Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven
tussen 593 en 565 voor Christus,
tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.

Hoofdstuk 10

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 En ik zag, en aanschouw, op de atmosfeer, die boven het hoofd van de cherubs was, verscheen iets als een saffiersteen, als de verschijning van de gelijkenis van een troon verscheen hij boven hen. Onmiddellijk kwam* ik, in geest, en zie*, een troon, gesitueerd in de hemel en op de troon zit Iemand (SW)[Openb. 4:2]
2 En Hij sprak tot de man die gekleed was in het linnen en Hij zei: Kom binnen, tot tussen de rollende wielen onder de cherub en vul jouw beide handen met gloeiend houtskool van vuur vanuit het midden van de cherubs en sprenkel ze over de stad. En voor mijn ogen kwam hij binnen. En de boodschapper heeft het wierookvat genomen en hij stopt* het vol met het vuur van het altaar en hij werpt* het op de aarde en er kwamen donders en stemmen en bliksems en een aardbeving. (SW) [Openb. 8:5]
3 En de cherubs stonden rechts van het huis bij het binnenkomen van de man. En de wolk vulde de binnenste hof.
4 En de heerlijkheid van JAHWEH rees omhoog vanaf de cherub, boven de dorpel van het huis. En het huis werd vervuld met de wolk en de hof was vol met de helderheid van de heerlijkheid van JAHWEH. 1 En hij deed mij gaan naar een poort, de poort die naar de weg van het oosten gekeerd is. 2 En aanschouw, de heerlijkheid van de Elohim van Israël kwam van de weg van het oosten en Zijn geluid was als het geluid van vele wateren. En de aarde lichtte op door Zijn heerlijkheid. (SW) [Eze. 43:1,2]
5 En het geluid van de vleugels van de cherubs werd gehoord tot aan de buitenste hof, zoals de stem van El Die toereikend verschaft bij Zijn spreken.
6 En het was toen Hij de man die gekleed was in linnen, instructie gaf, zeggend: "Neem vuur van tussen de rollende wielen onder de cherubs," dat hij binnen gaat en naast het wiel staat.
7 En de cherub zond zijn hand uit van tussen de cherubs, naar het vuur dat te midden van de cherubs was. En hij hief het op en hij gaf het in beide handen van de in het linnen geklede. En hij nam het en hij ging weg.
8 En aan de cherubs werd een model van de hand van een mens gezien, onder hun vleugels.
9 En ik zag, en aanschouw, er waren vier wielen naast de cherubs, één wiel stond naast de cherub, één, en één wiel naast de andere cherub, één. En de verschijning van de wielen was als de fonkeling van een topaassteen.
10 En hun verschijningen, zij vieren hadden één gelijkenis, als ware er een wiel in het midden van het wiel.
11 En bij hun gaan gingen zij naar hun vier richtingen. Zij keerden zich niet om bij hun gaan, want de plaats waarheen het hoofdwiel zich wendde, daarheen gingen zij. Zij keerden zich niet om bij hun gaan.
12 En al hun vlees en hun randen en hun handen en hun vleugels en de wielen waren vol ogen, rondom, voor hun vier wielen. En de vier levende wezens, ieder van hen hebbend zes vleugels per stuk, rondom en van binnen zijn zij vol van ogen, en zij hebben geen rust, dag noch nacht, zeggend: Heilig, heilig, heilig, Heer, °God, de Almachtige, Die was, Die is en Die komt. (SW) [Openb. 4:8]
13 En hun wielen werden "De Rollende Wielen" genoemd in mijn oren.
14 En er waren vier aangezichten. Het ene was het aangezicht van de cherub en het tweede aangezicht was het aangezicht van een mens en het derde het aangezicht van een leeuw en het vierde het aangezicht van een gier. En het eerste °beest is als een leeuw en het tweede beest is als een kalf en het derde beest heeft het gezicht van een mens, en het vierde beest is als een vliegende gier. (SW)[Openb. 4:7]
15 En de cherubs verhieven zich. Dit was het levende wezen dat ik zag aan de rivier de KebarKebar (of Chebar) = samenvoeging.
16 En bij het gaan van de cherubs gingen de wielen naast hen mee en wanneer de cherubs hun vleugels ophieven, om omhoog te rijzen vanaf het land, keerden de wielen zich niet om, ook zij, van naast hen.
17 En wanneer zij stilstonden, stonden zij stil, en wanneer zij hoog oprezen verhieven zij zich met hen, want de geest van het levende wezen was in hen.
18 En de heerlijkheid van JAHWEH ging uit van boven de dorpel van het huis en hij stond boven de cherubs.
19 En de cherubs hieven hun vleugels op en zij verhieven zich, voor mijn ogen, vanaf de aarde bij hun uitgaan en de wielen gingen met hen mee. En zij stonden bij het portaal van de poort van het huis van JAHWEH, de oostelijke, en de heerlijkheid van de Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God was boven hen, naar boven.
20 Het was het levende wezen dat ik zag beneden de Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God bij de rivier de KebarKebar (of Chebar) = samenvoeging. En ik wist dat zij cherubs waren.
21 De vier hadden elk vier aangezichten en elk had vier vleugels en een gelijkenis van handen van een mens was onder hun vleugels.
22 En de gelijkenis van hun aangezichten was als de gezichten die ik zag op de rivier de KebarKebar (of Chebar) = samenvoeging, hun verschijningen en henzelf. Ieder ging recht voor zijn aangezicht uit.

Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 11
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.