|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 En alle oversten van de gewapende eenheden en , zoon van , en , zoon van , en heel het volk, van de kleine tot de grote, kwamen dichtbij,
2 en zij zeiden tot , de profeet: Laat alstublieft onze smeekbede vallen voor uw aangezicht en bid aangaande ons tot JAHWEH, uw Elohim, aangaande heel dit overblijfsel, want wij zijn een klein overblijfsel van velen, zoals uw ogen ons zien.
3 En JAHWEH, uw Elohim, zal ons de weg vertellen die wij zullen gaan en de zaak die wij zullen doen.
4 En , de profeet, zei tot hen: Ik hoorde het. Aanschouw, ik zal bidden tot JAHWEH, jullie Elohim, naar jullie woorden en het zal zijn dat elk woord dat JAHWEH jullie zal antwoorden, ik aan jullie zal vertellen. Ik zal van jullie geen woord achterhouden.
5 En zij, zij zeiden tot : JAHWEH zal ons tot een getuige van waarheid zijn en betrouwbaar zijn, indien wij niet zo doen naar heel het woord dat JAHWEH, uw Elohim, aan ons zendt.
6 Of het goed is of kwaad, wij zullen luisteren naar de stem van JAHWEH, onze Elohim, tot Wie wij u zenden, opdat het goed met ons zal zijn. Want wij zullen luisteren naar de stem van JAHWEH, onze Elohim.
7 En het was aan het einde van tien dagen, dat het woord van JAHWEH kwam tot .
8 En hij riep tot , zoon van , en tot alle oversten van de gewapende eenheden die met hem waren en tot heel het volk, van klein tot groot,
9 en hij zei tot hen: Zo zegt JAHWEH, Elohim van , tot Wie jullie mij zonden om jullie smeekbede voor Zijn aangezicht te doen vallen:
10 Indien jullie terugkeren en wonen in dit land, dan bouw Ik jullie op en zal Ik jullie niet neerhalen en Ik zal jullie planten en Ik zal jullie niet uitplukken, want Ik heb spijt van het kwaad dat Ik jullie deed.
11 Het moet niet zo zijn dat jullie vrezen voor het aangezicht van de koning van , voor wiens aangezicht jullie vrezen. Het moet niet zo zijn dat jullie voor hem vrezen, zegt JAHWEH met nadruk, want Ik ben met jullie om jullie te redden en jullie uit te redden uit zijn hand.
12 En Ik zal aan jullie mededogen geven, zodat hij mededogen met jullie heeft en hij jullie doet terugkeren naar jullie grond.
13 Maar indien jullie zeggen: Wij zullen niet in dit land wonen, zodat jullie niet luisteren naar de stem van JAHWEH, jullie Elohim,
14 zeggend: Nee, want wij zullen het land van binnen komen, waar wij geen oorlog zullen zien en wij het geluid van de ramshoorn niet zullen horen en wij niet zullen hongeren om brood, en daar zullen wij wonen.
15 En nu, daarom, hoort het woord van JAHWEH, overblijfsel van , zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van : Indien jullie je plaatsen, ja plaatsen om binnen te komen en jullie binnenkomen om daar tijdelijk te verblijven,
16 dan komt daar het zwaard dat jullie vrezen; het zal jullie inhalen in het land van en de hongersnood, waarover jullie ongerust zijn, zal achter jullie op de hielen zitten in en daar zullen jullie sterven.
17 En het zal zijn dat alle mannen die hun aangezichten plaatsen om binnen te komen in en daar tijdelijk verblijven, zullen sterven door het zwaard, door de hongersnood en door de pest en er zal van hen geen overlevende zijn of een ontkomene van het aangezicht van het kwaad dat Ik over hen breng.
18 Want zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van : Zoals Mijn boosheid en woede werden uitgestort over de inwoners van , zo zal Mijn woede uitgestort worden over jullie bij het binnenkomen in . En jullie worden tot een verwensing en tot een ontzetting en tot een vloekuitspreking en tot smaad. En jullie zullen deze plaats niet meer zien.
19 JAHWEH sprak over jullie, overblijfsel van . Het moet niet zo zijn dat jullie binnenkomen, wetend wat jullie weten, want ik betuig vandaag onder jullie,
20 want jullie doen jullie zielen afdwalen. Want jullie zonden mij naar JAHWEH, jullie Elohim, zeggend: Bid aangaande ons tot JAHWEH, onze Elohim, en naar alles wat JAHWEH, onze Elohim, zal zeggen, zo vertel het ons en wij zullen het doen.
21 En ik vertel het jullie vandaag, maar jullie luisteren niet naar de stem van JAHWEH, jullie Elohim, en naar alles wat Hij mij naar jullie zond.
22 En nu weten, ja weten jullie dat jullie zullen sterven door het zwaard, door de hongersnood en door de pest, in de plaats waar jullie naar verlangen om binnen te komen, om daar tijdelijk te verblijven.
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 43
|
|