|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 "Geeft gehoor, hemelen, en ik zal spreken, en de aarde zal de gezegden van mijn mond horen.
2 Mijn betoog zal druppelen als de regen, mijn gezegde vloeit als de dauw, als de motregen op de vegetatie, als regenbuien op het kruid.
3 Want ik roep de naam van JAHWEH uit! Verleent grootheid aan onze Elohim!
4 De onberispelijke Rots is Zijn verrichting, want al Zijn wegen zijn oordeel. Hij is de El van trouw en er is geen onrechtvaardigheid; rechtvaardig en recht is Hij.
5 Men is verdorven geworden tegen Hem. Ze zijn niet langer Zijn zonen door hun smet, een verdraaide en gekronkelde generatie.
6 Vergelden jullie dit JAHWEH, ontaard en onwijs volk? Is Hij niet jullie Vader? Hij verwierf jullie en Hij, Hij maakte jullie en Hij vestigde jullie.
7 Gedenk de dagen van de aion. Begrijpt de jaren van generatie na generatie. Vraag jouw vader en hij zal jou vertellen, jouw oudsten en zij zullen het tot jou zeggen:
8 Toen de Allerhoogste aan de naties lotbezittingen gaf, toen Hij de zonen van de mens uit elkaar deed gaan, stelde Hij de grenzen van de volken vast naar het getal van de zonen van .
9 Want de portie van JAHWEH is Zijn volk; is de lijn van zijn lotbezit.
10 Hij vond hem in een land van wildernis en in chaos, een jammerlijke troosteloosheid. Hij omringt hem en Hij doet hem verstaan. Hij bewaart hem als de pupil van Zijn oog.
11 Als een gier wekt Hij Zijn nest op; Hij vibreert over Zijn kuikentjes, Hij spreidt Zijn vleugels uit, Hij neemt hem, Hij draagt hem op Zijn vleugelpunt.
12 Alleen JAHWEH gidst hem en bij hem is geen uitheemse el.
13 Hij doet hem rijden op de hoge plaatsen van het land en hij eet de opbrengsten van het veld. En Hij doet hem honing zuigen uit een steile rots en olie uit de kiezelsteen van de rots.
14 Dikke room van het grootvee en melk van het kleinvee, met vet van bokkige lammeren en rammen uit en bokken, met het vet van tarwekiemen, en van het bloed van de druif drink jij schuimende wijn.
15 En werd vadsig en hij trapt (jij bent vadsig en jij bent dik en jij bent potig) en hij laat Eloah, Die hem maakte, in de steek. En hij onteert de Rots van zijn redding.
16 Zij maken Hem jaloers met vreemde goden, met afschuwelijkheden tergen zij Hem.
17 Zij offeren aan demonen, niet Eloah. Elohim kenden zij niet. Zij kwamen tot nieuwe die dichtbij waren. Jullie vaders werden door hen niet met afgrijzen vervuld.
18 De Rots Die jou verwekt ben jij je niet bewust. En jij vergeet El, Die barensweeën over jou had.
19 En JAHWEH zag en Hij versmaadde door de terging van Zijn zonen en Zijn dochters.
20 En Hij zei: Ik zal Mijn aangezicht voor hen verbergen. Ik zal zien wat hun latere dagen zullen zijn, want het is een eigenzinnige generatie, zonen zonder betrouwbaarheid in zich.
21 Zij, zij maken Mij jaloers met een niet-El. Zij tergen Mij door de afgoden van hun zinloosheid. En Ik zal hen jaloers maken op wat geen volk is. Door een ontaarde natie zal Ik hen tergen.
22 Want een vuur wordt ontstoken door Mijn boosheid en het zal gloeien tot aan het dodenrijk, beneden. En het zal de aarde verslinden en haar gewas en het zal de fundamenten van bergen in lichterlaaie zetten.
23 Ik doe over hen kwaden opvegen. Ik zal Mijn pijlen tegen hen uitgeput maken,
24 die uitgeteerd zijn van de hongersnood en die bevochten zijn van een dodelijke epidemie en de bittere angel. En de tand van beesten zal Ik tegen hen zenden met het venijn van die op de losse aarde schuifelen.
25 Van buitenaf zal het zwaard beroven van kinderen en vanuit kamers komt angst, ook voor de uitgekozen jongeman, ook de maagd, de zuigeling met de man met grijs haar.
