Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
2 Kronieken
Hoofdstuk 35

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 En JosiaJosia = JAH steunt hield het Pascha voor JAHWEH in JeruzalemJeruzalem = de stad van (de god) Salem - vredestichter en zij slachtten het Pascha in de veertiende dag van de eerste maand. 21 En de koning geeft opdracht aan heel het volk, zeggend: Houdt een Pascha voor JAHWEH, jullie Elohim, zoals geschreven op de rol van dit verbond.
22 Want er werd geen Pascha als dit gehouden sinds de dagen van de richters die Israël oordeelden, ja, in alle dagen van de koningen van Israël en de koningen van Juda.
23 Maar in het achttiende jaar van koning Josia werd dit Pascha gehouden voor JAHWEH, in Jeruzalem. (SW)
[2Kon. 23:21-23]

2 En hij installeerde de priesters naar hun opdrachten en hij bemoedigde hen voor de dienst van het huis van JAHWEH.
3 En hij zei tot de Levieten, die het heel IsraëlIsraël = strijder van God, de heiligen voor JAHWEH, doen begrijpen: "Geeft de kist van de heiligheid in het huis dat SalomoSalomo = man van vrede, zoon van DavidDavid = lieveling, koning van IsraëlIsraël = strijder van God, bouwde; en er is voor jullie geen last op de schouder. Nu, dient JAHWEH, jullie Elohim, en zijn volk IsraëlIsraël = strijder van God.
4 En maakt je gereed voor het huis van jullie vaders naar jullie afdelingen en naar wat DavidDavid = lieveling, koning van IsraëlIsraël = strijder van God, schreef en naar het document van SalomoSalomo = man van vrede, zijn zoon. En naar de gewoonte van David, zijn vader, doet hij de verdelingen van de priesters over hun dienen staan en de Levieten over hun taken, om te loven en te dienen voor de priesters, zoals vereist dag na dag, en de poortwachters naar hun verdelingen, poort bij poort, want zo was de opdracht van David, man van de Elohim. (SW)[2Kron. 8:14]
5 En staat in de heilige plaats naar de onderverdelingen van de vaders, voor jullie broeders, zonen van het volk, en de toebedeling van het vaderhuis voor de Levieten.
6 En slacht het Paschalam en heiligt jezelf en bereidt het voor jullie broeders, doende naar het woord van JAHWEH, door de hand van MozesMozes = doen vergeten, getrokken, uit het water halen."
7 En JosiaJosia = JAH steunt droeg voor de zonen van het volk kleinvee bij, mannetjes-lammeren en zonen van geiten; deze allen zijn voor de Pascha-offers voor elke die gevonden werd, dertig duizend in getal, en van het grootvee drie duizend. Deze kwamen uit de goederen van de koning.
8 En zijn oversten gaven voor een vrijwillig offer aan de priesters en de Levieten. ChilkiaChilkia = mijn deel is Jah en ZecharjaZecharja = JAH gedenkt en JechiëlJechiël = God leeft!, bewindvoerders van het huis van de Elohim, gaven aan de priesters voor de Pascha-offers twee duizend en zes honderd en van het grootvee drie honderd.
9 En KenanjaKenanja = JAH bevestigt en SemajaSemaja = gehoord heeft Jah en NetanelNetanel = gegeven heeft God, zijn broeders, en ChasbajaChasbaja = JAH houdt rekening met mij en JeïelJeïel = God vaagt weg en JozabadJozabad = JAH schenkt, oversten van de Levieten, droegen bij aan de Levieten voor de Pascha-offers vijf duizend en van het grootvee vijf honderd.
10 En de dienst werd gereed gemaakt en de priesters stonden op hun standplaats en de Levieten op hun afdelingen, naar de instructie van de koning.
11 En zij slachtten het Pascha-lam en de priesters besprenkelden uit hun hand en de Levieten stroopten af.
12 En zij namen het opstijgoffer weg om er van te geven als uitdeling aan het huis van de vaders, voor de zonen van het volk, om naderbij te brengen aan JAHWEH, zoals geschreven was in de boekrol van MozesMozes = doen vergeten, getrokken, uit het water halen, en zo ook met het grootvee.
13 En zij kookten het Pascha-offer op het vuur, naar de gewoonte, en zij kookten de heilige offers in de potten en in de grote kookpotten en in de pannen, en zij brachten ze snel naar alle zonen van het volk. 8 En zij eten het vlees in die nacht, gebraden op vuur, met ongezuurde broden*1) en bittere kruiden zullen zij het eten.
9 Jullie moeten er niet van eten als het halfgaar is of gekookt in water, maar gebraden op vuur, zijn hoofd en zijn poten en zijn binnenste. (SW)
[Exo. 12:8,9]

