Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Het vierde boek van de Psalmen
Psalm 106

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 Lofprijst Jah! Juicht JAHWEH toe, want Hij is goed. Want Zijn vriendelijkheid is voor de aion.
2 Wie zal de machtige daden van JAHWEH uitspreken of al Zijn lofprijzing doen horen?
3 Blij zijn zij die het oordeel in acht nemen, rechtvaardigheid doende in alle tijd.
4 Gedenk mij, JAHWEH, in Uw welbehagen van Uw volk, merk mij op in Uw redding,
5 om te zien naar het goede van Uw uitverkorenen, om zich te verheugen in de vreugde van Uw natie, om te lofprijzen met Uw lotbezit.
6 Wij zondigden met onze vaders, wij handelden verdorven, wij handelden slecht.
7 Onze vaders, in EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), overpeinsden niet Uw wonderbaarlijke werken, zij gedachten niet de veelheid van Uw vriendelijkheden en zij waren rebelleerden bij de zee, de Zee van het Rietgras. 10 En Farao kwam naderbij en de zonen van Israël slaan hun ogen op, en zie!, Egyptenaren die achter hen aan reizen! En zij zijn buitengewoon bang en de zonen van Israël roepen tot JAHWEH.
11 En zij zeggen tot Mozes: Is er geen gebrek aan graven in Egypte? Jij nam ons mee om te sterven in de wildernis! Waarom deed jij ons dit aan door ons uit te leiden uit Egypte?
12 Is dit niet het woord dat wij in Egypte tot jou spraken, zeggend: Laat ons met rust, en wij zullen de Egyptenaren dienen! Want het is beter voor ons de Egyptenaren te dienen dan dat wij sterven in de wildernis (SW)
[Exo. 14:10-12]

8 En Hij redde hen omwille van Zijn Naam, om Zijn macht bekend te maken.
9 En Hij berispte de Zee van het Rietgras en die werd drooggelegd en Hij deed hen door de waterdiepten gaan als door de wildernis.
10 En Hij redde hen uit de hand van die hen haatte en Hij verloste hen uit de hand van hun vijand.
11 En de wateren bedekten hun benauwers. Niet één van hen resteerde.
12 En zij geloofden in Zijn woorden; zij zongen Zijn lofprijzing. En Israël ziet de grote hand waarmee JAHWEH optrad tegen de Egyptenaren. En het volk vreest JAHWEH en zij geloven in JAHWEH en in Mozes, Zijn dienaar. (SW)[Exo. 14:31] 1 Dan zingt Mozes met de zonen van Israël dit lied en zij spreken, zeggend: Ik zal zingen tot JAHWEH, want Hij is zeer verheven. Het paard en zijn ruiter wierp Hij in de zee.
2 Yah is mijn kracht en melodie, en Hij wordt voor mij tot redding, deze is mijn El. En ik zal Hem vereren. Hij is de Elohim van mijn vader en Ik zal Hem verhogen!
3 JAHWEH is een Man van oorlog. JAHWEH is Zijn Naam. (SW)
[Exo. 15:1-3]

13 Zij maakten haast om Zijn daden te vergeten, ze talmden niet om Zijn raadgeving.
14 En zij hunkerden met hunkering in de wildernis en zij beproefden El in de troosteloosheid.
15 En Hij gaf aan hen hun verzoek en Hij zond schraalheid in hun ziel. 4 En de verzamelde verzameling die onder hen was, verlangde met een verlangen en zij keren terug. En opnieuw klagen de zonen van Israël, en zij zeggen: Wie zal ons vlees te eten geven?
5 Wij herinneren ons de vis die wij gratis in Egypte aten, de komkommers en de meloenen, de prei en de uien en de knoflook.
6 En nu is onze ziel droog. Er is niets anders dan het manna voor onze ogen (SW)
[Num. 11:4-6]