26 Ik zeg: Ik zal ze wegblazen, Ik zal ze uitroeien uit de gedachtenis van de sterveling,
27 tenzij Ik terugdeins voor de getergdheid van de vijand, opdat hun benauwers het niet verkeerd uitleggen, opdat zij niet zeggen: Onze handen zijn hoog, en JAHWEH bracht dit alles niet tot stand.
28 Want zij zijn een natie verstoken van beraadslaging en er is in hen geen verstand.
29 Och, dat zij wijs waren, zij hierin intelligent te werk gingen, zij begrepen wat er in hun latere dagen gebeurt!
30 Hoe zal één duizend achtervolgen en twee tienduizend op de vlucht doen slaan, als niet hun Rots hen verkocht en JAHWEH hen uitleverde?
31 Want hun rots is niet als onze Rots en onze vijanden zijn bemiddelaars.
32 Want hun wijnstok is de wijnstok van en van de plantages van . Hun druiven zijn druiven van vergif; voor hen zijn het trossen van bitterheid.
33 Hun wijn is als het venijn van slangen en het vergif van cobras, zo wreed.
34 Is het niet bij Mij opeen gehoopt, niet verzegeld in Mijn schatkamers?
35 Aan Mij zijn wraak en terugbetaling. Op de gepaste tijd zal hun voet uitglijden. Want de dag van hun ramp is dichtbij en op het punt staande doem spoedt zich over hen.
36 Want JAHWEH zal Zijn volk recht verschaffen en met Zijn dienaren heeft Hij compassie, wanneer Hij ziet dat hun hand vertrokken is en tot nul is geworden voor de beteugelde en de verlatene.
37 Dan zegt Hij: Waar zijn hun elohim, de rots waarin zij toevlucht zochten,
38 die het vet van hun slachtoffers eten? Zij drinken de wijn van hun plengoffer. Laten zij opstaan en jullie helpen. Laat ze voor jullie een verberging zijn!
39 Ziet nu dat Ik, Ik het ben, en er is geen elohim met Mij. Ik, Ik doe sterven en Ik maak levend, Ik doorboor en Ik genees, en er is niemand die uit Mijn hand redt.
40 Want Ik hef Mijn hand op naar de hemelen en Ik zeg: Ik ben de Levende voor de aion.
41 Wanneer Ik het flitsen van Mijn zwaard wet en Mijn hand oordeel houdt, doe Ik wraak terugkeren tegen Mijn benauwers en die Mij haten zal Ik terugbetalen.
42 Ik zal Mijn pijlen dronken maken van bloed (en Mijn zwaard verslindt vlees), van het bloed van een gesneuvelde en een krijgsgevangene, van het hoofd van de commandanten van de vijand.
43 Jubelt, naties, met Zijn volk, want het bloed van Zijn dienaren zal Hij wreken. En wraak doet Hij terugkeren op Zijn benauwers en Hij maakt een beschutting voor Zijn volk van Zijn grond."
44 En kwam en hij sprak alle woorden van dit lied in de oren van het volk, Hij en , de zoon van .
45 En beëindigde al deze woorden te spreken tot heel .
46 En hij zegt tot hen: "Plaatst jullie hart op al de woorden die ik vandaag tot jullie betuig, opdat jullie ze aan jullie zonen als instructie zullen geven, in acht nemend alle woorden van deze wet te doen,
47 opdat het voor jullie geen leeg woord is, het is jullie leven. En in dit woord zullen jullie je dagen verlengen op de grond waarheen jullie de oversteken om die te pachten."
48 En JAHWEH spreekt tot op deze zelfde dag, zeggend:
49 "Ga deze berg van de op (de berg die in het land van is, die uitziet op ) en zie! het land van , dat Ik aan de zonen van geef tot grondbezit,
50 en sterf op de berg waarheen jij opgaat en word verzameld bij jouw volksgenoten, zoals , jouw broer, stierf op de berg en hij verzameld werd bij zijn volksgenoten.
51 Want jullie krenkten Mij temidden van de zonen van bij de wateren van , bij in de wildernis van , omdat jullie Mij niet heiligden temidden van de zonen van .
52 Want van op een afstand zal jij het land zien, maar jij zal daarheen niet binnenkomen, naar het land dat Ik geef aan de zonen van ."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 33
|
|