14 En daarna bereidden zij voor zichzelf en voor de priesters, want de priesters, zonen van AäronAäron = lichtbrenger, waren bezig met het doen opgaan van het opstijgoffer en de vette stukken, tot aan de nacht. En de Levieten bereidden het voor henzelf en voor de priesters, zonen van AäronAäron = lichtbrenger.
15 En de zangers, zonen van AsafAsaf = JAH voegt toe (of: verzamelt), waren op hun standplaats, naar de instructie van DavidDavid = lieveling en AsafAsaf = JAH voegt toe (of: verzamelt) en HemanHeman = betrowbaar of trouw en JedutunJedutun = iets met hand, visioenziener van de koning, en de poortwachters bij elke poort. Voor hen was het niet nodig zich terug te trekken van hun dienst, want hun broeders, de Levieten, bereidden het voor hen. En David en de leiders van de menigte scheidden voor het dienstbetoon af: de zonen van Asaf en Heman, of: trouw en Jeduthun, de profeten, met harpen en citers en met cimbalen. (SW) [1Kron. 25:1]
16 En heel de dienst van JAHWEH werd in die dag gereed gemaakt om Pascha te houden en om opstijgoffers te doen opgaan op het altaar van JAHWEH, naar de instructie van koning JosiaJosia = JAH steunt.
17 En de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God, die gevonden werden, hielden in die tijd het Pascha en de feestviering van de ongezuurde broden, zeven dagen.
18 En er werd geen Pascha in IsraëlIsraël = strijder van God gehouden zoals dit, sinds de dagen van SamuëlSamuël = van God gebeden, de profeet. En geen van de koningen van IsraëlIsraël = strijder van God hield het Pascha zoals JosiaJosia = JAH steunt en de priesters en de Levieten en heel JudaJuda = lof en IsraëlIsraël = strijder van God, die gevonden werden met de inwoners van JeruzalemJeruzalem = de stad van (de god) Salem - vredestichter.
19 Dit Pascha werd gehouden in het achttiende jaar van de regering van JosiaJosia = JAH steunt.
20 Na dit alles, toen JosiaJosia = JAH steunt het huis bereid had, ging NechoNecho - de lamme, koning van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), op om te vechten in KarkemisKarkemis = citadel van (de god) Kemos aan de EufraatEufraat = zoet water, en JosiaJosia = JAH steunt ging uit om hem te ontmoeten.
21 En hij zond hem boodschappers, zeggend: "Wat is er tussen mij en tussen u, koning van JudaJuda = lof? Ik ben vandaag niet tegen u, maar tegen het huis waartegen mijn oorlog is. En Elohim zei me te jachten. Laat na vanwege Elohim, die met mij is, want het moet niet zo zijn dat Hij u ruïneert."
22 Maar JosiaJosia = JAH steunt keerde zijn aangezicht niet van hem weg, maar hij vermomde zich om tegen hem te vechten en hij luisterde niet naar de woorden van NechoNecho - de lamme, uit de mond van Elohim. En hij kwam om te vechten in het dal van MegiddoMegiddo = ?plaats van legers/menigten.
23 En de schutters schoten naar koning JosiaJosia = JAH steunt, en de koning zei tot zijn dienaren: "Beschermt, want ik ben zwaar gewond."
24 En zijn dienaren beschermden hem vanaf de strijdwagen en zij deden hem rijden in de tweede strijdwagen, die van hem was, en zij deden hem naar JeruzalemJeruzalem = de stad van (de god) Salem - vredestichter gaan. En hij stierf en hij werd begraven in de graven van zijn vaders. En heel JudaJuda = lof en JeruzalemJeruzalem = de stad van (de god) Salem - vredestichter rouwden over JosiaJosia = JAH steunt.
25 En JeremiaJeremia = verhogen doet Jah maakte een klaagzang over JosiaJosia = JAH steunt. En alle zangers en zangeressen spraken in hun klaagliederen over JosiaJosia = JAH steunt, tot aan vandaag. En zij gaven ze als statuut voor IsraëlIsraël = strijder van God. En aanschouw!, ze staan geschreven in de klaagliederen.
26 En de rest van de zaken van JosiaJosia = JAH steunt en zijn getrouwheden, naar wat staat geschreven in de wet van JAHWEH,
27 en zijn zaken, de eersten en de laatsten, aanschouw!, ze zijn geschreven op de boekrol van de koningen van IsraëlIsraël = strijder van God en JudaJuda = lof.

Terug naar de indexpagina
Naar 2 Kronieken 36
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.