Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Nehemia
Hoofdstuk 11

Het boek Nehemia betreft de periode 445-430 v.Chr.

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 En de oversten van het volk woonden in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter en de overigen van het volk wierpen loten om één van de tien te brengen om in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter te wonen, de stad van de heiligheid, en de negen andere handen in de steden.
2 En het volk zegende alle mannen die zich vrijwillig aanboden om in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter te wonen.
3 En dezen waren de hoofden van de provincie die woonden in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter en in de steden van JudaJuda = lof, zij woonden ieder in zijn grondbezit, in hun steden: IsraëlIsraël = strijder van God, de priesters en de Levieten en de NethinimNethinim = tempeldienaren, aan de Levieten en priesters toegewezen voor de dienst in het heiligdom en de zonen van de dienaren van SalomoSalomo = man van vrede.
4 En in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter woonden sommigen van de zonen van JudaJuda = lof en van de zonen van BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind. Van de zonen van JudaJuda = lof: AtajaAtaja = helper is Jah, zoon van UzziaUzzia - mijn kracht is Jah, zoon van ZecharjaZecharja = JAH gedenkt, zoon van AmarjaAmarja = gesproken heeft Jah, zoon van SefatjaSefatja = geoordeeld heeft Jah, zoon van MahalalelMahalalel = lof van God, van de zonen van PeresPeres = doorbraak;
5 En MaäsejaMaäseja = werk van Jah, zoon van BaruchBaruch = gezegend, zoon van KolchozeKolchoze = alles-ziener, zoon van ChazajaChazaja = JAH ziet, zoon van AdajaAdaja = sieraad van Jah, zoon van JojaribJojarib = JAH strijdt (voor), zoon van ZecharjaZecharja = JAH gedenkt, zoon van de SiloniSiloni = vredebrengeret.
6 Alle zonen van PeresPeres = doorbraak, die in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter woonden, waren vierhonderd acht en zestig mannen van dapperheid.
7 En dezen waren de zonen van BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind: SalluSallu = gewogen, zoon van MesullamMesullam = vertrouweling (van God), zoon van JoëdJoëd = JAH is getuige, zoon van PedajaPedaja = JAHWEH heeft losgekocht, de zoon van KolajaKolaja = stem van Jah, zoon van MaäsejaMaäseja = werk van Jah, zoon van ItiëlItiël = met mij is God, zoon van JesajaJesaja = heil is Jah;
8 en na hem GabbaiGabbai = mijn rug en SallaiSallai = verheven (is Jah); negenhonderd acht en twintig.
9 En JoëlJoël = JAH is God, zoon van ZichriZichri = mijn gedachtenis, was opzichter over hen; en JudaJuda = lof, zoon van SenuaSenua = de gehate, was de tweede over de stad.
10 Van de priesters: JedajaJedaja = looft Jah, zoon van JojaribJojarib = JAH strijdt (voor), JachinJachin = Hij (God) grondvest,
11 SerajaSeraja = heerser is Jah, zoon van ChilkiaChilkia = mijn deel is Jah, zoon van MesullamMesullam = vertrouweling (van God), zoon van SadokSadok = rechtvaardig, zoon van MerajotMerajot = opstandig, zoon van AchitubAchitub = mijn broeder is goed, was bewindvoerder van het huis van de Elohim;
12 en hun broeders, die het werk voor het huis deden, waren achthonderd twee en twintig. En AdajaAdaja = sieraad van Jah, zoon van JerochamJerocham = geliefd, zoon van PelajaPelaja = beslist heeft Jah, zoon van AmsiAmsi = JAH draagt, zoon van ZecharjaZecharja = JAH gedenkt, zoon van PaschurPaschur = gerust, zoon van MalkiaMalkia = mijn koning is Jah,
13 en zijn broeders, hoofden voor de vaders, waren tweehonderd twee en veertig. En AmassaiAmassai = JAH draagt, zoon van AzarelAzarel = geholpen heeft God, zoon van AchzaiAchzai = mijn hoeder, beschermer, zoon van MesillemotMesillemot = vergelding, zoon van ImmerImmer = lam, schaap,
14 en hun broeders, machtige mannen van dapperheid, waren honderd acht en twintig; en opzichter over hen was ZabdiëlZabdiël = geschenk van God, zoon van GedolimGedolim = grote mannen.
15 En van de Levieten: SemajaSemaja = gehoord heeft Jah, zoon van ChassubChassub = bezorgd, zoon van AzrikamAzrikam = mijn hulp staat op, zoon van ChasabjaChasabja = JAH houdt rekening met mij, zoon van BunniBunni = gebouwd.
