Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jesaja
Hoofdstuk 44

Jesaja trad op van ca. 750 tot ca. 700 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)


1 En nu hoor, JakobJakob = hielenlichter, Mijn dienaar, en IsraëlIsraël = strijder van God, die Ik koos.
2 Zo zegt JAHWEH, jouw Maker, en jouw Vormgever vanaf de buik, Die jou zal helpen: Het moet niet zo zijn dat jij JakobJakob = hielenlichter vreest en JesurunJesurun = de oprechte , die Ik koos.
3 Want Ik zal water uitgieten op de dorstige en overstromingen op het droge. Ik zal Mijn Geest uitgieten op jouw zaad en Mijn zegen op jouw nakomelingen.
4 En zij ontspruiten tussen het gras, als oleanders op geulen van water.
5 Deze zal zeggen: Ik behoor tot JAHWEH en deze zal roepen in de naam van JakobJakob = hielenlichter. En deze zal schrijven op zijn hand: Van JAHWEH, en hij zal zichzelf betitelen in de naam van IsraëlIsraël = strijder van God.
6 Zo zegt JAHWEH, Koning van IsraëlIsraël = strijder van God en Zijn schuld inlossende Verwant, JAHWEH van legermachten: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste en afgezien van Mij is er geen Elohim. En toen ik Hem waarnam*, viel ik als dood aan Zijn °voeten en Hij plaatst* Zijn °rechterhand op mij, zeggende: Vrees niet, Ik ben de Eerste en de Laatste (SW)[Openb. 1:17]
7 En wie is zoals Ik? Laat hem uitroepen en het vertellen! En hij zal het voor Mij rangschikken vanaf de tijd dat Ik Mijn aionisch volk plaatste en de aankomende dingen. En de dingen die zullen komen, zij zullen het hen vertellen.
8 Het moet niet zo zijn dat jullie bang zijn en het moet niet zo zijn dat jullie vrezen. Heb Ik het niet vanaf toen aan jou aangekondigd en verteld? En jullie zijn Mijn getuigen: Is er een Eloah afgezien van Mij? Want er is er geen Rots! Ik ken helemaal niet.
9 De vormgevers van beeldsnijwerk, allen van hen zijn ondoeltreffend. En die door hen begeerd worden, zij baten helemaal niet. En zij zijn hun getuigen. Zij zien helemaal niet en weten helemaal niet, opdat zij beschaamd zullen staan.
10 Wie geeft een el*1) vorm en fabriceert beeldsnijwerk zodat het niet baat?
11 Aanschouw, al zijn deelgenoten zullen beschaamd staan. En vakmannen? Zij zijn uit de mens. Zij zullen bijeengeroepen worden, allen van hen; zij zullen staan, zij zullen bang zijn, zij zullen tezamen beschaamd staan.
12 De vakman van ijzer maakt een holle bijl en hij verricht in de kolen. En hij geeft er vorm aan met hamers en hij verricht hem met de energie van zijn arm. Ook hij heeft honger en er is geen energie; hij drinkt geen water en hij valt flauw.
13 De vakman van het hout strekt zijn meetlint uit en hij tekent hem af met rode oker. Hij maakt hem met gutsen en met de passer. En hij tekent hem af en hij maakt hem zoals het model van een man, zoals de schoonheid van een mens, om in een huis te wonen.
14 Hij hakt ceders om voor hemzelf. Hij neemt een jeneverbesboom en een eik. En hij maakt hem stevig. Te midden van de bomen van het woud plantte hij een laurierboom en de stortbui deed hem groeien.
15 En hij is voor een mens om te verteren. En hij neemt van hen en hij verwarmt zich. Inderdaad, hij doet het ontbranden en hij bakt brood. Inderdaad, hij fabriceert een el*1) en hij aanbidt die. Hij maakt hem een beeldsnijwerk en hij valt voor hem neer.
16 De helft er van verbrandt hij in het vuur en op deze helft eet hij vlees. Hij roostert een braadstuk en hij wordt verzadigd. Inderdaad, hij warmt zich en hij zegt: Aha, ik word warm, ik zie licht!
17 En het restant maakt hij tot een el*1), tot zijn beeldsnijwerk. Hij valt voor hem neer en hij aanbidt. En hij bidt tot hem en zegt: Red mij, want u bent mijn elohim!
18 Zij weten niet en zij begrijpen niet, want Hij heeft hun ogen gepleisterd, zodat ze niet zien, hun harten geen intelligentie hebben.
19 En niemand doet terugkeren naar zijn hart en er is geen kennis en geen verstand dat zegt: De helft er van verbrandde ik in vuur, en inderdaad, ik bakte brood op zijn gloeiend houtskool, ik rooster vlees en ik eet. En van het restant zal ik een afschuwelijkheid maken; voor een uiteenvallend blok hout val ik neer.
20 Wiens hart op as graast is misleid; het doet hem afbuigen en hij redt zijn ziel niet uit. En zegt hij niet: Is dit geen onwaarheid in mijn rechterhand?
21 Gedenk deze dingen, JakobJakob = hielenlichter en IsraëlIsraël = strijder van God, want jij bent Mijn dienaar. Ik gaf jou vorm, jij bent een dienaar voor Mij, IsraëlIsraël = strijder van God. Jij zal door Mij niet vergeten worden.
22 Ik wiste jouw overtredingen uit als de dichte nevel en als de wolk jouw zonden. Keer tot Mij terug, want Ik loste jouw schuld in.
23 Jubelt, hemelen, want JAHWEH deed het! Juicht, onderste delen van de aarde! Breekm uit in gejubel, bergen, woud en elke boom daarin. Want JAHWEH loste de schuld van JakobJakob = hielenlichter in; en in IsraëlIsraël = strijder van God zal Hij Zijn schoonheid tonen.
24 Zo zegt JAHWEH, jouw schuld inlossende Verwant en jouw Vormgever vanaf de buik: Ik ben JAHWEH, Maker van alles, Die alleen voor Mijzelf de hemelen uitstrekt, Die de aarde uitstampt. Wie was met Mij?
25 Die de tekenen van uitvinders annuleert en waarzeggers doet Hij raaskallen, Die de wijzen achterwaarts doet terugkeren en hun kennis onverstandig maakt, Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de redetwister van van deze °aion? Maakt* °God de wijsheid van de wereld niet tot dwaasheid? (SW)[1Kor. 1:20]
26 het woord van Zijn dienaar bevestigend en de beraadslaging van Zijn boodschappers uitvoert; Die tot JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter zegt: Zij zal bewoond worden, en tot de steden van JudaJuda = lof - geprezen : Zij zullen gebouwd worden en haar verlaten plaatsen zal Ik oprichten,
27 Die tot de schimmige diepte zegt: Word drooggelegd, want Ik zal jouw rivieren doen opdrogen!
28 Die tot CyrusCyrus (of Kores) = herder of zon zegt: Mijn herder! Want hij zal al Mijn verlangen uitvoeren, tot JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter zeggend: Zij zal gebouwd worden en de tempel: Zij zal gefundeerd worden. Zo zegt Cyrus, koning van Perzië: Alle koninkrijken van het land gaf JAHWEH, Elohim van de hemelen, aan mij. En Hij droeg mij op voor Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda is. Ieder onder jullie van heel Zijn volk, JAHWEH, zijn Elohim, zij met hem. En hij zal op gaan. (SW) [2Kron. 36:23]

1 - el - hier niet een lengtemaat, maar (met een kleine letter e) een aanduiding voor één van de vele afgoden. Met een hoofdletter E de exclusieve titel van de Vader.

Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 45
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.