Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Het derde boek van de Psalmen
Psalm 78

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 Een overweging van AsafAsaf = (Jah) voegt toe, of: verzamelt.
Geef gehoor, mijn volk, naar mijn wet, strek jullie oor uit naar de gezegden van mijn mond.
2 Ik zal mijn mond openen met een spreekwoord, ik zal raadsels van vroeger uitspreken, opdat het door de profeet verklaarde vervuld zou worden, zeggende: Ik zal Mijn °mond openen in gelijkenissen. Ik zal voortbrengen het verborgen zijnde van de nederwerping van de wereld (SW)[Matt 13:35]
3 die wij hoorden en die wij kenden, want onze vaders verhaalden ze tot ons.
4 Wij zullen ze niet onderdrukken voor hun zonen, aan de generaties daarna de lofprijzingen van JAHWEH verhalend en van Zijn sterkte en Zijn wonderbaarlijke werken die Hij deed.
5 En Hij richtte een getuigenis op in JakobJakob = hielenlichter en in IsraëlIsraël = strijder van God plaatste Hij een wet, die Hij als instructie gaf aan onze vaders om ze bekend te maken aan hun zonen,
6 opdat de generatie daarna het zal weten. Zonen zullen geboren worden. Zij zullen opstaan, zij zullen het verhalen aan hun zonen.
7 En zij zullen in Elohim hun toeverlaat plaatsen en zij zullen de activiteiten van El niet vergeten en Zijn instructies zullen zij bewaren.
8 En zij zullen niet zijn als hun vaders, een koppig en rebellerend zijnde generatie, een generatie die zijn hart niet vestigde en van wie de geest niet trouw was aan El.
9 De zonen van EfraïmEfraïm = dubbel vruchtbaar, gewapende heffers van de boog, keerden om in de dag van de aanval.
10 Zij bewaarden het verbond van Elohim niet en zij weigerden te gaan naar Zijn wet.
11 En zij vergaten Zijn activiteiten en Zijn wonderbaarlijke werken die Hij hen toonde.
12 Voor de ogen van hun vaders deed Hij een wonderbaarlijkheid in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov, de witte woestijn), in het veld van SoanSoan = plaats van vertrek.
13 Hij spleet de zee en Hij deed hen oversteken en Hij deed de wateren zich opstellen als een waterhoos. 21 En Mozes strekt zijn hand uit over de zee. En JAHWEH bracht een sterke oostenwind over de zee, heel de nacht. En Hij maakt de zee tot drooggelegd gebied en de wateren worden gespleten.
22 En de zonen van Israël gaan in het midden van de zee op de droge grond. En de wateren waren voor hen een muur, aan hun rechterkant en aan hun linkerkant. (SW)
[Exo. 14:21,22]

14 En Hij gidste hen overdag in de wolk en heel de nacht in een licht van vuur. 21 En JAHWEH gaat voor hun aangezicht bij dag in een rookkolom, om hen te leiden op de weg, en s nachts in een vuurkolom om hen licht te geven, om dag en nacht te gaan.
22 En Hij verwijderde de rookkolom bij dag en de vuurkolom bij nacht niet voor het aangezicht van het volk. (SW)
[Exo. 13:21,22]

15 Hij spleet de rotsen in de wildernis en Hij gaf hen te drinken, als uit immense waterdiepten.
16 En Hij deed vloeden uitgaan uit een steile rots en Hij deed water neerdalen als rivieren. 4 En Mozes roept tot JAHWEH, zeggend: Wat zal ik voor dit volk doen? Een beetje verder en ze stenigen mij!
5 En JAHWEH zegt tot Mozes: Ga langs het aangezicht van het volk en neem met jou van de ouden van Israël mee. En neem jouw staf, waarmee jij de Nijl sloeg, in jouw hand en ga.
6 Zie Mij daar staan voor jullie aangezichten bij de rots in Horeb en sla de rots, en er komt water uit en het volk drinkt. En Mozes doet dat voor de ogen van de ouden van Israël. (SW)
[Exo. 17:4-6]