16 En SabbetaiSabbetai = (geboren op) sabbat en JozabadJozabad = JAH schenkt, van de hoofden van de Levieten, waren over het buitenwerk voor het huis van de Elohim.
17 En MattanjaMattanja = geschenk van Jah, zoon van MichaMicha = wie is als (Jah), zoon van ZabdiZabdi = JAH schenkt, zoon van AsafAsaf = (jah) voegt toe of verzamelt, was het hoofd van de aanvang van het lofzingen, die toejuicht tot gebed, en BakbukjaBakbukja = verwaarlozing van Jah was de tweede van zijn broeders; en AbdaAbda = knecht (van Jah), zoon van SammuaSammua = (geboren op een) verhoord (gebed), zoon van GalalGalal = invloedrijk, zoon van JedutunJedutun = hij overhandigt.
18 Al de Levieten in de stad van de heiligheid waren tweehonderd vier en tachtig.
19 En de poortwachters: AkkubAkkub = bedrieglijk, TalmonTalmon = onderdrukker, met hun broeders, die bewaakten in de poorten, waren honderd twee en zeventig.
20 En de overigen van IsraëlIsraël = strijder van God, de priesters en de Levieten, waren in alle steden van JudaJuda = lof, een ieder in zijn lotbezit.
21 En de NethinimNethinim = geen persoonsnaam, maar de heilige slaven in de tempel woonden in de OfelOfel = heuvel; en SichaSicha = verdord en GispaGispa = aandachtig waren over de NethinimNethinim = geen persoonsnaam, maar de heilige slaven in de tempel.
22 En de opzichter van de Levieten in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter was UzziUzzi = mijn kracht is Jah, zoon van BaniBani = (Jah) bouwt, zoon van ChasabjaChasabja = Jah houdt rekening met mij, zoon van MattanjaMattanja = geschenk van Jah, zoon van MichaMicha = wie is als (Jah), van de zonen van AsafAsaf = (Jah) voegt toe of verzamelt, de zangers aan de voorkant van het werk van het huis van de Elohim.
23 Want er was een instructie van de koning over hen en gelegaliseerd op de zangers, een dagelijkse zaak.
24 En PetachjaPetachja = (de moederschoot) opent Jah, zoon van MesezabelMesezabel = redding van God, van de zonen van ZerachZerach = lichtstraal, zoon van JudaJuda = lof, was aan de hand van de koning, voor alle zaken voor het volk.
25 En in de gehuchten van hun velden woonden van de zonen van JudaJuda = lof, in Kirjat-ArbaKirjat-Arba = stad van de vier (bv. families) en haar randgebieden en in DibonDibon = mompelen en haar randgebieden, en in JekabseëlJekabseël = God verzamelt en haar gehuchten;
26 en in JeshuaJeshua = JAH redt en in MoladaMolada = geboorte en in Bet-PeletBet-Pelet = huis van ontkoming,
27 en in Chasar-SualChasar-Sual = vossendorp en in Ber-ShebaBer-Sheba = put van de eed, put van de 7, put van de overvloed en haar randgebieden,
28 en in SiklagSiklag = wending makend en in MechonaMechona = woonplaats en haar randgebieden,
29 en in En-RimmonEn-Rimmon = bron van de granaatappelboom en in SoraSora = horzel en in JarmutJarmut = hoogte,
30 ZanoachZanoach = verworpen, AdullamAdullam = toevlucht en hun gehuchten, LachisLachis = onoverwinnelijk en haar velden, AzekaAzeka = insnijden, kerven en haar randgebieden; en zij legerden zich vanaf Ber-ShebaBer-Sheba = put van de eed, put van de 7, put van de overvloed tot aan het ravijn HinnomHinnom = klaagzang, geweeklaag,
31 en de zonen van BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind vanaf GebaGeba = hoogte, heuvel woonden in MichmasMichmas = schuilhoek en AjjaAjja = havik; klanknabootsing van de roep en Bet-ElBet-El = huis van God en haar randgebieden,
32 AnathotAnathot = verhoringen, NobNob = hoogte, AnanjaAnanja = bescherming is Jah,
33 HazorHazor = ingesloten, RamaRama = hoogte, GittaïmGittaïm = twee wijnpersen,
34 ChadidChaddid = scherp, SeboïmSeboïm = hyenas, NeballatNeballat = verborgen dwaasheid,
35 LodLod = breuk, en OnoOno = sterk, in het ravijn van de vaklieden.
36 En van de Levieten waren sommigen in de afdelingen van JudaJuda = lof toegewezen aan BenjaminBenjamin = zoon van de rechterzijde - gelukskind.

Terug naar de indexpagina
Naar Nehemia 12
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinde zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.