Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 42

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 En alle oversten van de gewapende eenheden en JochananJochanan = JAH is genadig, zoon van KareachKareach = kaal, en JezanjaJezanja = JAHWEH heeft geluisterd, zoon van HosajaHosaja = redding geeft JAH, en heel het volk, van de kleine tot de grote, kwamen dichtbij,
2 en zij zeiden tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, de profeet: Laat alstublieft onze smeekbede vallen voor uw aangezicht en bid aangaande ons tot JAHWEH, uw Elohim, aangaande heel dit overblijfsel, want wij zijn een klein overblijfsel van velen, zoals uw ogen ons zien.
3 En JAHWEH, uw Elohim, zal ons de weg vertellen die wij zullen gaan en de zaak die wij zullen doen.
4 En JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, de profeet, zei tot hen: Ik hoorde het. Aanschouw, ik zal bidden tot JAHWEH, jullie Elohim, naar jullie woorden en het zal zijn dat elk woord dat JAHWEH jullie zal antwoorden, ik aan jullie zal vertellen. Ik zal van jullie geen woord achterhouden.
5 En zij, zij zeiden tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH: JAHWEH zal ons tot een getuige van waarheid zijn en betrouwbaar zijn, indien wij niet zo doen naar heel het woord dat JAHWEH, uw Elohim, aan ons zendt.
6 Of het goed is of kwaad, wij zullen luisteren naar de stem van JAHWEH, onze Elohim, tot Wie wij u zenden, opdat het goed met ons zal zijn. Want wij zullen luisteren naar de stem van JAHWEH, onze Elohim.
7 En het was aan het einde van tien dagen, dat het woord van JAHWEH kwam tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH.
8 En hij riep tot JochananJochanan = JAH is genadig, zoon van KareachKareach = kaal, en tot alle oversten van de gewapende eenheden die met hem waren en tot heel het volk, van klein tot groot,
9 en hij zei tot hen: Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God , tot Wie jullie mij zonden om jullie smeekbede voor Zijn aangezicht te doen vallen:
10 Indien jullie terugkeren en wonen in dit land, dan bouw Ik jullie op en zal Ik jullie niet neerhalen en Ik zal jullie planten en Ik zal jullie niet uitplukken, want Ik heb spijt van het kwaad dat Ik jullie deed.
11 Het moet niet zo zijn dat jullie vrezen voor het aangezicht van de koning van BabelBabel = wirwar, voor wiens aangezicht jullie vrezen. Het moet niet zo zijn dat jullie voor hem vrezen, zegt JAHWEH met nadruk, want Ik ben met jullie om jullie te redden en jullie uit te redden uit zijn hand.
12 En Ik zal aan jullie mededogen geven, zodat hij mededogen met jullie heeft en hij jullie doet terugkeren naar jullie grond.
13 Maar indien jullie zeggen: Wij zullen niet in dit land wonen, zodat jullie niet luisteren naar de stem van JAHWEH, jullie Elohim,
14 zeggend: Nee, want wij zullen het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) binnen komen, waar wij geen oorlog zullen zien en wij het geluid van de ramshoorn niet zullen horen en wij niet zullen hongeren om brood, en daar zullen wij wonen.
15 En nu, daarom, hoort het woord van JAHWEH, overblijfsel van JudaJuda = lof, zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God : Indien jullie je plaatsen, ja plaatsen om EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) binnen te komen en jullie binnenkomen om daar tijdelijk te verblijven,
16 dan komt daar het zwaard dat jullie vrezen; het zal jullie inhalen in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) en de hongersnood, waarover jullie ongerust zijn, zal achter jullie op de hielen zitten in EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) en daar zullen jullie sterven.
17 En het zal zijn dat alle mannen die hun aangezichten plaatsen om binnen te komen in EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) en daar tijdelijk verblijven, zullen sterven door het zwaard, door de hongersnood en door de pest en er zal van hen geen overlevende zijn of een ontkomene van het aangezicht van het kwaad dat Ik over hen breng.
18 Want zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God : Zoals Mijn boosheid en woede werden uitgestort over de inwoners van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, zo zal Mijn woede uitgestort worden over jullie bij het binnenkomen in EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn). En jullie worden tot een verwensing en tot een ontzetting en tot een vloekuitspreking en tot smaad. En jullie zullen deze plaats niet meer zien.
19 JAHWEH sprak over jullie, overblijfsel van JudaJuda = lof. Het moet niet zo zijn dat jullie EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) binnenkomen, wetend wat jullie weten, want ik betuig vandaag onder jullie,
20 want jullie doen jullie zielen afdwalen. Want jullie zonden mij naar JAHWEH, jullie Elohim, zeggend: Bid aangaande ons tot JAHWEH, onze Elohim, en naar alles wat JAHWEH, onze Elohim, zal zeggen, zo vertel het ons en wij zullen het doen.
21 En ik vertel het jullie vandaag, maar jullie luisteren niet naar de stem van JAHWEH, jullie Elohim, en naar alles wat Hij mij naar jullie zond.
22 En nu weten, ja weten jullie dat jullie zullen sterven door het zwaard, door de hongersnood en door de pest, in de plaats waar jullie naar verlangen om binnen te komen, om daar tijdelijk te verblijven.

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 43
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.