17 Maar zij gingen voort met zondigen tegen Hem, met rebelleren tegen de Allerhoogste in de dorre plaats.
18 En zij beproefden El in hun hart door voedsel te vragen voor hun ziel.
19 En zij spraken tegen Elohim. Zij zeiden: "Kan El een tafel rangschikken in de wildernis?
20 Aanschouw! Hij sloeg een rots en wateren gutsten er uit en waterlopen stroomden over. Maar kan Hij ook brood geven of zal Hij vlees bereiden voor Zijn volk?"
21 Daarom hoorde JAHWEH en Hij ontstak in woede en een vuur ontbrandde in JakobJakob = hielenlichter en ook ging boosheid op tegen IsraëlIsraël = strijder van God.
22 Want zij geloofden niet in Elohim en zij vertrouwden niet in Zijn redding.
23 En Hij gaf de luchten instructies vanaf boven en Hij opende de dubbele deuren van de hemelen.
24 En Hij deed manna op hen regenen om te eten en Hij gaf hen graan van de hemelen. 15 En de zonen van Israël zien het, en zij zeggen, iedere man tot zijn broeder: Wat is dit? Want zij wisten niet wat dit was. En Mozes zegt tot hen: Het is het brood dat JAHWEH aan jullie tot voedsel geeft.
16 Dit is het waarover JAHWEH opdroeg: Pakt er van op naar mate een man kan eten, een omer per hoofd, naar het aantal van jullie zielen, iedere man voor wie in zijn tent is. (SW)
[Exo. 16:14,15]

25 Een ieder at brood van de stoeren. Hij zond aan hen proviand, tot verzadiging.
26 Hij deed een oostenwind reizen in de hemelen en door Zijn sterkte dreef Hij de zuidenwind voort.
27 En Hij deed op hen vlees regenen als de losse aarde en wat vliegt met een vleugel als het zand van de zeeën.
28 En Hij deed hen neervallen, midden in Zijn legerplaats, rondom Zijn verblijfplaatsen.
29 En zij aten en zij werden uitermate verzadigd en Hij bracht hen hun hunkering.
30 Zij waren niet vervreemd van hun hunkering; hun voedsel was nog in hun mond
31 toen de boosheid van Elohim op ging tegen hen en Hij de welgedanen van hen doodde en Hij de uitgekozenen van IsraëlIsraël = strijder van God deed neerbuigen.
32 Ondanks dit alles zondigden zij nog en geloofden zij niet in Zijn wonderbaarlijke werken.
33 Daarom beëindigde Hij hun dagen in zinloosheid en hun jaren in paniek.
34 Wanneer Hij hen doodde, dan zochten zij Hem ernstig en keerden zij terug en zochten zij El vroeg.
35 En zij gedachten dat Elohim hun Rots is, en El, de Allerhoogste, hun schuld inlossende Verwant.
36 En zij verlokten Hem met hun mond en zij logen tot Hem met hun tong.
37 En hun hart was niet bij Hem gevestigd en zij waren niet trouw aan Zijn verbond. Voor jou is geen deel of lot in deze zaak, want dit hart van jou is niet goed geplaatst voor God (SW). [Hand. 8:21]
38 Maar Hij had mededogen. Hij maakte een beschutting voor verdorvenheid en Hij bracht geen verderf. En Hij vermeerderde om Zijn boosheid te doen terugkeren en Hij maakte niet al Zijn woede wakker.
39 En Hij gedacht dat zij vlees zijn, een wind die gaat en niet terugkeert.
40 Hoe vaak weerstonden zij Hem in de wildernis! Zij griefden Hem in de troosteloosheid.
41 En zij keerden terug en zij beproefden El en zij markeerden de Heilige van IsraëlIsraël = strijder van God.
42 Zij gedachten niet Zijn hand, de dag dat Hij hen vrijkocht van de benauwer,
43 Zijn tekenen, die Hij plaatste in EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov, de witte woestijn), en Zijn wonderen, in het veld van SoanSoan = plaats van vertrek.
44 En Hij keerde hun waterwegen om tot bloed en zij dronken helemaal niet van hun stromen. En Mozes en Aäron doen zo, zoals JAHWEH opdroeg. Hij houdt de staf hoog en hij slaat de wateren die in de Nijl zijn voor de ogen van Farao en voor de ogen van zijn dienaren. En al de wateren die in de Nijl zijn worden in bloed veranderd. (SW) [Exo. 7:20]
45 Hij zond onder hen een mengelmoes van vliegen, die hen verslond, en kikkers, die hen ruïneerden. 20 En JAHWEH zegt tot Mozes: Sta vroeg in de morgen op en plaats jezelf voor het aangezicht van Farao. Zie! Hij gaat uit naar het water. En jij, zeg dit tot hem: JAHWEH zegt: Zendt Mijn volk weg en zij zullen Mij dienen!
21 Want indien jij Mijn volk niet wegzendt, zie!, Ik zal op jou en op jouw dienaren en op jouw volk en in jouw huizen een mengeling van vliegen zenden. De huizen van Egypte zijn vol van de mengeling van vliegen, en zelfs de grond waarop ze zijn.
22 En Ik zal in die dag een onderscheid maken voor het land van Goshen, waarop Mijn volk staat, zodat daar de mengeling van vliegen niet komt, zodat jij zal weten dat Ik, JAHWEH, in het land ben.
23 En Ik plaats een losprijs tussen Mijn volk en tussen jouw volk. Morgen zal dit teken gebeuren.
24 En dat deed JAHWEH. En er kwam een zware mengeling van vliegen naar het huis van Farao en naar het huis van zijn dienaren en in heel het land van Egypte. En het land wordt verwoest door de aanwezigheid van de mengeling van vliegen. (SW)
[Exo. 8:20-24]
1 En JAHWEH zegt tot Mozes: Ga binnen bij Farao en zeg tot hem: Zo zegt JAHWEH. Zendt Mijn volk weg en zij zullen Mij dienen!
2 En indien jij weigert ze weg te zenden, zie!, Ik sla al jouw grensland met kikkers.
3 En de Nijl zal krioelen van kikkers. En zij komen er uit en ze gaan in jouw huis en in jouw slaapkamer en op jouw sofa en in het huis van jouw dienaren en van jouw volk en in jouw ovens en in jouw gerezen deeg.
4 En op jou en op jouw volk en op al jouw dienaren zullen de kikkers komen.
5 En JAHWEH zegt tot Mozes: Zeg tot Aäron: Strek jouw hand, met jouw staf er in, uit over de stromen, over de waterwegen en over de vijvers en breng de kikkers over het land van Egypte!
6 En Aäron strekt zijn hand uit over de wateren van Egypte en de kikker komt op en bedekt het land van Egypte. (SW)
[Exo. 8:1-6]