16 En zij werden jaloers op MozesMozes = uit het water halen - getrokken - doen vergeten in de legerplaats en op AäronAäron = lichtbrenger, de heilige van JAHWEH.
17 En de aarde opende zich en verzwolg DatanDatan = tot een fontein behorend en zij bedekte de vergadering van AbiramAbiram = mijn vader is verheven of (de) Verhevene is (mijn) vader.
18 En vuur verteerde in hun vergadering, een vuurgloed zette de slechten in lichterlaaie. 1 En Korach, zoon van Izhar, zoon van Kahath, zoon van Levi, en Dathan en Abiram, zonen van Eliab, en On, zoon van Peleth, zonen van Ruben,
2 staan op voor het aangezicht van Mozes met tweehonderd en vijftig stervelingen van de zonen van Israël, prinsen van de vergadering, genoemden voor de afspraak, stervelingen van naam,
3 En zij verzamelen zich tegen Mozes en tegen Aäron en zij zeggen tot hen: Genoeg jullie! Want heel de vergadering, allen, zijn heiligen, en in hun midden is JAHWEH. En waarom verheffen jullie jezelf boven de bijeenkomt van JAHWEH?
4 En Mozes hoort het en hij valt op zijn gezicht. (SW)
[Num. 16:1-4]

19 Zij maakten een kalf bij HorebHoreb = woestijn en zij bogen zich neer voor het gegoten beeld. 2 En Aäron zegt tot hen: Breekt de gouden hangers af die in de oren van jullie vrouwen, jullie zonen en jullie dochters zijn, en brengt ze bij mij.
3 En heel het volk breekt de gouden hangers af die in hun oren zijn en zij brengen ze naar Aäron.
4 En hij neemt ze uit hun hand en hij vormt ze met een griffel en maakte er een gesmolten kalf van. En zij zeggen: Deze zijn jouw elohim, Israël, die jullie uit het land van Egypte brachten.
5 En Aäron ziet het en hij bouwt er een altaar voor. En Aäron roept en hij zegt: Morgen is er een feest voor JAHWEH! (SW)
[Exo. 32: ]

20 En zij veranderden hun Heerlijkheid in het model van een stier die kruid eet.
21 Zij vergaten El, Die hen redde, Die grote daden deed in EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn),
22 wonderbaarlijke werken in het land van ChamCham = heet, vreeswekkende daden bij de Zee van het Rietgras.
23 En Hij zei dat Hij hen zou uitroeien, indien niet MozesMozes = uit het water halen - getrokken - doen vergeten, Zijn uitverkorene, in de bres stond voor Zijn aangezicht om Zijn woede te doen terugkeren van het brengen van verderf.
24 En zij verwierpen het begeerlijke land, zij geloofden niet in Zijn woord.
25 En zij beklaagden zich in hun tenten, zij luisterden niet naar de stem van JAHWEH.
26 En Hij hief Zijn hand op tegen hen, om hen te doen vallen in de wildernis, 2 En alle zonen van Israël mopperen tegen Mozes en tegen Aäron. En heel de vergadering zegt tot hen: O, dat we stierven in het land van Egypte of o, dat we stierven in deze wildernis.
3 En waarom brengt JAHWEH ons naar dit land? Om door het zwaard te vallen? Onze vrouwen en onze peuters zullen tot roof worden. Is het niet beter voor ons om terug te keren naar Egypte?
4 En zij zeggen, elk tot zijn broeder: Wij zullen een leider aanstellen en wij zullen terugkeren naar Egypte.
5 En Mozes en Aäron vallen op hun gezicht voor het aangezicht van heel de bijeenkomst van de vergadering van de zonen van Israël. (SW)
[Num. 14:2-5]

27 en om hun zaad te doen vallen in de naties en hen in de landen weg te gooien. En Ik zal jullie ziften onder de naties en Ik zal een zwaard achter jullie uit de schede trekken. En in jullie land komt een verwoesting en jullie steden zullen verlaten worden. (SW) [Lev. 26:33]
28 En zij koppelden zich vast aan Baäl-PeorBaäl-Peor = heer van de bres en zij aten slachtoffers van dodendoden: waarschijnlijk wordt hier gedoeld op afgoden .
29 En zij tergden Hem door hun handelingen en een plaag brak uit onder hen.
30 En PhinechasPhinechas (of Pinehas) = koperen opening stond op en hij bemiddelde en de plaag werd beteugeld.
31 En het werd hem gerekend tot rechtvaardigheid, van generatie tot generatie, tot aan de aion. 11 Finehas, zoon van Eleazar, zoon van Aäron, keerde Mijn furie weg van de zonen van Israël in zijn vurigheid voor Mijn jaloersheid in hun midden. Daarom maakte Ik in Mijn jaloersheid geen einde aan de zonen van Israël.
12 Zeg daarom: Zie Mij aan hem Mijn verbond van vrede geven. (SW)
[Num. 25:11,12]

