Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jozua
Hoofdstuk 18

   
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)

1 En heel de vergadering van de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God komt samen bij SiloSilo = rust (-plaats)? en zij zetten daar de verblijfplaats op, de tent van de afspraak. En het land werd bedwongen voor hun aangezichten. 44 De tent van het getuigenis was met onze °vaders in de wildernis, zoals voorschrijft* de sprekende tot Mozes, om haar te maken* naar het voorbeeld dat hij had gezien,
45 welke ook onze °vaders, hem opvolgende*, inleidden* met Jozua in het bezit van de naties, die °God uitwerpt* voor de ogen van onze °vaders, tot de dagen van David (SW)
[Hand. 7:44,45]

2 En er resteren onder de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God zeven stammen die niet hun lotbezit toebedeeld kregen.
3 En JozuaJozua = JAH is redder of JAH redt zegt tot de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God: "Tot wanneer zijn jullie laks om het land te komen pachten dat JAHWEH, Elohim van jullie vaders, aan jullie geeft?
4 Verleent voor jullie per stam drie mannen; dan zend ik hen en zij zullen opstaan en zij zullen wandelen in het land en zij zullen het beschrijven overeenkomstig hun lotbezit. En zij zullen tot mij komen.
5 En zij bedelen zich haar toe in zeven porties; JudaJuda = lof staat op zijn grondgebied, vanaf het zuiden en het huis van JozefJozef = JAH moge mij (er nog een andere zoon) aan toevoegen zal staan op hun grondgebied, vanaf het noorden.
6 En jullie, jullie beschrijven het land in zeven porties, en jullie brengen die beschrijvingen hier bij mij en ik schiet voor jullie het lot, hier voor het aangezicht van JAHWEH, onze Elohim.
7 Maar er is geen portie voor de LeviLevi = aanhankelijk, aanhangereten in jullie midden, want het priesterschap van JAHWEH is hun lotbezit. En GadGad = geluk en RubenRuben = ziet, een zoon en de helft van de stam van ManasseManasse = die doet vergeten namen hun lotbezit aan de overkant van de JordaanJordaan = de afdalende, naar het oosten, dat MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen, dienaar van JAHWEH, aan hen gaf."
8 En de mannen staan op en zij gaan. En JozuaJozua = JAH is redder of JAH redt geeft hen die gaan om het land te beschrijven instructie, zeggend: "Gaat en wandelt in het land en beschrijft haar. En keert naar mij terug en hier zal ik voor jullie het lot gooien, voor het aangezicht van JAHWEH, in SiloSilo = rust (-plaats)?."
9 En de mannen gaan en zij passeren in het land en zij beschrijven haar, naar de steden, naar zeven porties, op een boekrol. En zij komen bij JozuaJozua = JAH is redder of JAH redt, naar de legerplaats, SiloSilo = rust (-plaats)?.
10 En JozuaJozua = JAH is redder of JAH redt gooit voor hen het lot in SiloSilo = rust (-plaats)?, voor het aangezicht van JAHWEH, en JozuaJozua = JAH is redder of JAH redt verdeelt daar het land onder de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God, naar hun toebedelingen.
11 En het lot van het stamhuis van de zonen van BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind gaat op, voor hun families, en het grondgebied van hun lot gaat uit tussen de zonen van JudaJuda = lof en tussen de zonen van JozefJozef = JAH moge mij (er nog een andere zoon) aan toevoegen.
12 En de grens is voor hen naar de zijkant van het noorden vanaf de JordaanJordaan = de afdalende en de grens gaat op naar de flank van JerichoJericho = ? maanstad of palmenstad vanaf het noorden en het gaat op in het gebergte naar het westen; en zijn uitgangen zijn naar de wildernis van Bet-AwenBet-Awen = huis van de zonde.