46 En Hij gaf hun gewassen over aan de kever en hun arbeid aan de sprinkhaan. 12 En JAHWEH zegt tot Mozes: Strek jouw hand uit over het land van Egypte om de sprinkhaan. En hij zal opkomen over het land van Egypte en hij zal al het groenvoer van het land verslinden, al wat de hagel over liet.
13 En Mozes strekt zijn staf uit over het land van Egypte en JAHWEH dreef een oostenwind over het land, heel de dag en heel de nacht. De morgen kwam en de oostenwind droeg de sprinkhaan.
14 En de sprinkhaan komt op over heel het land van Egypte en hij zet zich neer binnen heel het grensland van Egypte, buitengewoon zwaar. Voordien kwam de sprinkhaan zoals deze niet, en na hem zal hij zo niet komen.
15 En hij bedekt het oog van heel het land en het land wordt verduisterd. En hij verslindt al het groenvoer van het land en alle vruchten van de boom die de hagel over liet. En er werd geen enkel groen aan de boom over gelaten of van het groenvoer van het veld in heel het land van Egypte. (SW)
[Exo. 10:12-15]

47 Hij doodde hun wijnstok met de hagel en hun moerbeibomen door de ijzel. 22 En JAHWEH zegt tot Mozes: Strek jouw hand uit naar de hemelen en er zal hagel komen in heel het land van Egypte, over de mens en over het beest en over al het groenvoer in het veld van het land van Egypte.
23 En Mozes strekt zijn staf uit naar de hemelen en JAHWEH gaf geluiden en hagel, en er gaat vuur naar het land en JAHWEH doet hagel regenen op het land van Egypte.
24 En er komt hagel, en vuur neemt haar baan te midden van de hagel, buitengewoon zwaar, zoals het niet was in heel het land van Egypte sinds het tot een natie werd.
25 En de hagel sloeg, in heel het land van Egypte, allen die in het veld waren, van mens tot beest. En al het groenvoer van het veld sloeg de hagel, en iedere boom van het veld brak hij. (SW)
[Exo. 9:22-25]