32 En zij deden driftig zijn bij de wateren van MeribaMeriba = strijd of twist, en het was kwaad voor MozesMozes = uit het water halen - getrokken - doen vergeten vanwege hen. 10 En Mozes en Aäron brengen de bijeenkomst bij elkaar voor de rots en hij zegt tot hen: Luister, alstublieft, opstandigen, vanuit deze rots zullen wij voor jullie water voortbrengen.
11 En Mozes heft zijn hand op en hij slaat de rots met zijn staf, twee maal, en er komt veel water uit. En de vergadering en hun vee drinken.
12 En JAHWEH zegt tot Mozes en tot Aäron: Omdat jullie niet in Mij geloofden om Mij te heiligen voor de ogen van de zonen van Israël, daarom zal Ik deze vergadering niet in het land brengen dat Ik aan hen geef (SW)
[Num. 20:10-12]

33 Want zij provoceerden zijn geest en hij praatte met zijn lippen.
34 Zij roeiden de volken niet uit die JAHWEH hen had gezegd.
35 En zij vermengden zich met de naties en zij leerden hun daden.
36 En zij dienden hun afgodsbeelden en die waren voor hen tot valstrik. 1 En een boodschapper van JAHWEH trekt op van Gilgal naar Bochim en hij zegt: Ik breng jullie op van Egypte en Ik breng jullie naar het land dat Ik zwoer aan jullie vaders en Ik zeg: Ik zal Mijn verbond met jullie niet teniet doen voor de aion.
2 En jullie, jullie snijden geen verbond met die in dit land verblijven - hun altaren zullen jullie afbreken; maar jullie luisterden niet naar Mijn stem. Waarom deden jullie dit?
3 En bovendien zei Ik: Ik zal hen niet van voor jullie aangezicht verdrijven, en zij werden voor jullie tot tegenstanders, en hun elohim zullen voor jullie tot een val worden. (SW)
[Richt. 2:1-3]

37 En zij offerden hun zonen en hun dochters aan de demonen. En zij doen hun zonen en hun dochters door het vuur gaan en zij voorspellen voorspellingen en zij praktiseren wichelarij en zij verkopen zichzelf om het kwade te doen in de ogen van JAHWEH, Zijn ergernis opwekkend (SW)[2Kon. 17:17]
38 En zij vergoten onschuldig bloed, bloed van hun zonen en van hun dochters, die zij aan de afgodsbeelden van KanaänKanaän = purper (-land) offerden en het land werd verontreinigd door het bloedvergieten. En jullie zullen het land waarin jullie zijn niet vervuilen, want het bloed vervuilt het land. En voor wat het land betreft: er zal geen bedekking gemaakt worden voor het bloed dat er in vergoten wordt, behalve door het bloed van die het vergoot. (SW)[Num. 35:33]
39 En zij verontreinigden zich door hun daden en zij bedreven ontucht door hun handelingen.
40 En JAHWEH was heet van boosheid tegen Zijn volk en Hij verafschuwde Zijn lotbezit.
41 En Hij gaf hen in de hand van naties en hun haters heersten over hen.
42 En hun vijanden verdrukten hen en zij werden onderdanig gemaakt onder hun hand.
43 Vele keren redde Hij hen uit, en zij, zij rebelleerden in hun beraadslaging en zij werden gereduceerd in hun verdorvenheid.
44 En Hij zag naar hen om in hun benauwdheid, bij het horen van hun dringend beroep.
45 En Hij gedacht voor hen Zijn verbond en Hij had spijt, naar de veelheid van Zijn vriendelijkheid.
46 En Hij gaf hen over aan mededogen voor het aangezicht van allen die hen krijgsgevangen namen.
47 Red ons, JAHWEH, onze Elohim, en roep ons bijeen vanaf de naties, om de Naam van heiligheid toe te juichen, om te triomferen in Uw lofprijzing.
48 Gezegend zij JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God, vanaf de aion tot aan de aion. En heel het volk zegt: "Amen!" Lofprijst Jah.

Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 107
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinde zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.