13 En de grens passeert vanaf daar naar Luz Luz = amandelboom, naar de flank van Luz Luz = amandelboom, naar het zuiden (dit is Bet-ElBet-El = huis van God), en de grens daalt af naar AtrotAtrot = kronen-AddarAddar = eer, over het gebergte dat vanaf het zuiden is, tot aan Bet-ChoronBet-Choron = huis van (de Kanaänitische god) Choron - plaats der holen - holle weg?, het lagere.
14 En de grens wordt afgetekend en hij gaat omheen naar de zijkant van het westen, naar het zuiden, vanaf de berg die is voor het aangezicht van Bet-ChoronBet-Choron = huis van (de Kanaänitische god) Choron - plaats der holen - holle weg? naar het zuiden, en zijn uitgangen zijnn tot Kirjat-BaälKirjat-Baäl = stad van Baäl, dat is KirjatKirjat = stad-JearimJearim = bossen, een stad van de zonen van JudaJuda = lof; dit is de kant van het westen.
15 En de kant van het zuiden is vanaf het uiterste van KirjatKirjat = stad-JearimJearim = bossen en de grens gaat uit naar het westen en hij gaat uit tot de springbron van de wateren van NeftoachNeftoach = opening, bron.
16 En de grens daalt af naar de rand van de berg die voor het aangezicht van het ravijn van Ben-HinnomBen-Hinnom = zoon van Hinnom (Hinnom = klaagzang, geweeklaag is, dat is in de vallei van de RefaïmRefaïm = een volk van reuzen naar het noorden, en hij daalt af van het ravijn van HinnomHinnom = klaagzang, geweeklaag naar de flank van de JebusJebus = Jebus = dorsvloeriet, naar het zuiden, en daalt af naar En-RogelEn-Rogel = bron van vollers.
17 En hij wordt afgetekend vanaf het noorden en hij gaat uit naar En-SemesEn-Semes = bron van de zon en komt uit bij GelilotGelilot = steenkringen, dat tegenover de opgang is van AdummimAdummim = rode (stenen), en hij daalt af naar de steen van BohanBohan = duim, zoon van RubenRuben = ziet, een zoon.
18 En hij passeert tot de flank tegenover de ArabaAraba = steppe of vlakte, naar het noorden, en hij daalt af naar de ArabaAraba = steppe of vlakte.
19 En de grens passeert tot de flank van Bet-ChoglaBet-Chogla = huis van de patrijs, naar het noorden, en zijn uitgangen zijn bij de grens bij de landtong van de Zoutzee, naar het noorden, tot het einde van de JordaanJordaan = de afdalende naar het zuiden; dit is de grens van het zuiden.
20 En de JordaanJordaan = de afdalende begrenst hem tot de zijkant van het oosten. Dit is het lotbezit van de zonen van BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind, naar haar grenzen rondom, voor hun families.
21 En de steden zijn voor het stamhuis van de zonen van BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind, voor hun families: JerichoJericho = ? maanstad of palmenstad en Bet-ChoglaBet-Chogla = huis van de patrijs of plaats van de patrijs en Emek-KesisEmek-Kesis = afgesneden ,
22 en Bet-ArabaBet-Araba = huis van de woestijn, SemaraïmSemaraïm = dubbel vlied van wol , en Bet-ElBet-El = huis van God,
23 en het AwwimAwwim = ruïnen, en het ParaParh = half, en OfraOfra = hert,
24 en Kefar-HaämmoniKefar-Haämmoni = dorp de Amonnieten, en het OfniOfni = terrasvormig, en GebaGeba - hoogte, heuvel; twaalf steden en hun gehuchten.
25 GibeonGibeon = hoogte, en het RamaRama = hoogte, en BeërotBeërot = putten,
26 en de Mispawachttoren, en het Kefiraleeuwin en het Mosafontein,
27 en RekemRekem = kunstwever, en JirpeëlJirpeël = God zal genezen, en TaralaTarala = wankelend,
28 en SelaSela - rots-ElefElef = rund, en de JebusJebus = dorsvloeriet (dat is JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter), GibatGibat = hoogte, heuvel, KirjatKirjat = stad: veertien steden en hun gehuchten. Dit is het lotbezit van de zonen van BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind, voor hun families.

Terug naar de indexpagina

Naar Jozua 19
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.