48 En Hij leverde hun veestapel uit aan de hagel en hun veebezit aan de siroccos*1).
49 En Hij zond onder hen de hitte van Zijn boosheid, razernij en verontwaardiging, een zending van boodschappers van kwaden.
50 Hij baant een spoor voor Zijn boosheid. Hij hield hun ziel niet terug van de dood, en hun leven leverde Hij uit aan de pest.
51 En Hij sloeg elke eerstgeborene in EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov, de witte woestijn) neer, het begin van viriliteit in de tenten van ChamCham = heet of zwart. En het gebeurt midden in de nacht dat JAHWEH iedere eerstgeborene van Egypte sloeg, van de eerstgeborene van Farao, die op zijn troon zal zitten, tot de eerstgeborene van de gevangene die in het huis van het waterreservoir is, en elk eerstgeboren beest. (SW)[Exo. 12:29]
52 En Hij deed Zijn volk reizen als een kudde kleinvee en Hij leidde hen als een bijeengedreven kudde in de wildernis. 17 En het gebeurt, toen Farao het volk wegzond, dat Elohim hen niet leidde op de weg naar het land van de Filistijnen, dat dichtbij was. Want Elohim zei: Anders zal het volk spijt krijgen als zij hen oorlog zien voeren, en terugkeren naar Egypte.
18 En Elohim doet het volk omkeren, naar de wildernis, naar de Zee van het zeegras. En de zonen van Israël trokken in vijf delen op uit het land van Egypte.
19 En Mozes neemt de beenderen van Jozef met zich mee, want hij had de zonen van Israël laten zweren, zeggend: Elohim zal op jullie zeker bezoeken, en jullie zullen mijn beenderen met jullie van hier opbrengen.
20 En zij reizen van Succoth en zij kamperen in Etham, aan de rand van de wildernis.
21 En JAHWEH gaat voor hun aangezicht bij dag in een rookkolom, om hen te leiden op de weg, en s nachts in een vuurkolom om hen licht te geven, om dag en nacht te gaan. (SW)
[Exo. 13:17-21]

53 En Hij gidste hen met vertrouwen en zij waren niet bang, en de zee bedekte hun vijanden! 26 En JAHWEH zegt tot Mozes: Strek jouw hand uit over de zee, en de wateren zullen terugkeren over de Egyptenaren, over zijn strijdwagen en over zijn ruiters.
27 En Mozes strekt zijn hand uit over de zee en de zee keert voor de morgen terug naar haar jaarlijkse niveau en de Egyptenaren vluchtten toen ze haar ontmoetten. En JAHWEH schudt de Egyptenaren in het midden van de zee.
28 En de wateren keren terug en zij bedekken de strijdwagen en de ruiters van heel het leger van Farao, die na hen in de zee gingen. Niet één van hen bleef over. (SW)
[Exo. 14:26-28]

54 En Hij bracht hen naar het grondgebied van Zijn heiligheid. Zijn rechterhand verwierf dit gebergte. U zult hen brengen en U zult hen planten in de berg van Uw lotdeel, de plaats voor Uw verblijf. U, JAHWEH, bedacht het heiligdom van mijn Heer. Uw handen vestigden het. (SW)[Exo. 15:17]
55 En Hij verdreef naties voor hun aangezicht. En Hij deed hen het lot werpen, volgens de touwlijn van het lotbezit, en Hij deed de stammen van IsraëlIsraël = strijder van God verblijven in hun tenten. 16 En Jozua neemt al dit land: het gebergte en heel de Negev en heel het land Goshen en de lage heuvels en de vlakte, het gebergte van Israël en haar lage heuvels,
17 van de berg van Halak, die opgaat naar Seïr, tot zo ver als Baal-Gad, in de vallei van de Libanon, onder de berg Hermon. En al hun koningen nam hij in bezit en hij sloeg hen en hij brengt hen ter dood.
18 Vele dagen voerde Jozua oorlog met al deze koningen.
19 Er was geen stad die vrede maakte met de zonen van Israël, behalve de Hivieten die verblijven in Gibeon. Zij namen ze alle in door strijd,
20 want het was van JAHWEH dat hun hart versterkt was om de strijd aan te gaan met Israël, om hen te verdoemen, opdat er over hen geen genade zou komen, zodat ze uitgeroeid zouden worden, zoals JAHWEH Mozes opdroeg.
21 En Jozua trekt in die tijd uit en snijdt de Anakim af van het gebergte, van Hebron, van Debir, van Anab en van heel het gebergte van Juda en van heel het gebergte van Israël, met hun steden verdoemde Jozua hen.
22 Er waren geen Anakim over in het land van de zonen van Israël, maar zij bleven in Gaza, in Gath en in Ashdod.
23 En Jozua neemt het hele land, zoals JAHWEH sprak tot Mozes, en Jozua geeft haar als lotdeel aan Israël, naar hun toedeling, naar hun stammen. En het land rustte van de oorlog. (SW)
[Joz. 11:16-23]

