|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En heel de vergadering van de zonen van komt samen bij en zij zetten daar de verblijfplaats op, de tent van de afspraak. En het land werd bedwongen voor hun aangezichten.
2 En er resteren onder de zonen van zeven stammen die niet hun lotbezit toebedeeld kregen.
3 En zegt tot de zonen van : "Tot wanneer zijn jullie laks om het land te komen pachten dat JAHWEH, Elohim van jullie vaders, aan jullie geeft?
4 Verleent voor jullie per stam drie mannen; dan zend ik hen en zij zullen opstaan en zij zullen wandelen in het land en zij zullen het beschrijven overeenkomstig hun lotbezit. En zij zullen tot mij komen.
5 En zij bedelen zich haar toe in zeven porties; staat op zijn grondgebied, vanaf het zuiden en het huis van zal staan op hun grondgebied, vanaf het noorden.
6 En jullie, jullie beschrijven het land in zeven porties, en jullie brengen die beschrijvingen hier bij mij en ik schiet voor jullie het lot, hier voor het aangezicht van JAHWEH, onze Elohim.
7 Maar er is geen portie voor de eten in jullie midden, want het priesterschap van JAHWEH is hun lotbezit. En en en de helft van de stam van namen hun lotbezit aan de overkant van de , naar het oosten, dat , dienaar van JAHWEH, aan hen gaf."
8 En de mannen staan op en zij gaan. En geeft hen die gaan om het land te beschrijven instructie, zeggend: "Gaat en wandelt in het land en beschrijft haar. En keert naar mij terug en hier zal ik voor jullie het lot gooien, voor het aangezicht van JAHWEH, in ."
9 En de mannen gaan en zij passeren in het land en zij beschrijven haar, naar de steden, naar zeven porties, op een boekrol. En zij komen bij , naar de legerplaats, .
10 En gooit voor hen het lot in , voor het aangezicht van JAHWEH, en verdeelt daar het land onder de zonen van , naar hun toebedelingen.
11 En het lot van het stamhuis van de zonen van gaat op, voor hun families, en het grondgebied van hun lot gaat uit tussen de zonen van en tussen de zonen van .
12 En de grens is voor hen naar de zijkant van het noorden vanaf de en de grens gaat op naar de flank van vanaf het noorden en het gaat op in het gebergte naar het westen; en zijn uitgangen zijn naar de wildernis van .
13 En de grens passeert vanaf daar naar , naar de flank van , naar het zuiden (dit is ), en de grens daalt af naar -, over het gebergte dat vanaf het zuiden is, tot aan , het lagere.
14 En de grens wordt afgetekend en hij gaat omheen naar de zijkant van het westen, naar het zuiden, vanaf de berg die is voor het aangezicht van naar het zuiden, en zijn uitgangen zijnn tot , dat is -, een stad van de zonen van ; dit is de kant van het westen.
15 En de kant van het zuiden is vanaf het uiterste van - en de grens gaat uit naar het westen en hij gaat uit tot de springbron van de wateren van .
16 En de grens daalt af naar de rand van de berg die voor het aangezicht van het ravijn van is, dat is in de vallei van de naar het noorden, en hij daalt af van het ravijn van naar de flank van de iet, naar het zuiden, en daalt af naar .
17 En hij wordt afgetekend vanaf het noorden en hij gaat uit naar en komt uit bij , dat tegenover de opgang is van , en hij daalt af naar de steen van , zoon van .
18 En hij passeert tot de flank tegenover de , naar het noorden, en hij daalt af naar de .
19 En de grens passeert tot de flank van , naar het noorden, en zijn uitgangen zijn bij de grens bij de landtong van de Zoutzee, naar het noorden, tot het einde van de naar het zuiden; dit is de grens van het zuiden.
20 En de begrenst hem tot de zijkant van het oosten. Dit is het lotbezit van de zonen van , naar haar grenzen rondom, voor hun families.
21 En de steden zijn voor het stamhuis van de zonen van , voor hun families: en en ,
22 en , , en ,
23 en het , en het , en ,
24 en , en het , en ; twaalf steden en hun gehuchten.
25 , en het , en ,
26 en de , en het en het ,
27 en , en , en ,
28 en -, en de iet (dat is ), , : veertien steden en hun gehuchten. Dit is het lotbezit van de zonen van , voor hun families.
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 19
|
|