Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jesaja
Hoofdstuk 43

Jesaja trad op van ca. 750 tot ca. 700 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)


1 En nu: zo zegt JAHWEH, jouw Schepper, JakobJakob = hielenlichter, en jouw Vormgever, IsraëlIsraël = strijder van God: Het moet niet zo zijn dat jij vreest, want Ik loste jouw schuld in. Ik riep jou bij naam - jij bent van Mij.
2 Want steek jij over door wateren, Ik ben met jou, en door de rivieren, zij zullen jou niet overspoelen. Wanneer jij door vuur gaat zal jij niet verschroeid worden en een vuurgloed zal jou niet verteren.
3 Want Ik JAHWEH, ben jouw Elohim, Heilige van IsraëlIsraël = strijder van God, jouw Redder. Ik heb EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) gegeven als jouw beschutting, KushKush = zwart en ShebaSheba = eed in jouw plaats.
4 Omdat jij kostbaar bent in Mijn ogen wordt jij verheerlijkt. En Ik, Ik heb jou lief en Ik zal mensheid geven in jouw plaats en volkstammen in plaats van jouw ziel. Zie! Ik geef uit de synagoge van de Satan enigen van hen die zeggen zelf Joden te zijn en zij zijn het niet, maar zij liegen. Zie*! Ik zal maken dat zij zullen komen en zij zullen aanbidden voor jouw °voeten en zij zullen weten* dat Ik jou liefheb (SW)[Openb. 3:9]
5 Het moet niet zo zijn dat jij vreest, want Ik ben met jou. Vanaf het oosten zal Ik jouw zaad brengen en vanaf het westen zal Ik jou bijeen roepen.
6 Ik zal tot het noorden zeggen: Geef, en tot het zuiden: Het moet niet zo zijn dat jij tegenhoudt! Breng Mijn zonen van verre en Mijn dochters vanaf het einde van de aarde. En Ik zal voor jullie tot Vader zijn en jullie zullen voor Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heer, de Almachtige (SW)[2Kor. 6:18]
7 Elk die in Mijn Naam geroepen wordt en voor Mijn heerlijkheid, Ik schiep hem, Ik gaf hem vorm; inderdaad, Ik maakte hem.
8 Doe het volk uitgaan, blind, dan zijn er ogen, en doven, dan er zijn voor hen oren.
9 Alle naties worden tezamen bijeengeroepen en de volkstammen verzamelen zich. Wie onder hen zal dit vertellen en wie zullen ons de vroegere dingen aankondigen? Zij zullen hun getuigenissen geven en zij zullen zichzelf rechtvaardigen en zij zullen horen en zij zullen zeggen: Het is waarheid.
10 Jullie zijn Mijn getuigen, zegt JAHWEH met nadruk, en Mijn dienaar, die Ik koos, opdat jullie zullen weten en jullie Mij zullen geloven en jullie zullen begrijpen dat Ik het ben. Vóór Mij werd geen el vorm gegeven en na Mij zal er geen zijn.
11 Ik, Ik ben JAHWEH en er is geen Redder afgezien van Mij.
12 Ik, Ik vertel en Ik red en Ik kondig aan en er is geen vreemde god onder jullie. En jullie zijn Mijn getuigen, zegt JAHWEH met nadruk, en Ik ben El.
13 Ook: vanaf de dag ben Ik het en er is geen die uitredt uit Mijn hand. Ik zal tot stand brengen en wie zal doen terugkeren?
14 Zo zegt JAHWEH, jullie schuld inlossende Verwant, de Heilige van IsraëlIsraël = strijder van God: Vanwege jullie zend Ik naar BabelBabel = verwarring en Ik doe alle vluchtelingen afdalen en de Chaldeeën in de schepen van hun gejubel.
15 Ik ben JAHWEH, jullie Heilige, Schepper van IsraëlIsraël = strijder van God, jullie Koning.
16 Zo zegt JAHWEH, Die een weg maakt in de zee en een spoor in sterke wateren,
17 Die strijdwagen en paard doet uitgaan, een strijdmacht en de sterke; tezamen zullen zij neerliggen, zij zullen helemaal niet opstaan. Zij worden uitgeblust, uitgedoofd als de vlaspit.
18 Het moet niet zo zijn dat jullie vroegere dingen gedenken en het moet niet zo zijn dat jullie de dingen die vooraf gingen zorgvuldig beschouwen.
19 Aanschouw Mij, Ik doe een nieuw ding! Nu ontspruit het! Weten jullie het niet? Inderdaad, Ik plaats een weg in de wildernis, stromen in de troosteloosheid.
20 Het dier van het veld zal Mij verheerlijken, de jakhalzen en de dochters van de struisvogel, want Ik geef in de wildernis wateren, stromen in de troosteloosheid, om Mijn volk te doen drinken, Mijn uitverkorene.
21 Dit volk gaf Ik vorm voor Mijzelf. Zij zullen Mijn lofprijzing verhalen. Doch jullie zijn een gekozen ras, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een verkregen volk, opdat jullie de waarden zouden verkondigen* van de Ene, jullie roepend* uit de duisternis tot in Zijn °wonderbare licht, (SW) [1Petr.2:9]
22 Maar jij riep Mij niet, JakobJakob = hielenlichter, want jij was vermoeid van Mij, IsraëlIsraël = strijder van God.
23 Jij bracht Mij geen stuk kleinvee van jouw opstijgoffers en met jouw slachtoffers verheerlijkte jij Mij niet. Ik deed jou niet dienen met een erkenningsoffer en Ik vermoeide jou niet met wierook.
24 Jij kocht voor Mij met zilver geen geurig riet en jij oververzadigde Mij niet met het vet van jouw slachtoffers. Jij deed Mij dienen met jouw zonden. Je vermoeide Mij met jouw verdorvenheden.
25 Ik, Ik ben het Die jouw overtredingen uitwist, om wille van Mijzelf, en jouw zonden zal Ik niet gedenken.
26 Herinner Mij er aan, dan zullen wij tezamen oordeel zoeken. Verhaal over jezelf, opdat jij jezelf zal rechtvaardigen!
27 Jouw eerste vader, hij zondigde en jouw tussenpersonen overtraden tegen Mij.
28 En Ik zal de oversten van heiligheid ontwijden en Ik zal JakobJakob = hielenlichter tot de doem geven en IsraëlIsraël = strijder van God tot beschimpingen.

Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 44
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.