Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 18

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 Het woord dat kwam tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH vanaf JAHWEH, zeggend:
2 Sta op en daal af naar het huis van de pottenbakker en daar zal Ik jou Mijn woorden aankondigen.
3 En ik daalde af naar het huis van de pottenbakker en aanschouw, hij was een werk op de draaistenen aan het doen.
4 Maar het vat dat hij maakte van de klei werd vernietigd in de hand van de pottenbakker. En hij keerde terug en hij maakte er een ander vat van, zoals het recht was in de ogen van de pottenbakker om het te maken.
5 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
6 Kan Ik niet met jullie doen zoals deze pottenbakker, huis van IsraëlIsraël = strijder van God, zegt JAHWEH met nadruk. Aanschouw, zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo zijn jullie in Mijn hand, huis van IsraëlIsraël = strijder van God!
7 Het moment dat Ik spreek over een natie en over een koninkrijk, om uit te plukken en om af te breken en om te vernietigen,
8 en die natie keert terug van zijn kwaad waarover Ik sprak, dan heb Ik spijt over het kwaad dat Ik bedacht om aan hen te doen.
9 En het moment dat Ik spreek over een natie en over een koninkrijk, om te bouwen en om te planten,
10 en men doet het kwade in Mijn ogen, zodat zij niet naar Mijn stem luisteren, dan heb Ik spijt over het goede waarover Ik sprak, om hen goed te doen.
11 En nu, zeg alstublieft tot elke man van JudaJuda = lof en tot de inwoners van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - (hebreeuws) vredestichting, zeggend: Zo zegt JAHWEH: Aanschouw, Ik geef vorm tegen jouw kwaad en bedenk tegen jullie een plan! Keert terug, alstublieft, elk van zijn kwade weg en maakt jullie wegen en jullie handelingen goed.
12 En zij zeggen: Het is wanhopig, want wij zullen achter onze plannen gaan en elk in de verstoktheid van zijn boze hart, zo zullen wij doen.
13 Daarom, zo zegt JAHWEH, vraagt alstublieft onder de naties: Wie hoorde zoals deze dingen? De maagd van IsraëlIsraël = strijder van God deed een uitermate afgrijselijke zaak!
14 Zal een veld verlaten zijn door een kwartssteen, LibanonLibanon = witheid door sneeuw? Of kunnen koude, vloeiende wateren van onbekende plaatsen geëlimineerd worden?
15 Want Mijn volk vergat mij. Zij doen wierook roken tot de onbeduidende afgod en zij doen hen struikelen op hun wegen, de platgetreden paden van de aion, om te gaan op de sporen van een weg die niet opgehoopt is,
16 hun land plaatsend tot troosteloosheid, een aionisch gesis. Elke die haat passeert is ontzet en schudt zijn hoofd.
17 Zoals de oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het aangezicht van de vijand. De nek, en niet het aangezicht, zal Ik hen tonen in de dag van hun ramp.
18 En zij zeggen: Gaat, dan zullen wij plannen bedenken tegen JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, want de wet zal niet vergaan vanaf de priester en raadgeving vanaf de wijze en het woord vanaf de profeet. Gaat, dan zullen wij hem neerslaan met de tong. En het moet niet zo zijn dat wij aandacht geven aan enige van zijn woorden.
19 JAHWEH, geef acht op mij en hoor naar de stem van mijn betwisters.
20 Zal kwaad terugbetaald worden in plaats van goed, omdat zij een put groeven voor mijn ziel? Gedenk mijn staan voor Uw aangezicht om goed over hen te spreken, om Uw woede vanaf hen te doen omkeren.
21 Daarom, geef hun zonen aan de hongersnood en keer je tegen hen door de handen van het zwaard; en hun vrouwen zullen van kinderen beroofd en weduwen worden. En hun mannen zullen door de dodelijke pest gedood worden, hun uitgekozen jongemannen zijn het die neergeslagen worden met het zwaard in de strijd.
22 Een uitroep zal gehoord worden vanaf hun huizen, want U brengt plotseling een bende over hen, omdat zij een kuil groeven om mij te grijpen en zij strikken begroeven voor mijn voeten.
23 Maar U, JAHWEH, U weet heel hun beraadslagingen ten dode tegen mij. Het moet niet zo zijn dat U een beschutting maakt over hun verdorvenheid. En hun zonde, het moet niet zo zijn dat U die uitwist van voor Uw aangezicht. Want zij zullen gestruikeld zijn voor Uw aangezicht; doe met hen in de tijd van Uw boosheid!

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 19
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.