Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
2 Kronieken
Hoofdstuk 13

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 In het achttiende jaar van koning JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen werd AbiaAbia = mijn Vader is Jah koning over JudaJuda = lof. 1 En in het achttiende jaar van koning Jerobeam, zoon van Nebat, werd Abijam koning over Juda.
2 Drie jaren regeerde hij in Jeruzalem; en de naam van zijn moeder is Maäcah, dochter van Abishalom.
3 En hij gaat in alle zonden van zijn vader, die hij deed voor zijn aangezicht, en zijn hart was niet onverdeeld met JAHWEH, zijn Elohim, zoals het hart van David, zijn vader.
4 Want omwille van David gaf JAHWEH, zijn Elohim, hem een lamp in Jeruzalem, om zijn zoon na hem te doen opstaan en om Jeruzalem stevig te doen staan,
5 omdat David het rechtschapene deed in de ogen van JAHWEH en hij niet afweek van iets dat Hij hem opdroeg, alle dagen van zijn leven, behalve in de zaak van Uriah, de Hittiet.
6 En er was oorlog tussen Rechabeam en tussen Jerobeam, alle dagen van hun levens.
7 En de rest van de zaken van Abijam en al wat hij deed, zijn zij niet opgeschreven op de rol van de geschiedboeken van de dagen van de koningen van Juda? En er was oorlog tussen Abijam en tussen Jerobeam.
8 En Abijam ligt neer bij zijn vaders en men begraaft hem in de stad van David. En Asa, zijn zoon, regeert in zijn plaats. (SW)
[1Kon. 15:1-8]

2 Hij regeerde drie jaren in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem, vredestichter en de naam van zijn moeder was MichaMicha = wie is als Jah?, dochter van UriëlUriël = mijn licht is God van GibeaGibea = hoogte, heuvel. En er was oorlog tussen AbiaAbia = mijn Vader is Jah en tussen JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen.
3 En AbiaAbia = mijn Vader is Jah bond de strijd aan met een strijdmacht van machtige mannen van de oorlog, vier honderd duizend uitgekozen mannen. En JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen stelde zich in slagorde tegen hem op voor de strijd met acht honderd duizend uitgekozen mannen, een machtige strijdmacht.
4 En AbiaAbia = mijn Vader is Jah stond op de berg SemaraïmSemaraïm = dubbel vlies van wol, die was in het gebergte van EfraïmEfraïm = dubbel vruchtbaar, en hij zei: "Hoort, JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen en heel IsraëlIsraël = strijder van God!
5 Weten jullie niet dat JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God het koningschap over IsraëlIsraël = strijder van God gaf aan DavidDavid = lieveling voor de aion, aan hem en aan zijn zonen, een verbond van zout?
6 Maar JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen, zoon van NebatNebat = (God) heeft hem aangezien, dienaar van SalomoSalomo = man van vrede, zoon van DavidDavid = lieveling, stond op en hij kwam in opstand tegen zijn heer.
7 En leeghoofdige mannen, zonen van ontaardheid, werden bij hem bijeengebracht en zij maaktenn zichzelf star tegen RechabeamRechabeam = uitbreiding van het volk, zoon van SalomoSalomo = man van vrede. En RechabeamRechabeam = uitbreiding van het volk was een knaap en teer van hart en hij had geen moed voor hun aangezichten.
8 En nu zijn jullie het die zeggen je te versterken voor het aangezicht van het koninkrijk van JAHWEH in de hand van de zonen van DavidDavid = lieveling. En jullie zijn een immense schare en bij jullie zijn gouden kalveren die JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen voor jullie maakte als elohim.
9 Verdreven jullie niet de priesters van JAHWEH, zonen van AäronAäron = lichtbrenger en de Levieten? En jullie maakten voor julliezelf priesters, zoals de volken van de landen? Een ieder die komt om zijn hand te vullen met een jonge stier, een zoon van het grootvee, en zeven rammen, dan is hij priester van wat geen elohim is.
10 En wij? JAHWEH is onze Elohim en wij verlieten Hem niet. En de priesters die aan JAHWEH dienst verrichten zijn de zonen van AäronAäron = lichtbrenger en de Levieten zijn aan het werk,
11 en zij zijn het die opstijgoffers doen roken voor JAHWEH, ochtend na ochtend en avond na avond, en wierook van specerijen; en zij zetten een opstelling van boord op de reine tafel, en de lampenstandaard van goud en zijn lampen, om avond na avond te verteren, want wij onderhouden de opdracht van JAHWEH, onze Elohim, en jullie, jullie verlieten Hem.
12 En aanschouw!, bij ons aan het hoofd is de Elohim en Zijn priesters met trompetten van het alarmsignaal om tegen jullie te blazen. Zonen van IsraëlIsraël = strijder van God, het moet niet zo zijn dat jullie vechten met JAHWEH, Elohim van jullie vaders, want jullie zullen niet voorspoedig zijn!"
13 En JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen zond een hinderlaag er omheen om vanaf achter hen te komen, en zij waren voor het aangezicht van JudaJuda = lof en de hinderlaag was vanaf achter hen.
14 En JudaJuda = lof wendde zich om en aanschouw!, de strijd tegen hen was aan de voorkant en de achterkant, en zij schreeuwden tot JAHWEH. En de priesters bliezen in de trompetten.
15 En de mannen van JudaJuda = lof schreeuwden luidkeels. En het gebeurde als de mannen van JudaJuda = lof luidkeels schreeuwden, dat de Elohim JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen en heel IsraëlIsraël = strijder van God trof voor het aangezicht van AbiaAbia = mijn Vader is Jah en JudaJuda = lof.
16 En de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God vluchtten weg van het aangezicht van JudaJuda = lof en Elohim gaf hen in hun handen.
17 En AbiaAbia = mijn Vader is Jah en zijn volk sloegen hen neer met een immense slag en er vielen van IsraëlIsraël = strijder van God gesneuvelden, vijf honderd duizend uitgekozen mannen.
18 En de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God werden in die tijd onderdanig gemaakt en de zonen van JudaJuda = lof waren resoluut, want zij leunden op JAHWEH, Elohim van hun vaders.
19 En AbiaAbia = mijn Vader is Jah achtervolgde JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen en hij veroverde van hem steden, Bet-ElBet-El = huis van God en haar randgebieden, JesanaJesana = bergruimte en haar randgebieden, en EfronEfron = kalf en haar randgebieden.
20 En JerobeamJerobeam = moge het volk vermeerderen behield geen energie in de dagen van AbiaAbia = mijn Vader is Jah. En JAHWEH trof hem en hij stierf.
21 En AbiaAbia = mijn Vader is Jah betoonde zich standvastig en hij verkreeg voor hemzelf veertien vrouwen en hij verwekte twee en twintig zonen en zestien dochters.
22 En de rest van de zaken van AbiaAbia = mijn Vader is Jah en zijn wegen en zijn woorden zijn geschreven in de uiteenzetting van de profeet IddoIddo = talrijk.

Terug naar de indexpagina
Naar 2 Kronieken 14
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.