Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Spreuken 27

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 Het moet niet zo zijn dat jij jezelf beroemt over de dag van morgen, want jij weet niet wat die dag verwekt. 13 Komt nu, die zeggen: Vandaag of morgen zullen wij naar deze stad gaan en wij zullen daar een jaar blijven en wij zullen handelen en winst verkrijgen,
14 die niet weten wat morgen is, wat jullie leven is? Want jullie zijn een uitademing die kortstondig verschijnt en daarna verdwijnt,
15 in plaats dat jullie zeggen: Indien de Heer zou willen en wij zullen leven, zullen wij ook dit of dat doen.
16 Doch nu roemen jullie in jullie uiterlijk vertoon. Al zulk roemen is boos. (SW)
[Jak. 4:13-16]

2 De onbekende zal jou lofprijzen, maar niet jouw eigen mond, een uitheemse, en zeker niet jouw lippen.
3 Steen is zwaar en zwaarwegend het zand, maar de terging van een dwaas is zwaarder dan hen beiden.
4 Wreedheid is van woede en overstroming van boosheid, en wie zal staan voor het aangezicht van jaloersheid?
5 Onthuld zijnde terechtwijzing is beter dan liefde die verborgen is.
6 Betrouwbaar zijn de verwondingen van die lief heeft, maar de kussen van een hater zijn dringend verzocht.
7 Een verzadigde ziel vertrapt een honingdrup, maar de hongerige ziel vindt alle bitter zoet.
8 Als een vogel die van z'n nest zwerft, zo is een man die van zijn plaats zwerft.
9 Olie en wierook doen het hart verheugen en de zoetheid van zijn naaste door de raadgeving van zijn ziel.
10 Het moet niet zo zijn dat jij jouw naaste en de naaste van jouw vader verlaat. En het moet niet zo zijn dat jij tot het huis van jouw broeder komt in de dag van jouw ramp. Beter een buurman dichtbij dan een broeder ver weg.
11 Wees wijs mijn zoon en verheug mijn hart, dan zal ik die mij smaadt een woord doen terugkeren.
12 Een schrandere ziet het kwaad; hij verbergt zichzelf. De eenvoudigen passeren en worden beboet.
13 Neem zijn mantel, want hij is borg voor een onbekende en houd hem als pand aangaande een uitheemse vrouw.
14 Die zijn naaste met een grote stem zegent, vroeg in de ochtend opstaand, het zal hem toegerekend worden als een vloekuitspreking.
15 Een aanhoudend gedruppel in een dag van gebulder en een vrouw van ruzies, ze zijn aan elkaar gelijk.
16 Wie haar smoort smoort de wind en hij roept de olie in zijn rechterhand.
17 IJzer scherpt ijzer en een man scherpt het aangezicht van zijn naaste.
18 Wie een vijgenboom bewaart zal haar vrucht eten en die zijn heer bewaakt zal verheerlijkt worden.
19 Zoals het water gezicht reflecteert tegen gezicht, zo is het hart van de mens tegenover de mens.
20 Het dodenrijk en vernietiging worden niet verzadigd en de ogen van de mens worden niet verzadigd.
21 Een fijnbrander voor het zilver en een smeltkroes voor het goud, maar een man wordt getest overeenkomstig zijn lofprijs.
22 Indien jij de dwaas in een vijzel fijnstampt, te midden van de graankorrels, met de stamper, zal zijn dwaasheid niet van hem weggaan.
23 Jij zal het aangezicht van jouw kudde weten, ja weten; stel jouw hart op jouw bijeengedreven kudden,
24 want ze zijn geen bezittingen tot de aion, of een onderscheidingsteken van generatie tot generatie.
25 Weggerold wordt het gras en vegetatie wordt gezien en de kruiden van de bergen worden ingezameld.
26 Mannelijke lammeren zijn jou tot kleding en de bokken zijn de koopprijs van een veld.
27 Er is voldoende geitenmelk voor jouw voeding en voor de voeding van jouw huis en voor de levens van jouw jonge meisjes.

Terug naar de indexpagina
Naar Spreuken 28
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinde zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.