|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 In jaar drie van , koning van , werd een zaak onthuld aan , wiens naam geroepen wordt; de zaak was waarheid en het leger was groot. En hij begreep de zaak en begrip kwam tot hem in het gezicht.
2 In die dagen was ik, , drie zevens van dagen aan het rouwen.
3 Brood van begeerde kwaliteit at ik niet en vlees en wijn kwamen niet in mijn mond en ik smeerde mij niet in tot aan het vervullen van drie zevens van dagen.
4 En in de vier en twintigste dag van de eerste maand was ik aan de kant van de grote rivier, de .
5 En ik hief mijn ogen op en ik zag, en aanschouw, één man gekleed in linnen. En zijn taille was omgord met gewaarmerkt goud van .
6 En zijn lichaam was als topaas en zijn aangezicht was als de verschijning van een bliksemflits en zijn ogen waren als fakkels van vuur en zijn armen en zijn voeten als de fonkeling van fonkelend koper en het geluid van zijn woorden was als het geluid van een schare.
7 En alleen ik, , zag het gezicht en de mannen die met mij waren zagen het gezicht niet. Niettemin viel een grote beving op hen en zij renden weg om zich te verschuilen.
8 En ik bleef alleen achter en ik zag dit grote gezicht. En er bleef in mij geen energie over en mijn pracht werd van mij getransformeerd in verderf en ik behield geen energie.
9 En ik hoorde het geluid van zijn woorden en toen ik het geluid van zijn woorden hoorde, raakte ik verdoofd op mijn aangezicht, met mijn aangezicht naar het land.
10 En aanschouw, een hand raakte mij aan en hij deed mij op mijn knieën en op mijn handpalmen heen en weer bewegen.
11 En hij zei tot mij: ", man van begeerde kwaliteiten, begrijp de woorden die ik tot jou spreek en sta op jouw standplaats, want nu werd ik tot jou gezonden." En toen hij dit woord tot mij sprak stond ik sidderend.
12 En hij zei tot mij: "Het moet niet zo zijn dat jij vreest, , want vanaf de eerste dag dat jij jouw hart gaf om te begrijpen en jezelf te vernederen voor het aangezicht van jouw Elohim, werden jouw woorden gehoord en kwam ik vanwege jouw woorden.
13 En de overste van het koninkrijk van stond één en twintig dagen voor mij en aanschouw, , één van de eerste oversten, kwam om mij te helpen; en ik werd daar gelaten, naast de koningen van .
14 En ik ben gekomen om jou te doen begrijpen wat zal gebeuren met jouw volk in de latere van de dagen, want het visioen is toekomstig, tot de dagen."
15 En toen hij deze woorden met mij sprak, gaf ik mijn aangezicht naar de aarde en ik was verstomd.
16 En aanschouw, iemand met de gelijkenis van een zoon van de mens raakte mij op de lippen aan en ik opende mijn mond en ik sprak en ik zei tot die vóór mij stond: "Mijn heer, door het gezicht keerden mijn weeën zich tegen mij en behield ik geen energie.
17 Hoe kan de dienaar van deze, mijn heer, met deze, mijn heer, spreken? En ik, vanaf nu staat er in mij geen energie en er blijft in mij geen adem over."
18 En hij ging voort en die met de verschijning van een mens raakte mij aan en hij bemoedigde mij.
19 En hij zei: "Het moet niet zo zijn dat jij vreest, man van begeerde kwaliteiten. Vrede zij met jou! Wees standvastig! Wees nu standvastig!" En terwijl hij met mij sprak vatte ik moed en ik zei: "Mijn heer zal spreken, want u bemoedigde mij."
20 En hij zei: "Weet jij waarom ik tot jou kwam? Nu zal ik terugkeren om te vechten met de overste van . En ik ga uit en aanschouw, de overste van komt.
21 Niettemin zal ik jou vertellen wat is opgeschreven in het geschrift van de waarheid. En er is geen één die zich standvastig betoonde met mij tegen dezen, behalve alleen , jullie overste.
Terug naar de indexpagina
Naar Daniël 11
|
|