Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven tussen 593 en 565 voor Christus, tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.
Hoofdstuk 39
|
|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 En jij, zoon van de mensheid, profeteer tegen en zeg: Zo zegt mijn Heer JAHWEH: Aanschouw, Ik ben tegen jou, , hoofdvorst van en ,
2 En Ik zal jou doen omkeren en en Ik zal jou voortdrijven en Ik zal jou doen opgaan van de uithoeken van het noorden en Ik zal jou brengen op de bergen van .
3 En Ik zal jouw boog uit jouw linkerhand slaan en jouw pijlen zal Ik uit jouw rechterhand doen vallen.
4 Op de bergen van zal jij vallen, jij en al jouw strijders en de volken die met jou zijn. Aan iedere roofvogel, elke van de vleugel en wild dier van het veld zal Ik jou tot voedsel geven.
5 Op de oppervlakte van het veld zal jij vallen, want Ik, Ik sprak het, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
6 En Ik zal vuur zenden op en onder de inwoners van de kustlanden, in vertrouwen, en zij zullen weten dat Ik JAHWEH ben.
7 En de Naam van Mijn heiligheid zal Ik bekend maken te midden van Mijn volk en Ik zal de Naam van Mijn heiligheid niet langer laten ontwijden en de naties zullen weten dat Ik JAHWEH ben, de Heilige in .
8 Aanschouw, het komt en het zal gebeuren, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk. Het is de dag waarvan Ik sprak.
9 En de inwoners van de steden van zullen uitgaan en zij verteren en zij doen het wapen en schild en grootschild, de boog en de pijlen en de handstokken en de lans ontbranden, en zij verteren hen met vuur, zeven jaren.
10 En zij zullen geen hout dragen van het veld en zij zullen niet hakken in de wouden, want de wapens zullen zij in vuur doen verteren. En zij zullen buit maken die hen tot buit maakten en zij zullen plunderen die hen plunderden, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
11 En het zal zijn in die dag dat Ik aan daar een plaats zal geven, een begraafplaats in , het ravijn van de overschrijders, ten oosten van de zee. En zij versperren het met de overschrijders en zij begraven daar en heel zijn schare en zij noemen het: het Ravijn van de schare van .
12 En het huis van begraaft hen teneinde het land te reinigen, zeven maanden.
13 En heel het volk van het land zal begraven en het zal voor hen tot naam worden in de dag van Mijn verheerlijkt worden, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
14 En zij zullen mannen apart zetten die voortdurend in het land passeren, de overschrijders begravend die resteerden en op de oppervlakte van het land, om het te reinigen. Aan het einde van de zeven maanden zullen zij onderzoeken.
15 Wanneer die door het land passeren zullen passeren en men ziet een bot van een mens, dan zal men er naast een ruwe steenhoop bouwen, totdat de begravers het begraven in het Ravijn van de schare van .
16 En ook is de naam van de stad . En zij zullen het land reinigen.
17 En jij, zoon van de mens, zo zegt mijn Heer JAHWEH, zeg tot de vogel van elke vleugel en tot elk wild dier van het veld: Wordt bijeengeroepen en komt, verzamelt je van rondom voor Mijn slachtoffer dat Ik voor jullie offer. Een groot slachtoffer op de bergen van . En jullie zullen vlees eten en jullie zullen bloed drinken.
18 Jullie zullen vlees van machtige mannen eten en het bloed van vorsten van de zullen jullie drinken, van rammen, van bokkige lammeren, van bokken en jonge stieren, zij allen zijn mestvee van .
19 En jullie zullen vet eten tot verzadiging en jullie zullen bloed drinken tot dronkenschap van Mijn slachtoffer dat Ik voor jullie slacht.
20 En jullie zullen verzadigd worden aan Mijn tafel, met paard en strijdwagenhengst, de machtige man en elke oorlogsman, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
21 En Ik zal Mijn heerlijkheid geven onder de naties en alle naties zullen Mijn oordeel zien dat Ik doe en Mijn hand die Ik op hen plaats.
22 En het huis van zal weten dat Ik JAHWEH ben, hun Elohim, vanaf die dag en voorbij.
23 En de naties zullen weten dat het huis van om hun verdorvenheid werd gedeporteerd, vanwege dat zij tegen Mij krenkten. En Ik verberg Mijn aangezicht voor hen en Ik gaf hen in de hand van hun benauwers. En zij vielen door het zwaard, allen van hen.
24 Ik deed met hen naar hun onreinheid en naar hun overtredingen en Ik verborg Mijn aangezicht voor hen.
25 Daarom, zo zegt mijn Heer JAHWEH, zal Ik nu de krijgsgevangenschap van doen omkeren en heb Ik mededogen met heel het huis van en zal Ik jaloers zijn voor de Naam van Mijn heiligheid.
26 En zij zullen hun schaamrood dragen en al hun krenkingen waarmee zij tegen Mij krenkten, toen zij in vertrouwen woonden op hun grond. En er is niemand die doet beven,
27 wanneer Ik hen terug breng van de volken en Ik hen bijeen roep uit de landen van hun vijanden en Ik in hen geheiligd wordt voor de ogen van vele naties.
28 En zij zullen weten dat Ik, JAHWEH, hun Elohim ben bij Mijn deporteren van hen naar de naties en Ik hen samenbreng op hun grond. En Ik laat geen van hen daar achter.
29 En Ik zal Mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik Mijn Geest uitgiet op het huis van , zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 40
|
|
© www.schriftwoord.nl U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.
|