56 En zij beproefden en zij rebelleerden tegen Elohim, de Allerhoogste, en zij bewaarden Zijn getuigenissen niet. 11 En de zonen van Israël doen het kwade in de ogen van JAHWEH en zij dienen de Baälim,
12 en zij verlaten JAHWEH, de Elohim van hun vaders, die hen bracht uit het land van Egypte. En zij gaan achter andere elohim van de volken die rondom hen zijn; en zij buigen zich voor hen en zij roepen de plaag van JAHWEH op.
13 En zij verlaten JAHWEH en zij dienen Baäl en Ashtaroth.
14 En de boosheid van JAHWEH wordt heet tegen Israël en Hij geeft ze in de hand van rovers, en zij beroven hen; en Hij verkoopt ze in de hand van die hun vijanden zijn van rondom. En zij zijn niet in staat nog langer te staan voor het aangezicht van hun vijanden.
15 Overal waar zij gingen was de hand van JAHWEH tegen hen, vanwege het kwaad, zoals JAHWEH sprak en zoals JAHWEH zwoer tegen hen. En het benauwt hen buitengewoon. (SW)
[Richt. 2:11-15]

57 En zij wendden zich af en zij handelden verraderlijk, zoals hun vaders. Ze werden krom getrokken als een boog van bedrieglijkheid.
58 En zij tergden Hem in hun hoge plaatsen en zij maakten Hem jaloers met hun beeldsnijwerken.
59 Elohim hoorde het en Hij ontstak in woede en Hij verwierp IsraëlIsraël = strijder van God uitermate.
60 En Hij liet de verblijfplaats in SiloSilo = rust (plaats), de tent waarin Hij onder de mensheid verbleef. En heel de vergadering van de zonen van Israël komt samen bij Shiloh en zij doen daar de tent van de afspraak tabernakelen. En het land werd onderworpen voor hun aangezicht (SW)[Joz. 18:1]
61 En Hij gaf Zijn sterkte in krijgsgevangenschap en Zijn schoonheid in de hand van de benauwer.
62 En Hij leverde Zijn volk uit aan het zwaard en Hij ontstak in woede tegen Zijn lotbezit.
63 Vuur verslond hun uitgelezen jongemannen en hun maagden werden niet bezongen.
64 Hun priesters vielen in het zwaard en hun weduwen huilden niet.
65 En mijn Heer ontwaakte als een slapende, als een machtige man die jubelt van de wijn.
66 En Hij sloeg Zijn benauwers achterwaarts. Hij gaf hen de smaad van de aion.
67 En Hij verwierp de tent van JozefJozef = JAH moge mij (er nog een andere zoon aan) toevoegen en de stam van EfraïmEfraïm = dubbel vruchtbaar koos Hij niet.
68 Maar Hij koos de stam van JudaJuda = lof, de berg SionSion = ruïne - verdorde plaats - een verschroeide plaats - verheven, die Hij liefheeft.
69 En Hij bouwde Zijn heiligdom als de hoge hemelen. Als de aarde fundeerde Hij haar tot de aion.
70 En Hij koos in DavidDavid = lieveling Zijn dienaar, en Hij nam hem weg van de schaapskooien van het kleinvee.
71 Van achter zogenden bracht Hij hem om JakobJakob = hielenlichter, Zijn volk, te weiden, en IsraëlIsraël = strijder van God, Zijn lotbezit. Maar nu zal jij tot Mijn dienaar zeggen, tot David: Zo zegt JAHWEH van de menigten. Ik, Ik nam jou uit de hofstede, van achter de schaapskudde, om regeerder te worden over Mijn volk, over Israël. (SW)[2Sam. 7:8]
72 En hij weidde hen naar de integriteit van zijn hart, en door het begrip van zijn handen gidste hij hen.

1 - Sirocco, een droge woestijnwind

Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 79
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinde zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.