered worden. In rustig zijn en in vertrouwen zal jullie macht zijn; maar jullie willen niet.
16 En jullie zeggen: Nee, want wij zullen vluchten op een paard. Vanwege dit zullen jullie vluchten. En op een snel beest zullen wij rijden. Vanwege dit zullen jullie achtervolgers snel zijn.
17 Duizend vanaf het aangezicht van de dreiging van één. Vanaf het aangezicht van de dreiging van vijf zullen jullie vluchten, tot wanneer jullie achtergelaten worden als de mast op de top van de berg en als het vaandel op de heuvel.
18 En daarom talmt JAHWEH, om jullie genadig te zijn, en daarom verheft Hij Zich om over jullie mededogen te betonen, want JAHWEH is Elohim van oordeel. Gelukkig zijn allen die voor Hem talmen.
19 Want een volk zal wonen in SionSion = ruïne - verdorde plaats - een verschroeide plaats - verheven ; in JeruzalemJeruzalem = stad van ( de god) Salem - (hebreeuws) vredestichting zullen jullie niet huilen, niet huilen. Hij zal jou genadig zijn, ja genadig zijn bij het geluid van jouw uitschreeuwen. Wanneer Hij hoort, antwoordt Hij jou.
20 En mijn Heer geeft aan jullie brood van benauwdheid en water van verdrukking. Maar jouw onderrichters zullen niet nog ingeperkt worden en jullie ogen zullen jouw onderrichters zien.
21 En jouw oren zullen vanaf achter jou een woord horen, zeggend: Dit is de weg, gaat er in, wanneer jullie rechts gaan en wanneer jullie links gaan.
22 En jullie verontreinigen de overtrek van jouw zilveren beeldsnijwerken en het vest van jouw gegoten gouden beeld. Jullie zullen ze weggooien zoals de menstruatielap. Ga weg, zal jij er tegen zeggen!
23 En Hij geeft regen voor jouw zaad waarmee jij de grond zal bezaaien, en brood van de opbrengst van de grond. En jouw veebezit is geolied en voedzaam en het zal grazen in die dag dat de weidegrond ruim is.
24 En de huisdieren en de veulens die de grond dienen, zullen gezuurd voer eten dat gewannen is met de wanschep en met de wanvork.
25 En het zal zijn op elke verheven berg en op elke opgeheven heuvel: beekjes, geulen van water, in de dag van de immense doding, bij het vallen van de torens.
26 En het licht van de maneschijn zal zijn als het licht van de zonneschijn, en het licht van de zonneschijn zal zijn zevenvoudig zijn, als het licht van zeven dagen, in de dag dat JAHWEH de gebrokenheid van Zijn volk verbindt en Hij de beschadiging van Zijn slag zal genezen.
27 Aanschouw, de Naam van JAHWEH komt van ver, Zijn boosheid verterend met een zware last. Zijn lippen zijn vol van verontwaardiging en Zijn tong is als een verslindend vuur.
28 En Zijn geest is als een overstromende wadi, die verdeelt tot aan de hals, om naties te wuiven met een gewuif van ruïnering en met een toom dat doet afdwalen op de wangen van volken.
29 Er zal voor jullie een lied zijn, als in de nacht, wanneer een feestviering geheiligd wordt, en een vreugde van het hart wanneer zij met de fluit gaan, komend op de Berg van JAHWEH, tot de Rots van IsraëlIsraël = strijder van God.
30 En JAHWEH doet de pracht van Zijn stem horen en het rusten van Zijn arm zal Hij tonen door de turbulentie van boosheid en de verslindende gloed van vuur, een verbrijzeling en storm en hagelstenen.
31 Want vanaf de stem van JAHWEH zal AssurAssur = vlakte ongedaan gemaakt worden, met de knuppel zal Hij neerslaan.
32 En het zal zijn bij passering van de gefundeerde roede, die JAHWEH op hem zal doen rusten, met tamboerijnen en met harpen zal zijn, dat Hij in veldslagen van wuiven tegen hen vecht.
33 Want TofetTofet = brandstapel is sinds gisteren gerangschikt, het is zelfs voor de koning voorbereid. Hij maakt haar stapel diep en ruim voor het vuur en veel hout. De adem van JAHWEH, als een wadi van zwavel, verteert haar.

Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 31
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.