Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven
tussen 593 en 565 voor Christus,
tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.

Hoofdstuk 7

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 Het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
2 En jij, zoon van de mens, zo zegt mijn Heer JAHWEH tot de grond van IsraëlIsraël = strijder van God, het einde komt op de vier vleugels van het land. En hij zal uitgaan om de naties in de vier hoeken van de aarde te misleiden*, Gog en Magog, om hen te mobiliseren* voor de strijd. Hun getal is als het zand van de zee [Openb. 20:8]
3 Nu is het einde op jou en Ik zend Mijn boosheid tegen jou en Ik beoordeel jou naar jouw wegen en Ik breng al jouw afschuwelijkheden op jou.
4 En Mijn oog zal met jou geen medelijden hebben en Ik zal het niet ontzien, want jouw wegen zal Ik over jou geven en jouw afschuwelijkheden zullen in jouw midden zijn en jullie weten dat Ik JAHWEH ben.
5 Zo zegt mijn Heer JAHWEH: Kwaad! Één kwaad! Aanschouw!, het komt!
6 En het einde komt! Het einde komt! Het ontwaakt tegen jou! Aanschouw, het komt!
7 De omwenteling komt tegen jou, inwoner van het land. De tijd komt, de dag van verwarring is nabij en er is geen echo in de bergen.
8 Nu zal Ik van nabij Mijn woede op jouw uitgieten en beëindig Ik Mijn boosheid tegen jou. En Ik beoordeel jou naar jouw wegen en Ik breng al jouw afschuwelijkheden op jou.
9 En Mijn oog zal geen medelijden hebben en Ik zal niet ontzien. Naar jouw wegen zal Ik over jou brengen en jouw afschuwelijkheden zullen in jouw midden zijn. En jullie weten dat Ik JAHWEH ben Die slaat.
10 Aanschouw de dag! Aanschouw de komende! De omwenteling gaat uit, de herderstaf bloesemt, de arrogantie bot uit.
11 Het geweld stond op tot een roede van slechtheid. Geen van hen zal overblijven, geen van hun schare en niets van hun overvloed, en er is geen pretentie onder hen.
12 De tijd komt, de dag is bereikt! Het moet niet zo zijn dat de koper zich verheugt en het moet niet zo zijn dat de verkoper betreurt, want de hitte is tegen heel haar schare.
13 Want de verkoper zal niet terugkeren tot de verkoop, terwijl hun leven nog onder de levenden is. Want het visioen is voor heel haar schare, het zal niet terugkeren. En een man zal, in zijn verdorvenheid, niet vasthouden aan zijn leven.
14 Zij blazen in de blaastrompet en zij maken het alles gereed. Maar er is niemand die naar de strijd gaat, want Mijn hitte is tegen heel haar schare.
15 Het zwaard is buitenshuis en de pest en de hongersnood zijn aan de binnenkant. Die in het veld is zal sterven door het zwaard en die in de stad is, hem zal de hongersnood en de pest verslinden.
16 Maar hun ontkomenen zijn ontkomen. En zij komen op de bergen als duiven van de ravijnen. Allen van hen zijn in verwarring gebracht, elk in zijn verdorvenheid.
17 Alle handen zullen verslappen en alle knieën zullen water laten vloeien.
18 En zij omgorden zich met rouwgewaden, huivering bedekt hen. En op alle gezichten is schaamte en op al hun hoofden is kaalheid.
19 Hun zilver zullen zij in de straten gooien en hun goud zal tot onzuiverheid zijn. Hun zilver en hun goud, het zal hen niet kunnen uitredden in de dag van de razernij van JAHWEH. Hun ziel zullen zij niet verzadigen en hun inwendige delen zullen zij niet vullen, want het is het struikelblok van hun verdorvenheid.
20 En de statigheid van hun sieraad plaatsten zij tot trots en zij maakten er beelden van hun afschuwelijkheden van hun gruwelen van. Daarom geef Ik hen over aan hun onzuiverheid.
21 En Ik geef hem in de hand van de vreemden tot plundering en aan de slechten van de aarde als buit. En zij ontheiligen het.
22 En Ik keer Mijn aangezicht om, weg van hen, en zij ontwijden mijn verborgen schatplaats. En inbrekers komen in haar en zij ontwijden haar.
23 Maak de ketting, want het land is vol van oordeel van bloedvergieten en de stad is vol geweld.
24 En Ik zal kwaadaardigen van de naties brengen en zij zullen hun huizen overnemen. En Ik zal de trots van de sterken uitroeien en hun geheiligden zullen ontwijd worden.
25 De aanslag komt! En zij zoeken vrede, maar er is geen.
26 Onheil na onheil komt en bericht komt na bericht. En zij zoeken een visioen van een profeet, maar de wet zal vergaan van de priester en raadgeving van de oudsten.
27 De koning zal treuren en de vorst zal bekleed worden met troosteloosheid en de handen van het volk van het land zullen geagiteerd worden. Naar hun weg zal Ik met hen doen en met hun oordelen zal Ik hen beoordelen. En zij zullen weten dat Ik JAHWEH ben.

Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 8
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.