Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 34

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 Het woord dat tot JeremiaJeremiah = verhogen doet JAH kwam van JAHWEH, toen NebukadressarNebukadressar = Nabu, bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar, en heel zijn strijdmacht en alle koninkrijken van de aarde onder de heerschappij van zijn hand en al de volken, vochten tegen JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter en tegen al haar steden, zeggend:
2 Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God: Ga en zeg tot SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH, koning van JudaJuda = lof, en zeg tot hem: Zo zegt JAHWEH, aanschouw, Ik geef deze stad in de hand van de koning van BabelBabel = wirwar en hij zal haar met vuur verbranden.
3 En jij zal niet ontsnappen uit zijn hand, want jij zal vastgegrepen, ja vastgegrepen worden en in zijn hand zal jij gegeven worden. En jouw ogen zullen de ogen van de koning van BabelBabel = wirwar zien en zijn mond zal met jouw mond spreken en jij zal in BabelBabel = wirwar komen.
4 Echter, hoor het woord van JAHWEH, SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH, koning van JudaJuda = lof. Zo zegt JAHWEH over jou: Jij zal niet sterven door het zwaard.
5 In vrede zal jij sterven en zoals de verbrandingen van jou vaders, de vroegere koningen, die vóór jou waren, zo zullen zij voor jou verbranden. En wee, heer, zullen zij over jou rouwklagen, want Ik, Ik sprak dit woord, zegt JAHWEH met nadruk.
6 En JeremiaJeremiah = verhogen doet JAH sprak tot SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH, koning van JudaJuda = lof, al deze woorden in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter.
7 En de strijdmacht van de koning van BabelBabel = wirwar vocht tegen JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter en tegen alle steden van JudaJuda = lof die resteerden, tegen LachisLachis = onoverwinnelijk en tegen AzekaAzeka = omspitter, want zij bleven over onder de steden van JudaJuda = lof, de vestingsteden.
8 Het woord dat kwam tot JeremiaJeremiah = verhogen doet JAH van JAHWEH, nadat koning SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH een verbond sneed met heel het volk dat in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter was, voor hen vrijheid uitroepend,
9 om ieders dienaar en ieders dienares weg te zenden, de Hebreeër en de Hebreeuwse, vrij, zodat niemand onder hen, een Judeeër, zijn broeder, zou dienen.
10 En zij luisterden, al de oversten en heel het volk dat in het verbond kwam om ieder zijn dienaar en ieder zijn dienares weg te zenden, vrij, zodat zij hen niet nog dienen, en zij luisterden en zij zonden hen weg.
11 Maar daarna keerden zij om en deden de dienaren en de dienaressen terugkeren die zij vrij wegzonden, en zij dwongen hen tot dienaren en tot dienaressen.
12 En het woord van JAHWEH kwam tot JeremiaJeremiah = verhogen doet JAH, van JAHWEH, zeggend:
13 Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God: Ik, Ik sneed een verbond met jullie vaders in de dag dat Ik hen deed uitgaan uit het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), uit het huis van dienaren, zeggend:
14 Aan het eind van zeven jaren zal een ieder zijn broeder, de Hebreeër, wegzenden die zichzelf aan jou verkocht en jou zes jaren diende. Dan zendt jij hem weg, vrij, van bij jou. Maar jullie vaders luisterden niet naar mij en zij strekten hun oor niet uit. Wanneer jullie een Hebreeuwse dienaar kopen, zal hij zes jaren dienen, en in het zevende jaar zal hij om niet vrij weggaan (SW)[Exo. 21:2]
15 Maar jullie, jullie keerden vandaag terug en jullie deden het rechte in Mijn ogen, vrijheid roepend, een ieder voor zijn naaste, en jullie sneden een verbond voor Mijn aangezicht in het huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen.
16 Maar jullie keren terug en jullie ontwijden Mijn Naam en jullie doen ieders dienaar en ieders dienares terugkeren, die jullie naar hun ziel vrij wegzonden. En jullie dwingen hen om voor jullie tot dienaren en tot dienaressen te zijn.
17 Daarom, zo zegt JAHWEH: Jullie, jullie luisterden niet naar Mij, vrijheid uitroepend, ieder voor zijn broeder en ieder voor zijn naaste. Aanschouw, Ik roep voor jullie vrijheid uit, zegt JAHWEH met nadruk, voor het zwaard, voor de pest en voor de hongersnood. En Ik geef jullie tot angstbeeld voor alle koninkrijken van de aarde.
18 En Ik geef de mannen, die Mijn verbond overschrijden, die niet de woorden van het verbond volbrengen dat zij sneden voor Mijn aangezicht, door het kalf dat zij in tweeën sneden en passeerden tussen zijn doorgespleten stukken,
19 de oversten van JudaJuda = lof en de oversten van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, de hofdienaren en de priesters en heel het volk van het land die passeren tussen de doorgespleten stukken van het kalf,
20 want Ik zal hen geven in de hand van hun vijanden en in de hand van die hun ziel zoeken en hun kadaver wordt tot voedsel voor wat vliegt van de hemelen en voor het beest van de aarde.
21 En SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH, koning van JudaJuda = lof, en zijn oversten zal Ik geven in de hand van hun vijanden en in de hand van die hun ziel zoeken en in de hand van de strijdmacht van de koning van BabelBabel = wirwar, die tegen jullie opgaan.
22 Aanschouw, Ik zal instructie geven, zegt JAHWEH met nadruk, en Ik zal hen doen terugkeren naar deze stad. En zij zullen tegen haar vechten en zij veroveren haar en zij verbranden haar in het vuur. En de steden van JudaJuda = lof zal Ik een troosteloosheid maken, zonder een bewoner.

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 35
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.