|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En bad en zij zei: "Mijn hart is blij in JAHWEH; mijn hoorn is hoog in JAHWEH; mijn mond is wijd over mijn vijanden, want ik verheug mij in Uw redding.
2 Er is niemand zo heilig als JAHWEH, want er is er geen zoals U en er is geen rots zoals onze Elohim.
3 Het moet niet zo zijn dat jullie je spreken veel doen zijn, hoogmoedig; brutaliteit gaat uit jullie mond, want JAHWEH is een El van kennis en door Hem worden handelingen gereguleerd.
4 De boog van machtige mannen is gekraakt en die struikelen worden met dapperheid aangesnoerd.
5 De verzadigden verhuren zichzelf voor brood. En de hongerigen laten honger na. De onvruchtbare baart verder zeven. En die vele zonen had is krachteloos.
6 JAHWEH doet sterven en maakt levend, Hij doet afdalen in het dodenrijk en Hij doet opgaan.
7 JAHWEH maakt berooid en maakt rijk. Hij brengt omlaag en verhoogt ook.
8 Hij richt de arme op vanaf de losse aarde. Vanaf de ashoop verhoogt Hij de behoeftige om te doen zitten bij vooraanstaanden. En een troon van heerlijkheid geeft Hij hen als lotbezit, want voor JAHWEH zijn de stutten van de aarde en op hen stelt Hij de wereld.
9 De voeten van Zijn getrouwen bewaakt Hij, en de slechten worden in de duisternis tot stilte gebracht. Want niet door energie is een mens machtig.
10 JAHWEH! Die met Hem twisten worden ongedaan gemaakt. Tegen hen zal JAHWEH het in de hemelen doen donderen. Hij berecht de limieten van de aarde en Hij geeft sterkte aan hun koning. En verhoogt de hoorn van Zijn gezalfde."
11 En ging in de richting van , naar zijn huis, maar de knaap werd iemand die voor JAHWEH dienst verricht, voor het aangezicht van , de priester.
12 En de zonen van waren zonen van ontaardheid; zij erkenden JAHWEH niet.
13 En het verschuldigde deel van de priesters met het volk is: elke man die een slachtoffer offerde, dan kwam een knaap van de priester, bij het koken van het vlees, met de drie-tandige vork in zijn hand,
14 en hij sloeg in de pan met het deksel of in de grote kookpot of in de pot of in de grote kookketel of in de ketel; al wat de vork opbracht nam de priester voor zichzelf. Zo deden zij met heel Israël die daar kwamen, in .
15 Bovendien, voordat zij het vet deden roken, kwam de knaap van de priester en hij zei tot de man die offerde: "Geef vlees om te roosteren voor de priester, en hij zal van u geen vlees nemen dat gekookt is, maar alleen rauw."
16 En de man zei tot hem: "Zij doen vandaag het vet roken, ja roken; en neem voor jou zoals jouw ziel hunkert." En hij zei tot hem: "Jij zal nu geven; indien niet, dan neem ik het in ontoegevendheid."
17 En de zonde van de knapen was uitermate groot voor het aangezicht van JAHWEH, want de mannen versmaden het erkenningsoffer van JAHWEH.
18 En verrichtte dienst voor het aangezicht van JAHWEH, als een knaap, omgord zijnde met een linnen .
19 En zijn moeder maakte voor hem een klein staatsiegewaad en zij bracht die van tijd tot tijd naar hem, bij haar opgaan met haar man om het slachtoffer van de dagen te offeren.
20 En zegende en zijn vrouw en hij zei: "JAHWEH zal voor jou zaad van deze vrouw plaatsen, in plaats van de lening die zij aan JAHWEH leende." En zij gingen naar hun plaats.
21 Toen merkte JAHWEH op en zij werd zwanger en zij baarde drie zonen en twee dochters. En de knaap, , werd groot met JAHWEH.
22 En was uitermate oud en hij hoorde alles wat zijn zonen deden met heel Israël, en dat zij lagen met de vrouwen die dienst deden bij de opening van de tent van de afspraak.
23 En hij zei tot hen: "Waarom doen jullie al deze dingen? Want ik hoor van jullie dingen, deze kwaden, van heel dit volk.
24 Het moet niet zo zijn, mijn zonen, dat het bericht dat ik hoor niet goed is, over het doen overschrijden onder het volk van JAHWEH.
25 Indien een man zondigt tegen een man, dan bemiddelt Elohim voor hem; maar indien een man zondigt tegen Elohim, wie zal voor hem bemiddelen?" En zij luisterden niet naar de stem van hun vader, zodat JAHWEH verlangde hen ter dood te brengen.
26 En de knaap, , ging voort en werd groot en hij is goed, zowel met JAHWEH alsook met stervelingen.
27 En een man van Elohim kwam naar en hij zei tot hem: "Zo zegt JAHWEH: Onthulde, ja onthulde Ik mijzelf aan het huis van jouw vader toen hij in was, aan het huis van ?
28 En Ik heb hem uit alle stammen van gekozen om voor Mij tot priester te zijn, om op te gaan op Mijn altaar om wierook te doen roken, om de efod te dragen voor Mijn aangezicht, en Ik gaf aan het huis van jouw vader alle vuuroffers van de zonen van .
29 Waarom schoppen jullie tegen Mijn slachtoffer en tegen Mijn erkenningsoffer dat Ik voor Mijn bewoning bepaalde en verheerlijk jij jouw zonen boven Mij? Om jullie welgedaan te maken van het eerste van elk erkenningsoffer van van Mijn volk?
30 Daarom zegt JAHWEH, Elohim van , met nadruk: Ik zeg, ja zeg, jouw huis en het huis van jouw vader zullen wandelen voor Mijn aangezicht tot aan de aion. En nu zegt JAHWEH met nadruk: Het zij verre van Mij! Want die Mij verheerlijken zal Ik verheerlijken en zij die Mij verachten zullen onteerd worden.
31 Aanschouw! Dagen komen dat Ik jouw zaad neerhak en het zaad van het huis van jouw vader, zodat er geen oude man in jouw huis zal zijn.
32 En jij kijkt naar de rivaal van de bewoning, naar alles wat Hij aan goed doet met , en er zal geen oude man zijn in jouw huis, alle dagen.
33 En de man van jou die Ik niet zal afsnijden van Mijn altaar, is om jouw ogen uit te putten en om jouw ziel te doen kwijnen, en heel de veelheid van jouw huis zal als mannen sterven.
34 En dit is voor jou het teken dat zal komen tot jouw twee zonen, en : in één dag zullen zij beiden sterven.
35 En Ik richt Mij voor Mij een betrouwbare priester op. Zoals in Mijn hart en Mijn ziel is zal hij doen. En Ik bouw voor hem een betrouwbaar huis en hij wandelt voor het aangezicht van Mijn gezalfde, alle dagen.
36 En het gebeurt dat elke resterende in jouw huis zal komen om zich voor hem neer te buigen, voor een muntstukje van zilver en voor een broodkoek, en zegt: Laat mij aanhangen, alstublieft, aan één van de priesterdiensten, om een stukje brood te eten."
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 3
|
|