Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezra
Hoofdstuk 3

Het boek Ezra gaat over gebeurtenissen in de periode 538-450 v.C.

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 En toen de zevende maand werd bereikt en de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God in de steden waren, verzamelde het volk zich als één man in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter.
2 En JeshuaJeshua = JAH redt, zoon van JosadakJosadak = JAH is rechtvaardig, en zijn broeders, de priesters, en ZerubbabelZerubbabel = spruit uit Babel, zoon van SealtiëlSealtiël = ik heb gevraagd aan God, en zijn broeders, stonden op en zij bouwden het altaar van de Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God, om er opstijgoffers te doen opgaan, zoals is geschreven in de wet van MozesMozes = doen vergeten, getrokken, uit het water halen, man van de Elohim.
3 En zij vestigden het altaar op zijn onderstellen, want er was angst over hen voor de volken van de landen. En men deed er opstijgoffers opgaan aan JAHWEH, opstijgoffers voor de ochtend en voor de avond.
4 En zij hielden de viering van de loofhutten, zoals staat geschreven, met een opstijgoffer, dag na dag, volgens het aantal van de gewoonte, een zaak van dag na dag.
5 En daarna was er een voortdurend opstijgoffer, voor de nieuwe manen en voor alle afgesproken tijden van JAHWEH, die geheiligd zijn, en voor allen die vrijwillig een vrijwillig offer offerden aan JAHWEH.
6 Vanaf dag één van de zevende maand begonnen zij opstijgoffers te doen opgaan aan JAHWEH, hoewel het fundament voor de tempel van JAHWEH nog niet was gelegd.
7 En zij gaven zilver aan de steenhouwers en aan de vakmannen en voedsel en drank en olie aan de Sidoniërs en aan de Tyriërs om cederhout van de LibanonLibanon = wit, bergen met eeuwige sneeuw te brengen over zee naar JoppeJoppe = de schone, volgens de toestemming die CyrusCyrus (of Kores) = herder of zon, koning van PerziëPerzië = zuiver of prachtig, aan hen gaf.
8 En in het tweede jaar van hun komen naar het huis van de Elohim, naar JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, in de tweede maand, begonnen ZerubbabelZerubbabel = spruit van Babel, zoon van SealtiëlSealtiël = ik heb gevraagd aan God, en JeshuaJeshua = JAH redt, zoon van JosadakJosadak = JAH is rechtvaardig, en de overigen van hun broeders, de priesters en de Levieten en allen die uit de krijgsgevangenschap naar JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter kwamen. En zij installeerden de Levieten, zonen vanaf twintig jaren en daarboven, om opzicht te houden op het werk van het huis van JAHWEH.
9 En JeshuaJeshua = JAH redt en zijn zoons en zijn broeders, en KadmiëlKadmiël = vooraan gaat God en zijn zonen, zonen van JudaJuda = lof, stonden als één om toezicht te houden op die het werk doen in het huis van de Elohim, met de zonen van ChenadadChenadad = genadig is Hadad, hun zonen en hun broeders, de Levieten.
10 En de bouwers legden het fundament van de tempel van JAHWEH, en de priesters, gekleed zijnde, met hun trompetten, en de Levieten, zonen van AsafAsaf = JAH voegt toe of verzamelt, met hun cimbalen, nemen hun standplaats in om JAHWEH te lofprijzen volgens de aanwijzingen die DavidDavid = lieveling, koning van IsraëlIsraël = strijder van God, gaf. En David en de leiders van de menigte scheiden voor het dienstbetoon af: de zonen van Asaf en Heman en Jeduthun, de profeten, met harpen en citers en met cimbalen. (SW) [1Kron. 25:1]
11 En zij antwoordden door JAHWEH te lofprijzen en toe te juichen, want Hij is goed, want Zijn vriendelijkheid is over IsraëlIsraël = strijder van God voor de aion. En heel het volk juichte met groot gejuich bij het lofprijzen tot JAHWEH, omdat het fundament van het huis van JAHWEH werd gelegd. 1 Juicht JAHWEH toe, want Hij is goed, want Zijn getrouwheid is voor de aion. (SW) [Psalm 136:1]
12 En velen van de priesters en de Levieten en de hoofden van de vaders, de oudsten, die het vroegere huis hadden gezien, die met hun ogen het leggen van het fundament van dit huis zagen, huilden met grote stem. En velen verhieven hun stem met gejuich en met vreugde. 4 En nu, wees standvastig, Zerubbabel, zegt JAHWEH met nadruk, en wees standvastig, Jozua, zoon van Josadak, de grote priester, en wees standvastig, heel het volk van het land, zegt JAHWEH met nadruk, en doem! Want Ik ben met jullie, zegt JAHWEH van legermachten met nadruk. (SW)[Hag. 2:4]
13 En er was niemand van het volk die het geluid van het gejuich van de vreugde herkende uit het geluid van het huilen van het volk, want het volk juichte met een groot gejuich en het geluid werd tot ver gehoord.

Terug naar de indexpagina
Naar Ezra 4
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.